Den Engelschen SCHOOL-MEESTER. &c.

The English SCHOLE-MASTER. &c.

[...]
[...]

The English SCHOLE-MASTER OR Certaine rules and helpes, whereby the natives of the Netherlandes, may bee, in a short time, taught to read, understand, and speake, the English tongue.

By the helpe whereof, the English also may be better instructed in the knowledge of the Dutch tongue, than by any voca­bulars, or other Dutch and English books, which hitherto they have had, for that purpose.

AMSTERDAM.

Printed in the Year 1646.

Den Engelschen SCHOOL-MEESTER: ofte Eenighe regulen / en behulpselen / waer door d'ingeborene Nederlan­ders / in een corten tydt / geleert kon­nen worden d'Engelse taele / te lesen verstaen / ende spreken.

Waer door d'Enghelschen oock beter geleert mogen worden / inde kennisse van de Neder-duytsche taele / als door eenige Vocabula­ren of andere duitsche en En­gelsche boecken / diese tot noch toe tot dien eynde oyt ge­hadt hebben.

TOT AMSTERDAM, Gedruckt in 't Iaer 1646.

To the true naturall inhabitants, and all lovers of the peace and prosperity of the united provinces of the Ne­therlands, health, wealth, and happines.

Worthy & welbeloved,

COnsidering the mutuall rela­tion which is and hath bin for manie years past, be­tween the English nation on the one side, & the States and people of these Netherlands on the other, both in respect of their Reli­gion, neighborly affection, and the traffique or Commerce which they bave had and doe yet hold with one another, by reason whereof many of the English na­tion are permitted to inhabite in these pares, & many Netherlan­ders in England; which mutuall relation hath bin of late confir­med and made more sure (as we hope) by the marriage of the eldest son of his highnes Frederick Hen­ry by the grace of God Prince of Orange &c with the eldest daugh­ter of our Soveraigne Charles by y e grace of God King of England and seing it is very necessary [Page] and profitable for the up­holding of this union, that either of these nations bee instructed in the others language, that when they come to build togither they may not fall into confusion through not understanding each others speech, whereby offences may come, and their mutuall Concord and union be disturbed; & having observed a great desire in many students in these Coun­tries, to make use of all such helpes as our English tongue doth afford them for to further their studies and imployments, which they cannot doe without under­standing our tongue; & having seen by occasion of myne owne imployments, that there are di­vers wayes and means wherby we that are of the English na­tion & inhabiting these Countries may further and helpe our selves in attayning to the knowledge and speech of the Dutch tongue, with lesse trouble than the Ne­therlanders can the understan­ding and speech of our tongue: I have at length attempted (be­ing moved partly by the desires of many persons of quality to learn our English tongue, who have bin therein much procra­stinated by the want of some Dictionary, Grammar, or (at least) some rudiments to help them; and partly by the ear­nest provocations of some whom I have my selfe instruct­ed therein upon their un­derstanding the method which [Page] I observed in teaching them) to set downe some rules and di­rections, by the diligent ob­servation whereof a Netherlan­der may, in a short time and with little charge, attaine to the true reading and pronun­tiation, and benefit himself much in the understanding and spea­king of the English tongue. The which I tender to you in this ensueing frame and modell, as a token of my thankfulnes for the friendship and priviledges, wh [...]ch I and other of my Countrymen enjoy in these lands. For which we are also bound alwajes by our prayers to seek the good of this Country, and in any thing we can to doe you ser­vice.

I dare not speake any thing, in praise of the work, least it should not prove as it seemeth; but shall leave it to the tryall of those who shall make use of it: whereby if any receave profit or furtherance, I have the reward which I expected for my labour.

But if any more skilfull Ma­sters shall dislike it, I shall leave it to them to amend it; and only make this for myne Apologie, that this is the first attempt which I have made in this kind; neither have I ever seen any grounds to the like purpose, from which I might receave any furtherance or helpe herein; and myne other more [Page] w [...]ight occasions permit me not be so exact herein as otherwise probably I should have bin, & it is a more facil [...] thing to espye fa [...] in a building, than at first to coutrive the saotick.

It is long since I was first urged hereunto, but I have hitherto expected, that some more able would before this have prevented me of this labour by their more fruitfull observations. But seing such is not yet come to light, you have here this meane piece in the meane time to exercise your selves upon which I commend to your diligent and careful use and the blessing of Almighty God, whom I beseech long to continue the union and peace of these united provinces and our King­dome of great Brittaine both in and among themselves and one toward another; and make them workers to hither in the uphol­ding of the Gospell of our Lord Iesus Christ, and destruction of that Abaddon or Apollyon i. e destroyer (I mean the man of sin) to the prais of his owne most glorious name, and comfort of his elect, Amen.

Aen de Trouwe na­turlijcke ingesete­nen, en aen alle Lief­hebbers der vrede en voorspoet der Geu­nierde Nederlantsche Provintien (wensche ick) heyl, voorspoet, en geluck-salicheyt.

Waerde en seer beminde.

ODerleggende d'eenpaeri­ge dependentie die tegen­woordich is / en voor vee­le jaren herwarts gheweest is / tusschen de Engelsche natie ter eenre / en de Staten nevens d'onderdanen deser Nederlan­den ter andere sijden / beyde in 't regard van hare Religie / gebeurlijcke affectie / en traffi­que diese gehadt hebben / en noch tusschen malckanderen onderhouden / waer door veele van d'Engelsche natie toegela­ten worden hier te moghen woonen / en veele Nederlan­ders in Engelandt; welcke eenpaerighe dependentie (ghe­lijck wy verhoopen) onlangs bevesticht en sekerder ghe­maeckt is door 't huwelijck tusschen d'outste Soone van sij­ne Hoogherdt Frederick Hen­drick door Godes genade Prins van Orange &c / met de out­sie Dochter van onsen Sove­rain Charles door Godes ghe­nade Coninc van Engelant En terwijl het hoochnoodich [Page] en profitabel is om dese unie te onderhouden dat yder van dese Natien onderricht werden in haere respectijve taelen / op datse met malckanderen tim­merende niet in verwerringhe komen te vervallen door het niet verstaen van elckanders spraecke / waer door ergernissen mochten komen te ontslaen / en d'eenpaerige eendracht. en unie ghesicort worden; Oock in veele Studenten in dese Con­trehen een groote begheerte gemerckt hebbende / om alle behulp middelen te gebruycken die onse Engelsche Taele haer meede deelen om haere studien en beroepinghen te voorderen / 't welck sy niet konnen doen sonder onse Taele te verstaen; oock door occasie van mijn ey­gen affairen gesien hebbende / datter verscheyden weghen en middelen zijn / waer door wy die van de Engelsche natie zijn en in dese Landen woonachtich / ons selven met minder moyte konnen voorderen en helpen in 't verkrijgen vande k [...]nnisse en spraeke vande Nederlandse taele / als de Nederlanders het verstaen en spreken van onse taele: Heb ick naer lang wachten (daer toe versocht zijnde eensdeels door veele ge­qualificeerde persoonen begee­rich zijnde onse Engelsche taele te leeren die daer seer in ver­achtert sijn door het ghebreck van een Dictionaris / Gram­matica / ofte ten minsten d'eer­ste beginselen om haer te hel­pen; en ten deele door de ern­stighe aenportinghe van som­mighe die ick selfs daer in on­derwesen hebbe / wien de me­thoods die ick ghebruyckte om [Page] haer te leeren aenmerckte) onderwonden eenighe regulen en aenwysinghen te stellen / door het naetstich observeren van de welcke / sal een Neder­lander in een korton tijdt en met we [...]nich kosten / verkrijgen het wel [...]es [...]n en pronunceren / en hem in 't verstaen en spre­ken van d'Engelsche taele veele prof [...]teren. Het welcke ick u. l. op de volgende manie­re en fatsoen voordraeghe / als een te [...]cken mijner danckbaer­he [...]t wegens de vriendtschap en privilegien di [...] ick en andere mijner Lan [...]slieden in dese lan­den besitten. Waervoor wy oock altijdt schuldich zijn door onse gebeden het voorspoet de­ser landen te versoecken / en u. l. in alles naer vermoghen te dienen.

Tot lof van dit werck en derf ick niet segghen / of het anders bevonden mochte wer­den als het schijnt te wesen; maer sal 't die geene la'en oor­delen die 't selve ghebruycken fu [...]len: waer door indien ye­mandt profijt ofte voorde uyt schept / verkrijge ick soo veele loons als ick weghens mijnen arbeyt verwachtende was.

Maer indiender eenige Mee­sters van meerder verstandt waren die 't selvige mishagen / geef i [...] het haer over om te verbeteren; en tot mijn verde­dinge segghen dat dit d'eerste onderwindinghe is die ick in dierghelijcke dinghen ghedaen hebbe; oock en heb ick noyt diergelijcke grondt regulen tot dien eynde gesien / waer uyt ick eenigh voordeel ofte behulp tot dit werck konde scheppen; oock en He [...]en mijn andere [Page] ghewichtighet affaren niet toe / d [...]t ick hier so punc­tueel in kan wesen als ick an­ders onghetwijffelt soude ghe­weest hebben / en 't is veel ghemackelijcker de fauten te vinden die in't timmeragie be­gaen zijn / als het selfde in 't eee [...]en wel ie fabriceren.

'Tis nu een iange tijt gele­den dat ick hier eerst tor ver­socht worde / maer tot nu heb­be ick gewacht op dat een an­der die beter begaeft is my met haere profijtelijcker aen­merckinghen soude voorghe­komen hebben. Maer alsoo sulcx noch niet voor den dach ghekomen is / hebt ghy hier dit ghemeen stuck wercks waerin u. l. sich ondertuschen kan exerceseren. Het welcke ick recommandere tot uwen naerstich en sorghvuldich ghe­bruyck en de segen des Almach­tigen Godts / die ick bidde de eendracht en vreede tusschen dese Geunieerde provintien en onse Coninckrijck van groot Butagnien in en onder malc­kander en tuschen den een en den ander lang te willen con­tinueren; en haer mede werc­kers maecken in't beschermen des Evangelie onses Heeren Iesu Christi / ende verwoe­stinghe van dien Abaddon of Apollyon i. e den verwoesier (ick meyne de mensche der son­de) tot prijs sijner heerlicker naeme / en troost sijner uyt­verkorene. Amen.

Regelen tot onderwijsinghe Van de ENGELSCHE TAELE. by een gestelt tot dienste der ghener, die lust ende begheerte tot de kennisse der selve hebben.

Den Inhout van't Werck.

MYn voornemen en is riet / om een volko [...]n Grammatica van de Engelsche tale te ma­ken / ende daerom heb ick vele observatien (die ick aenghemerckt hebbe) me [...] oorda [...]i overghesla [...]hen: maer alleenlijck den lee [...] gierighen soo vele noodwendighe reghe [...] voor te stellen / als moghen ghenoeth [...] haer tot het rechte spreken en ver [...] van de selve taele te leyden. A'le 't welcke ick hier siellen sa onder dese twee Gramaticale hooft-slucken / Etymologie enve Syntaxis.

Waer van den eersten dient (nae den erghendom ofte bedny­dinghe van dien woort) om recht te spreken. Onder de welcke ick alsulcke observatien begrijpen fall als diensich sijn tot ker­nisse der namen / ghe uyt / en pronunciatie vande 'esteren / [...]o­calen / Diphthongen / Syllaben / en vocabulen; mitsgaders de ghedeelten der sprake met de aenkleven van dien / foo verre als ick in dese sake van nooden hebbe / ende niet meer.

Den laetsten dient tot verstant ende Constructie ofte 'tsa­men-ordeninge van 't gene gelesen is ofte ghehoort geschreven oft ghesproken doer een ander / ende oock tot een oprecht t'sa­men voeginghe der woorden in eens eyghen sprake of geschrifte aen een ander.

Vande Etymologie. Het eerste Capittel. Vande Letteren en haere verdeelinghe.

VOor eerst hebben wy aen te mercken de namen der Lette­ren / en hier in accordeert de Engelsche tale met de La­tijnsche [Page 2] ende Duytsche / behalven in g, h, i.

De letteren sijn a, b, c, d, e, f, g, h, i, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, w, x, y, z.

Dese Letteren sijn verdeelt in twee soorten / vocalen / ende consonanten / ghelijck in alle andere talen.

Onse vocalen sijn defe a, e, i, o, u. van welcke vijve / twee werden dickwils in Consonanten verandert / namentlijck / i, ende u, ende dan ghemeenlijck andersints gheschreven sijn als I ofte i ende V ofte v. Ende daerom voeghen sommighe in 't schrijven van onse Letteren dese by 't Alphabet voor de letter van dien name 't welcke altijdt een vocael is / als j, i, v, u; &c. Dese vocalen i ende u werden veel tijts in Consonanten veran­dert wanneer een ander vocael na volget als in.

  • Iames
  • interjection
  • rejoyce
  • Iuniper
  • salvation
  • verelie
  • Service
  • vocation
  • advantage.

Alle de Letteren uytghenomen de vocalen / sijn Consonan­len / beha [...]ven y die de kracht van beyde heeft.

Wat aengaet 't gheluyt van onse vocalen a, e, i, o, u, al hoe wel ick daer fatsoens halve wat van spreken konde: Noch­tans terwijl ick weet dat sy soo veel vant gheluydt der Duytsche vocalen niet en verscheelen dattet waerdich is het ge moet der 'eer'ingen daer mede te bekommeren; sal ick hier sulcr overslaen / niet twijfelende of ick sal hier na gelegentheyt hebben sulcke regulen te stellen die alle schijnende onder cheyt sullen wechnemen.

Oock komt de kracht en gheluydt van alle onse Consonanten in't Engels / met de Duytsche ende Latijnsche over een / oste verscheelen heel we [...]nich behalven dese navolghende.

aTen eersten is onse d soo krachtich niet; want de Duytsche 't selvighe dickwils prononceren als of het dt was: Maer wy alleenlijck en flechtelijck d.

g & hTen tweeden g ende h vallen oock swaer in onse tale door breemdelinghen gheprononcieert te worden / principaelijck in fommighe woorden: daerom is het hoochnoodich alsmen begint te leeren een School-meester ofte vrient te hulp te hebben / om haere tonghe op het rechte gheluydt van dese letteren te brenghen.

iTen derden al staet onse i als Consonant ofte vocael werdt het volkomender uytgesproken dan de Duytsche ofte Latijnsche tale vereyscht: 'T welck den scholier met weynighe hulp in 't leeren van dese navolgende Syllaben ende Exempelen / beter sal verkrijghen; dan met alle de regulen die tot dien eynde sou­de uytghevonden werden.

yTen vierden heeft y in onse Engelsche tale altijdt het geluyt van ij in Duytsch / ende somtijts bekleedt die de plaetse van [Page 3] een vocael / a [...]s in thy, my, may, way; ende somtijts van een Consonant / ghelijck: als in yeild, yoke, yarne, yesterday, yeare.

Hier is oock aen te mercken / dat in Enghels veel van onse letteren voor Cijfer ghetal (ghelijck in andere talen) gebruyckt werden / als MDCXLVI &c. veel oock van onse letteren staen somtijts voor heele woorden / waer van de leerling betijts kennisse moet hebben / gelijck als y e voor the y t voor that, y u voor thou. Ende wy hebben een ghebruyckelijcke abbreviatie in onse tale / ghelijck als in 't Latijn / namentlijck & voor and &c voor and so forth, ofte and so forward. i. e voor that is to say, viz voor to wit oft namely. q. d. voor as if he should say, ofte as if he would have said, ende veel dierghelijcken / als.

  • Ma tie voor Majestie
  • Ho ble voor Honourable
  • H d voor Honoured
  • Lo p voor Lordship
  • R d voor Reverend
  • S r voor Sir
  • wor pll voor Worshipfull
  • K t voor Knight
  • Esq r. voor Esquire
  • yo r voor your
  • o r voor our
  • m t voor ment
  • w t ofte w th voor with
  • w c ofte w ch voor which

Capit. II. Van diphthonghen.

NAdien wy ghesproken hebben van 't gheluyt der vocalen en consonanten / soo komen wy tot de Syllaben / 't welck is 't gelu [...]t van een ofte meer letteren. Een Syllabe van een letter is een enckel vocael / die een gheluydt by sich self heeft. Een Syllabe van verscheydene Letteren / is ofte een diphthongus / oft een Consonant Syllabe.

In de Engelsche tale en weten w [...] niet van de diphthonghen ae ende oe, ten sy in woorden die van de Latijnsche tale gespro­ten sijn / ofte in eygentlijcke namen die haer eyghen letteren moeten behouden / als Caesar, Aeneas, oeconomie, &c. Doch wy hebben in onse tale menichmaal twee vocalen by malkande­nen die de plaetse ende geluyt van diphthongen bekleeden / ende moghen also genaemt worden. De vertooninghe ende kracht van de welcke den leerlingen in dese na volghende exempelen ende regulen voor ges [...]elt worden viz.

  • aa als in Baal, Isaac.
  • ai als in b [...]aine, mountaine, faire, despaire.
  • au als sauce, laud, applaud.
  • aw als sawe, straw, law.
  • ei als seize, receive, weight.
  • ey als pr y, valley.
  • e [...] als I [...]uce, rheume, Eustace
  • [...]w als Iew, few, new, brew.
  • ou als ounce, mountaine, trouble, bloud, gourd.
  • ow als sow, Cow.
  • oi als cho [...]ce, oi [...]e, void.
  • ay als joyne, destroy, annoy, imploy, boy, joy.

Alle welcke diphthonghen meesten-deel haer geluydt gheven [...]helijck de s [...]ve diphthongen in de Du [...]tsche tale: doch daer sijn eenighe andere waer op wy acht moeten nemen als na­menlick.

[...]id welcke meer gheluydt gheeft op de u dan op de i als in dese woorden te fien is / fruit, suite: ende somtijdts meer op de i als op de u als in buy, build, Conduit.

ie werdt cock in Enghels essen alleens ghepronunceert als in Darts / se weten field, vield, shield, friend: ten zy dat de [...]sie van dese twee vocaelen de Syllabe doet verdeelen / als [...]n Ezeki-el, Dani-el, Gabri-el &c, cock ten w [...]ere dese iede [Page 5] leste letteren van een woord sijn / alwaer het gheen diph­thongus is maer presenteert alleenlijck een vocael ghepro­longeert / als ick u. l. op sijne bequamer plaetse sal te verstaen gheven.

ea wiens pronuntiatie ghemeenlijck over een komt met ee in Duyts als in.

  • leave
  • increase
  • beasts
  • weare
  • conceave
  • creature
  • beare
  • beneath
  • feare
  • ready
  • weapon
  • speake &c.
  • heaven
  • breasts

Ten sy de leste deser twee vocalen de Syllabe doet dividee [...] ren als in.

  • Cre-ation.
  • Chalde-ans.
  • Cre-at.
  • Idume-a.
  • Cre-atour.

Maer somtijts heeft ea 't gheluydt van ie in Duyts als in yeare, heare, appeare; ende somwijlen alleenlijck van a als in heart; doch (mijns bedunckens) waer het beter dat de e daer inne souden gheluydt worden.

oo wiens pronuntiatie over een komt met oe in duyts / als in foole, stoole, poole, moone, good, food.

ee Dit komt oock met de durtsche pronuntiatie van ie over een als in dese woorden blijckt / wheele, feel, thee, see, mee, beer, steeple, feed, bleed.

eo heeft 't gheluydt van ie in Duyts / als in people, behalven in eenighe woorden alwaer sy het distinct gheluydt van e ende o hebben doch soo volkomelijck niet als wanneer sy apart staen / als in. Ieopardie, geometrie, George, ende anneer de lefte van de twee de Sillabe divideert als in More-over.

oa wiens gheluydt oock met oo in duyts over-een komt / als in cloath, cloathed, boate, goale, broad, ten zy wanneer die laetste van dese twee vocalen de Syllave af-deelt als in Mo-ab, Io-ab,

Maer onder alle onse diphthonghen sijnder gheen onsekerder om daer regulen van voor te stellen als onse oe die somtijts ghepronuntiert werdt ghelijck oe in duyts als in Shoe, doe, shoes &c, Maer meermaels ghelijck oo in duyts als in.

  • toe lees [...] too
  • goe lees [...] goo
  • foe leest foo
  • moe leest moo

[...]a wanneer die ghebruyckt werden als een diphthongus / ge­ben alsdan haer gheluydt ghelijck aa als in guard gaard: Maar wanneer u achter g ofte q tot beter klang van dese letteren komt dan luydt het andersints / even ghelijck de Duytschen gemeenlijck dese woorden prononti [...]ren Gualter, quarrell.

Dit selke mach van ue gheserdt werden / die de kracht van u berliest in guest gest: Maer in quest, guerdor, &c. vereyscht het de kracht van u.

Niet veel onghelijcker is uo als in quoth: doch dese diphthon­gus werdt weynich in de Engelsche tale ghebruyckt.

Capit. III. Van Consonant-Syllaben, ende veel noo­dige observatien aengaende het lesen ende 't geluyt der woorden.

EEn Consonant-Syllabe / is het gh [...]ne welcke neffens een vocale ofte diphthongus / een o [...]te meer Consonanten in sich heeft / waer van woorden gemaeckt werden; en daer van su'len wy nu spreken / met 't onderscheyt der pronuntiatie van dieu / soo verre als onse tale eenigh verschil niet de Neder­lansche heeft. By occasie van dieu sal ick oock alle sulcke obser­vatien inbeeren als tot dese sake neodigh fijn / so in 't lesen als gheluydt der woorden in onse tale: waermede ick het eerste deel van Enghelsche Etymologie eyndighen sal: waer door het recht lesen ende gheluyt der woorden gheleert wordt.

Maer hier in en kan ick niet versekeren / dat ick bequame regulen voor fal stellen tot onderwijsinghe in elcke fluck die in onse taele voor soude moghen vallen / om dat het swaer valt exempelen in andere talen te vinden waer mede men het rechte geluyt van veele Syllaben in de Engelsche tale voorstellen kan: Even wel hope ick daer soo verre in te gaen / datter weynigh dinghen in onse tale ghevonden sullen worden verscheelende van de duytsche maer den leerling sulcke goede onderwijsinghe daerinne hebben sal waer door hy mei heel weynighe moeyte tot goede perfectie sal konnen geraken.

Ende daerom denckt my goed ten eersten alsulcke exempelen [Page 7] voor te stellen waerin de pronuntiatie van onse tale eenighsins swaer is: welcke voor eerst wel gheleert sijnde / sal den leer­ling bevinden / dat hy een goeden voortgangh inde pronuntiatie en 't gelu [...]t der woorden ghedaen heeft / ende andere dingen sullen daer door te eerder begrepen ofte verstaen worden.

  • Ad, ed, id, od, ud.
  • Ag, eg, ig, og, ug.
  • As, es, is, os, us.
  • Ba, be, bi, bo, bu.
  • Ca,
    No­ta dat ce en ci ghe­luyt moe­ten wor­den als se si.
    ce, ci, co, cu.
  • Fa, fe, fi, fo, fu.
  • Ga, ge, gi, go, gu.
  • Ia, je, ji, jo, ju.
  • Qua, que, qui, quo.
  • Sa, se, si, so, su.
  • Bab, beg, big, bog, bug.
  • Dad, ded, did, dod, dud.
  • Dag, deg, dig, dog, dug.
  • Gag, geg, gig, gog, gug.
  • Hag, heg, hig, hog, hug.
  • Iag, jeg, jig, jog, jug.
  • Cha, che, chi, cho, chu.
  • Pha, phe, phi, pho, phu.
  • Sha, she, shi, sho, shu.
  • Tha, the, thi, tho, thu.
  • Wha, whe, whi, who;
  • Ath, eth, ith, oth, uth.
  • Atch, etch, itch, otch, utch.
  • Ach, ech, ich, och, uch.
  • Glad, bled, flid, chod, chud.
  • B [...]ad, legge, pigge, log, mug.

Exempelen voor de pronunceeringhe van ch in 't voorste-deel van een Syliabe. chap, chapple, chamber, Charles, chest, ch. cher­rie, chiefe, chose, churle, children, chide.

ch in't eynde van een Syllabe / als which, watch, such, much, fetch, filch, witch, preach, match, stretch, pitch, botch, butcher.

Die voor vremdelingen beyde moeyelijck vallen vermits het swaer valt eenighe exempelen in andere talen te vinden tot onderrechtinghe van de rechte pronuntiatie; doch sommighe segghen dat het gheluyt geeft na de Spaensche: daerom sal het den leerling profijtelijck zijn eenighe hulpe hier in te ghebruyc­ken / want sonder goede pronunciatie v [...] dien kan hy swaer­lijck van een Engels-man verstaen werden.

Maer ch in 't eynde oft in 't begin van een Syllabe in He­breeusche ende Griecksche woorden ende eyghen of propere na­men / werden na de Duytsche maniere gepronuncieert / als in Melech, Melchisadech, Alchymie, Catechisme.

c Door e ofte i heeft het gheluyt gelijck s, c doch seer fijn en scherp / als in faced, center, circle: Maer voor a, o, en u heeft altijdt het gheluyt van k, als in came kame / come kome / cun­ning kuuning.

Maer c in 't eynde van een woord met e daer aen volghende heeft het gheluyt van s als te voren gheseyt is / doch met een fijnder / dunner / en een maniere van sluytende geluyt / als in place, lice, race, grace, trace, malice, truce, mice, surplace, price, sluce, whence, thence, vice, justice.

de in 't eynde van een woord / een ander d daer voor gaende / is een overvloedigh ghebruyck van schrijven / 't welcke ons dickwils ontmoet inde Engelsche tale; d de. waer door den leerling [Page 8] (hem in ander talen onbekent zijnde) in 't lesen ofte pronuncite­ren deser tale seer verabuseert kan worden / indien hy van te boren gheen generale reghelen tot sijnder onderwijsinghe ont­fangen heeft: Daerom moet den leerling hier aen mercken / dat dde in't eynde van een woordt 't se van een ofte meer Syl­laben / niet meer kracht en heeft als een enckele d of d alleen / ende mach in't lesen gheen ander gheluydt hebben / als in de volgende exempelen ghesien kan worden.

  • adde leest ad
  • gladde leest glad
  • fedde leest fed

  • bedde leest bed
  • padde leest pad
  • madde leest mad

dgExempelen voor de pronunciatie van dg.

  • edge
  • judgement
  • Sedge
  • Silvedge
  • knowledge
  • Hedge-hog

e e in 't eynde van een Syllabe / een enkel Consonant vol­gende / indien daer een ander vocael in de selve Syllabe voor is / 't sy in't eynde of int midden van een woordt / werdt met sijn eyghen krachtigh gheluydt niet / gheprononceert / maer dient alleenlijck somtijdts tot de verlenginghe der Syllabe / als in dese exempelen blijckt beside, before, life, wife, wise, attire, haire, safety, abode, whereof. d'welcke ghelesen moet wor­den als of sy aldus in duytsch gheschreven waren / namentlijck besijd / befoor / lijf / wijf / wijs / attijr / hayr / saafty / abood / wheerof.

Ende somtijdt streckt het weynigh ofte niet tot prolonga [...]ie / tot kennisse van w [...]ken onderscheydt den leerling door prack­tijcke ofte oeffeninghe haest sal konnen gheraken.

  • sawe leest Saw
  • Iewe leest Iew
  • dombe leest domb
  • performe leest perform

  • owne leest own
  • serve leest serv
  • meane leest mean
  • moone leest moon

Behalven in eenige eygen of propere namen / ofte woorden die haren oorspronck van andere talen hebben; alwaer [...] in 't eynde van een woordt sijnen gheluydt vereyscht / als in Penelope, Epitome &c

ffe ffe in't eynde van een woord / heeft ghemeenlijck niet meer kracht noch geluyt als van een enckele f, daeromme isset oock een onnodigh ghebruyck in onse tale / als van dde te voren gheseyt is ghelijck als voor.

  • Scoffe leest Scof
  • chaffe leest chaf
  • staffe leest staf

  • graffe leest graf
  • muffe leest muf
  • stuffe leest stuf.

Onse g wert somtijdts ghepronuncieert als g in Duytsch / oft g in 't Griecksch / als in glad, God, governe, Gog, g Magog Galilee, gather.

Somtijts heeft het meer het gheluyt van j Consonant / ofte nae de maniere van de Fransche tale: als in.

  • genesis
  • George
  • age
  • marriage
  • generation
  • geographie
  • sage
  • bondage
  • ingage
  • equipage
  • mortgage
  • lineage
  • heritage
  • strange
  • chaunge
  • Savage
  • prodigeous
  • pigeon
  • besiege

Aengaende 't gheluydt van welcke letter g, u. l. dese naevol­ghende regulen tot u. beter onderwijsinge in acht sult nemen / namentlijck. g voor a, o, oo, u, heeft altijdt sijn proper of eyghen gheluyt als in Gad, Gamaliel, God, gum, good &c: Maer voor e, i, ofte y, verandert het menichmael in j Conso­nant / als in gentle, jentle / ginger jinjer / generation jeneration.

De destinctie waer van en kan met kennisse en sekerheydt niet gestelt werden / al hoewel den leerling eenige conceptien vertoont moghen werden op het observatie in 't lesen als na­mentlijck ge voor m, of n, of de diphthongus eo, geeft altijdt 't gheluyt van j Consonant als in gem, gentry, George, leest jem / jentry / jeorge. &c.

ge voor d, l, r, s heeft een variabel gheluydt / als in hanged hanged / estranged estranjed / gelly, jelly / geld geld / singer singer / danger danjer / rangest ranjest / singest singest / &c.

Maer ge voor t ofte w is altijt eygenstijck / als in get, gew, gether, &c.

gg by malkander staende met e daer achter / heeft dickwils (jae meestendeel) in't lesen niet meer gheluyt en kracht als een enckele g, gge ende schijnt een overvloedigh ghebruyck in onse tale te sijn gelijck te voren van dde aengemerckt is / als in dese exem­pelen vertoont wert.

  • egge leest eg
  • legge leest leg
  • pigge leest pig

  • dogge leest dog
  • hogge leest hog
  • dugge leest dug

Voorder is het aen te mercken / dat wanneer g de vocael i volght ende n ofte h in't selve woord den g volght / dan heeft de g sijn eyghentlijcke ende natuerlijck gheluydt so niet. gn gh

Maer dient alleenlijck tot volkomender en strotklinghender geluyt van de Syllabe als in Signe, raigne, sighe, right, bright, mighty; welcke na de Duytsche tale ghelesen moghen werden sijn / rayn / fijh / rijt / brijt / mijty. uytgheseyt wanneer in een woord van veele Syllaben / de letter n de g volght ende een i vocael achter de n komt / welcke de n van de g voert / a's in Signification, benignity &c. uytghenomen, eenighe weynighe woorden / die het gheluydt van g ende voeren als ghelijck competitoren / als benigne, oppugne, condigne, en dier­ghelijck / welcke met grooter arbe [...]dt en morte, ghepronun­ceert werden om dattet woorden sijn van niet meer dan twee: syllaben. h.

Alhoewel dath in onfen alphabet / een ander name heeft / even­wel heeft het 't felve gheluyt in onse tale als inde Duytsche wanneer die als een enckel Consonant staet: Maer wanneer die met ofte by andere Cons [...]nanten ghevoeght is / dan valt het de breemdelingen moeyelijcker te pronuncieeren / als hier boven geobserveert kan werden in de pronunciatie van ch ende hier nae in andere faken bevonden sal worden.

j. Con­son:Exempelen voor de pronunciatie van j Consonant / Iacob, Iames, Iesus, Ieremiah, Iohn, Ioshua, Iustice, Ierusalem, jac­ket, jade, jag, jakes, jam, janisary, Iaques, jar, joy, jussle.

Alwaer aenghemerckt moet werden / dat de ghene die onse g pronunciecren kan wanneer de selve van sijn eygen propere ghelurt degenereert / die kan dan onse j Consonant oock pro­nuncieeren: want die twee zijn by ons van een geluyt.

Ende tegenwoordigh kan ick het nerghens naerder by ghe­lijcken als by gi [...] in de Fransche tale / hoewel het noch niet volkomelijck over een komt met het gheluydt van onse j Con­sonant.

ke ke achter c wert selden in Engels gepronuntieert / en schijnt een overvloedighe maniere van schrijven te zijn / om het woort volkomender gheluydt te gheven / en tot vercortinghe van den vocael die voor gaet. Daerom wanneer dese twee conso­nanten t' samen in een Syllabe staen / dan zijn die niet meer in gheluyt dan de enckele k of c als in crack crac / brecke brek, rocke roc / mocke mok / mucke muk.

IeVoorders moet het oock aenghemerckt werden / dat le in het eynde van een woort / en somtijls in 't midden / niet gepro­nunticert wert als in andere talen indien een ander Consonant voor de l gaet: Maer moet dan liever gelijck el gepronuncieert werden / als little, stable, people, visible, bridle, wimble, eagle, troublesome, nimble, Apostle, noble, tabernacle, able, recepticle, circle, &c.

Evenwel en heeft el so volkomen geluyt niet als in het woort bell / maer 't gheluyt van e werdt (by maniere van spreken) in gheswolghen / gelijck of het moghelijck waere Bl, cl, dl, fl, gl, pl &c. sonder e te prononceeren.

Alwaer u.l.b menighmael achter m in verscheydene Engelsche woorden gheschreven vint a [...]s Combe, do [...]be, wombe, ms tombe en diergelijcke / daer moet u. l. [...]enmercken dat b sijn volkomen geluyt niet en heeft oock isset woort in 't gelu [...]t so niet als het gheschreven staet / maer of gh [...] in D [...]ts wil [...]e seggen Coom / dom / woom / toem &c. Maer indien b de S [...]llabe di [...]ideert / dan heeftet sijn ghebruyckelijck ende eyghen gheluyt al fonde m voorgaen; als nom-ber, com-ber, com [...]nation &c.

Oock wanneer mn t' samen in een Syllabe fijn / 'twe [...]ck selden in onse taele ghebeurt / dan wert de n nie [...] [...]tgesproken als in hymn [...] leest hym. mn

Van [...]n in't eynde van een Syl [...]abe met de [...] achter aen daer van mach gese [...]t werden als boven van dde gese [...]t is / nament­lijck dattet een overvloedige maniere van schryven is / en heeft maer 't gelu [...]t van een enckele n als voor henne, penua, Anne, nne leest hen / pen / An.

Van ghelijcken ne achter m in't eynde van een Syllabe / heeft in pronuntialie gheen gheluyt / als in solemne leest solem, mne

Ph 't s [...] in 't begin ofte eynde van een Syllabe heeft het ghe­luyt van f in Duytsch / als Pharaoh leeft Faraoh / Phal [...]iel Faltiel / Phineas Fineas / Epitaph [...] / Philip Filip / phleagme Fleam / phlegmatique, ph fleg [...] [...] fanta­sie / philosophy filosofy / blasphemy blasfemy / [...] feasant / Elephant elefant / Orphan orfan / prophet profet / triumph triumf &c.

Som [...]ijts hebben wy in woorden van de plurael nomber pp met e, ppe [...] daer achter in 't eynde van een Syllabe 't welck niet anders uytgesproken wert als ps, dan foo ick meene een cor­ruptie in onse schrijven is / als / trappes, whippes, shippes: leest traps / whips / ships.

Voorder staet het aen te mercken dat in de Engelse taele wanneer re na een ander r volght / het gheluyt van r [...] niet en heeft: rre Maer schijnt een overvloedich gevruyck in onse taele te zijn 't welck wel na gela [...]en mochte werden / als starre, starres, jarre, warre, carre, deferre, firre, aboo [...]re, curre. d'welcke alsoo wel gheschreven mochten worden ghelijckse ghepronun­cieert worden / star / stars / jar / war / car / defer / fir / ab­hor / cur.

Exempelen voor de pronuntiatie van i in 't begin van een Syllabe: Safety, safe, selle, sist, solt, supper, sommer, some, same &c.

Van de s in 't eynde van een Syllabe als / this, kisse, thus, neverthelesse, transgresse.

Ende het heeft sijn geluyt wat fijnder en dunner dan de Ne­derlanders haere s in het woort sijner pronuncieeren / en by na ghelijck sy de s in Sacrament uytspreken.

Doch somtijts heeft het de kracht en het gheluydt van z als in dese woorden / was, is, his, praise, glase, grase, grease, [Page 12] please, ease, pease, those, nose, whose, guise, wise, cheese, squeess, s [...]eese, freese, chuse, loose, use, excuse: en veele an­dere / 't welck den leerling metter tijt ervaren sal.

sseAenmerckt hier oock dat sse in 't eynde van een Syl [...]abe oock dickwils een overvloedighe maniere van schrijven in onse tale is ghelijck ick te vooren van dde hebbe gheseydt; en heeft niet meer gheluyt als een enckele s ghelijck men door dese exempe­len sien kan / Crosse cros / righteousnesse righteousnes / distresse distres / wildernesse wildernes.

shExempelen voor de pronuntiasie van sh in 't begin van een Syllabe, shall, shell, sheaf, shift, shirt, shop, shovel, shun shuffle.

Van sh in 't eynde van een Syllabe. Marsh, harsh, fish dish, flesh, lash, dash, gash, nash.

esMerckt dat enckel s alser een e voorgaet in 't eynde van een woordt dat den name van eenigh dingh is / gemeenlijck het teec­ken van't plurael nomber (of getal van veele) is als.

sing: plur:
part partes
art artes
widow widowes
[...] handes
[...] townes
dream dreames

Ende somtijts veroorsaeckt het niet dat woordt tot meerder Syllaben in't plurael als het in't getal van een was / als inde voorgaende exempelen: Maer somtijts maeckt het wederom een ander Syllabe als in dese.

sing: plur:
forge forges
place pla-ces
resemblance resemblan-ces
Countenance Countenan-ces
chance chaun-ces
purse, pur-ses

Ende veele andere / die door oeffeninghe en observatie wel gevonden fullen werden.

thDe pronuntiatie van th in een Syllabe is een van de swaersie dingen (voor een van een ander natie) die in onse Engelsche taele te vinden is; en daerom heeft den leerling daerinne de grootste hulp van doen / om 't rechte gheluydt te bekomen / waer toe hem dese navolgende exempelen dienen sullen. vir the, thing, thither, there, them, though, thorow, through, fithence, death, hath, faith, saith, without, with, within, froth, broth, cloath, both, seeth, afforeth, north, south, both, moneth. &c.

ti voor een vocael in 't midden of corpus van een woort moet ti gepronuntieert werden ghelijck si, als.

  • pronuntiation leest pronunsiasion
  • Congregation leest Congregasion
  • alteration &c, leest alterasion

&c.

v Consonant heeft in onse tae [...]e gemeenschap met f, v maer heeft altijt een groover en gemaeckelijcker gheluyt als f waer van de pronuntiatie seer wel by de duytsche v vergeleken mach werden inde navolgende woorden / vader / voeren / vier / looven / &c. kan mede door d'oeffeninge van dese en diergelijcken exempelen gheleert werden vir. live, give, lives, have, gave, twelve, move, grove, above, brave, grave, wives &c.

Alwaer aen te mercken staet / dat wanneer een nomen substan­tivum met se in't getal van een eyndight / so maeckt het dickwils 't ghetal van veele door de verandering van f in v als sing. wife, life, theefe, knife plur: wives, lives theeves, knives &c.

Aenmerckt als ue achter g in't eynde van een woort staet / een ander Sillabe altijt niet en veroorsaeckt / maer dient alleenlijck om het geluyt te bekrachtigen; als [...]o [...]gue, tongues, plague, gue rogue Hague, Prague; die geluyt geve als of se / tung / tungs / plaag / roog / Haag / Praag / &c. geschreven waeren.

Maer u achter g in't begin of corpus van een woort dient tot verhardinghe des gelu [...]ts / als guile guilt &c. gu ende somtijts isset gelijck een halve consonant met g gelijck het oock somtijts ach­ter q staet als guerdon, language, quarter, quaternion. &c.

Oock so sult ghy somtijts vinden que in 't eynde van woorden achter den vocael j, que alwaer het gheluydt moet hebben als ck als Catholique, rhetorique, publique, Cinque &c. leest Catholick / rhetorick / publick / Cinck &c.

Somtijts mach de ue in Enghelsche woorden oock gherekent werden voor een diphthongus / om dattet het gheluyt heeft van de diphthongus eu of ew: ue 't welck so menighmael geschiedt als de ue de vocaels plaetse bekleedt als due, true, ensue, pursue, leest dew / trew / ensew / pur ew &c.

wh in 't begin van een Syllabe valt vreemdelinghen oock heel swaer als what, where, whit, whome, which, when, whence, whither, wherefore &c. die door gheene exempelen die ick tot noch toe in de duytsche taele bevonden hebbe konnen uytgeleyt worden.

Merckt / dat ie in't eynde van een woort in d'Engelsche tale dickwils so veele is als y ende moet als ij in Nederduytsch ghe­pronuntieert werden / exempel onlie, verelie, trulie, angrie, heartie, ie froathie; leest only verely / truly / angry / hearty / froathy &c.

Ick bekenne datter veele andere regulen behoorden voorge­stelt te werden / indien het mijn oogen-merck ware de Enghel­schen in haere eyghen taele te onderwijfen: Maer in dese sake houde ick het ghenoegh sulcke dinghen te noteeren die een Nederlander (ofte andere vreemdelingen die de Nederlantsche [Page 14] taele gheseert hebben) mogen behulpsaem zijn / in't gene waer­in onse Enghelsche taele verschillende is vande naturelijcke spraeke der [...]hener die ick hier door aenghenomen hebbe te onderrichten. Tot welcken e [...]nde de voorghemelde observa­tien aengaerde d [...] [...]etteren / vocaelen / diph / honghen / en S [...]llaben met haere respectijve pronuntiatie / en gheluydt der woorden (verhoope ick) ghenoegh sullen zijn. Ende in't voorby gaen laet den leser hier (eens voor al) aenmercken / dat indien hy iets vint waer van hier boven gheen reghel ghesteldt is dat mach hy na den wijse sijner eyghen naturelijcke (of Nederlant­sche) taele vrijelijck pronuntieren / tot dat hy van my ofte je­mand anders een grond-regel ter contrarie hooren sal.

Wat de puncten / distinctien / en andere directien om recht te schrijven aengaet ('t welcke Orthog [...]ayme is) heb ick gheensins willen aenroeren noch daer van spreken / als in dese saecke onnoodigh zijnde / vermi [...]s wy daer in gheen andere regu­len en hebben / als wat de Latijnsche / Nederlandt­sche / en andere taelen mede brenghen; ende het voor­stellen van dien soude defe volumen al te groot maecken om voor een gheringhe penningh te koopen / en de reghelen veel te veele om in een korten tijdt gheleert te werden.

Ende dit voorgheseyde sal dienen voor 't eerste deel van de Etymologie / 't welcke wel gheleert en in 't werck ghesteldt sijnde na de meeninghe des Autheurs / ('t welck in een korten tijdt moghelijck is te doen) en twijffele ick niet / of eenigh ver­standich leerlinck alwaer hy van de Enghelsche taele noch soo bremdt / evenwel sal hy machtich zijn alles wat hem daerin soude moghen voorkomen durdelijck en promptelijck te 'esen en pronuncieeren / en daer door te meer kenniffe hebben om de dictionarissen te ghebruycken tot significatie van woorden / en sal met veele meerder snelheyt in 't leeren verstaen en spreken van de Engelsche taele voortgaen.

Het tweede deel van de Enghelsche Etymologie.

HEbbende in't voorgaende deel van mijnen Enghelschen School-meester / den leerling so verre gebracht dat hy (in­dien hy hem aen die voorschreven observatien houdt) mach­tigh sal sijn de Enghelsche tale promptelijck te lesen en pro­nunceeren; soo sal 't nu raedsaem zijn / sulcke regelen en insti­tutien voor te stellen / die behulpsaem moghen zijn tot het ver­staen ende spreeken der se [...]ver / op dat de voorgaende regelen dienstich moghen zijn om t' gheene dat een ander spreeckt of schrijft te moghen verstaen; as oock syn engen sin en meeninghe uyt te konnen spreken. Tot welcken e [...]nde ick mijnen begonnen methoods verbolghen sal / namentlijck / om van de deelen der sprake en d'aenkleven van dien te handelen / soo verre als in dese sake noodigh sal zijn; ende daer nae van de Sijntaxis of Constructie spreken.

Cap. I. Van den nomen Substantivum en adjectivum.

IN onse Enghelsche tale hebben wy acht deelen der spraeke ghelijck inde Latijnsche / w [...]er van d'eerste ghenaemt wort nomen ofte een naem / om dat he [...] in sich begrijpt de namen van alle dinghen die ghesien / ghevoelt / gheijoort / ofte ver­staen moghen werden: als a man, een man; sicknes, sieckte; the voyce, de stemme; good, goet; great, groot; Edward, Edwardus; Iohn, Ian &c.

In naemen isset hier noodsakelijck van twee soorten te spre­ken Substantivum en adjectivum.

De substansivum / is sulcken name die by sich selven (of alleen) bestaen kan / en vere [...]scht met gheen ander woordt vereenight te werden om sijnen significatie te toonen: als / an house, een Hurs; the dyall, de wijser; the king, den Koning &c.

Daer zijn drie, dinghen den nomen Substantivum aengaende / die heel noodich zijn om weten / om onse Enge'sche taele recht te konnen verstaen en spreken / als namentlijck / partijcklen / ghe­tallen / en casus.

W [...] ghebruycken in onse tale twee parlijcklen / namentlijck a ofte an, waervoor de Duytschen een ghebruycken; als a man, een man: an house, een Huys: ende the waervoor de Duyt­schen [Page 16] her en de gebruycken als the horse, het paerdt; the house het hurs; the King, de Koning. Ende de ghene die 't gebruyck van een ende het ofte de vers [...]aen als partijcklen by de namen in't duytsch gevoegt / konnen oock 't gebruyck van a of an, ende the in onse Engelsche tale wel verstaen. Alleenlijck dat wy eeni­ge dis [...]inctie of onderscheyt in't ghebruyck van a ofte an, maken / 't welck a dus is wanneer de nomen (ofte name) voor welcke de partijckel ghestelt is met een Complete consonant begint / soo gebruycken wy de partijckel a, als a man, a dog. Maer indien het begint met een letter dat eyghentlijck een vocael is / ofte maer een aspiratende consonant / dan ghebruycken wy de par­tijckel an, als / an oxe, an apple, an house.

2 Gelijck in vele andere talen / also in onse Engelsche taele / weten wy van geen meer als twee ghetallen (of numeri): sin­gularis en pluralis, ofte 'tgeta' van een / en 'tgetal van meer. De singularis spreeckt maer van een / als stone steen / tree boom: de pluraiis spreeckt van meer; als / stones steenen / trees boomen. Tis oock aen te mercken dat int keeren van een nomine substan­tivo uyt het singular in plural [...] soo voenhen wy in 't eynde van 't woord, ofte n met sommige veranderinge / 't welck den leerling door d'oeffeninghe en observantie der volghende regelen haest ervaren sal / als.

sing: plur:
Horse Horses
face faces
man men
woman women

Maer hier is aen te mercken / dat wanneer de singularis met s, se, sse, ce, ge, ch, sh, ofte x eyndicht / dan werdtet door de byvoeginghe van s of es pluralis gemaeckt / als witnesse wit­nesses, horse horses, crosse crosses, place places, pledge, pledges, cage, cages, patch patches, fish fishes, box boxes. Ende in soodani­ghen ghelegentheyt maeckt het formeeren van de pluralis dat de nomen substantivum een Syllabe meer heeft als het in de sin­gulari hadde / als grace, gra-ces; pledge, pledg-es, ende alle de boorgaende exempelen in desen regel.

Maer wanneer de singularis met eenige andere letteren eyn­dicht / dan is de pluralis door de by voeginghe van s geformeert sonder eenighe vermeerderinghe der Syllaben in't woordt als.

  • clog clogs,
  • key keys
  • seal seals
  • web webs,
  • Conney Conneys,
  • ram rams
  • robe robes
  • flie flies
  • game games
  • rod rods
  • toe toes
  • gun guns.
  • bee bees
  • shoe shoes
  • bone bones
  • fee fees
  • pew pews
  • bar bars
  • lee lees
  • book books
  • bough boughs
  • tree trees
  • bell bells.

Maer in de formeeringhe van 't pluralis sijn vese anomali [...] of woorden die geen regel hebben: welcke den leerling wel moet aen mercken / als namentlijck.

  • foot feet
  • leafe leaves
  • loaf loaves
  • tooth teeth
  • sheafe sheaves
  • turf turves
  • goose geese
  • beefe beeves
  • wolfe wolves
  • louse lice
  • theefe theeves
  • brother brethren
  • mouse mice
  • knife knives
  • child children
  • staffe staves
  • life lives.
  • hose ende pease veranderen in 't plurali niet.
  • calfe calves
  • wife wives

'T pluralis werdt gelijckerwijs door de vy-voeginghe ban en geformeert als van.

  • oxe oxen
  • chick chicken
  • man men door Contractie
  • woman women door Contractie

3 Daer sijn oock in naemen (of nomina) ses casus in beyde getallen / waer van men 'tonderscheyt aldus mach voorstellen.

Casus nomina [...]ivus gaet altijdt voor 't verbum / en answoordt de vrage wie ofte wat; als the master teacheth, de meester leert: the waters doe flowe, de wateren vloyen; a man loveth, een man bemint.

De genitivus casus heeft ghemeenlijck dit teecken of (i. e van) en antwoordt op de vraghe wiens ofte waer van / a's; the learning of the master de gheleertheyt van den meester. the crying of frogs, 't gheerijnt der kick-vorssen.

Ofte anders is de genitivus casus van de nominativo ghefor­meert door de byvoeginge van s wanneer van possessie ghespro­ken wort / als the Master's bookes, des Meesters boecken / the [Page 18] mans wisdome de wijsheydt des mans: an horsses strength, de sterckte van een paert an asses burden, een Esels last: the chic­kens meat, het eten der kickens: the childrens bread, het broodt der kinderen: my fathers house, mijn vaders hurs. 'T welck [...]a de Duytsche maniere van spreken is / Godes sone / of de sone Godts. Ende in sulcken ghevalle werdt de casus genitivus altijd voor de nominativum gestelt / als Abraham's God, in plaet­se van the God of Abraham.

De dativus casus werdt ghemeenlijck bekent door het teecken to (i. e. aen of tot) ende antwoordt op dese vraghe / aen of tot wien? of aen of tot wat? als / I give a book to the master, i. e Ick geve een boeck aen den Meefter / I gave 12 pence to the watchmen. i. e. Ick gaf 12 peningen aen de wachters.

De accusativus casus bolght d' verbum en antwoordt op de braghe wie ofte wat / als I read virgil, i. e. Ick lees Virgi­lium: I love the elders, i. e ick bemin de ouderlinghen. Ten sy wanneer het door een prepositie (die voor gaet) de casum accu­sativum ghemaeckt werdt / als I goe towards London, i. e Ick gae na London toe.

Merckt oock / dat de accusativus casus ende het nominativu [...] ghelijck sijn in't maken van Engelsche woorden / en verscheelt alleenlijck door d' verbom daer het voor ofte achter komt / als / the Master teacheth the Schollar i. e. de Meester leert den Scho­lier; (alwaer the Master de nominativus casus wert / en the Scholler de casus accusativus.) the waters did overflow the cities. .i e. de wa­teren overvloerden de Steden: the fire burned the bay-reek i. e. het vier verbrandet den Hoy-berch.

De vocativus casus is het ghene waer mede wy tot een ander roepen of spreken.

De a blativus casus is ghemeenlijck vergheselschapt met een prepositie den ablativum casum dienende / als / of ofte from the Master. Ende dese sijn ghemeenlijck teeckenen van de ablativi casus, te weten / in, with, through, for, from, by, ende oock than nae den Comparativus gradus; als greater than Alexander. stronger than Hercules. Ende so veel sal wegens den nomen sub­stantivum genoech zijn.

Nu daer is een ander soorte van naemen / welcke ghenoemt werden adjectiva, om dat de selve sonder een Substantivum niet en konnen staen; ende dienen om de qualiteyt van de Substanti­vum te vertoonen. als / a good man: A stubborne son: faire weather: a prosperous voyage: an angrie woman: stil waters &c. waervan ghy de form en beduydinghe vinden sult in de dictio­naris ofte vocabulaer en andere boecken tot dien eynde be­hulpsaem.

Voorders staet het hier aen te mercken / dat al 't geene hier vorens wegens de nomen (of naem) in't ghenerael verclaert is / den adjectivum so wel toebehooren als de Substantivum, vermits de adjectivum altijdt met de substantivum gaet / ofte een substan­tivum in sich selve begrepen ofte verstaen heeft.

Ende daerom sullen de instituien ofte reghelen voor partijc­klen / getallen / ende casus te voren gestelt / ghebruyckelijck zijn voor de nomen adjectivum.

Alleenlijck staet het den leerlinck te weten / waerop hy in zijn Engels spreken sorghbuldelijck moet letten / dat onse ad­jectivum, 'tzy in getal ofte casus / sijn terminatie niet en ver­andert: Maer behoudt altijdt de selve forma en letteren in al­le getallen en casus / dien het in nominativo casu singulari heeft; alsmen in dese nabolgende woorden sien can / a good Scholler learneth good instructions, from a, good master, by reading good bookes, and useing good indeavours, neglecting no good oppertu­nities. Waerin u. l. sien kont / dat good die de nomen adjectivum is / sijn terminatie ofte form van letteren nimmermeer veran­dert. Ende diergelijck staet het in andere exempelen.

Oock Adjectiven wiens beduydingen vermeerderen ofte ver­minderen mogen / konnen Comparatie ofte vergelijckinghe for­meren; ofte vergeleken worden. Van Comparatie zijn daer drie graden gelijck in't Latijn / ende andere taelen; te weter / positi­vus, Comparativus en Superlativus.

In onse Engelsche tale vormen wy de Comparativus gemeen­lijck door toe-voeginge van er aen 't eynde van de positivi / ofte door 't gebruyck van de adverbium more met ende voor de posi­tivum. De Superlativus wert door 't toe-doen van est aen't eynde van de positivum geformeert; ofte door het stellen der adver­bium most ofte very voor ende met de positivus: als in dess na­volgende exempelen gesien can worden.

Possit: Comp: Superlat:
great greater, ofte more great. greatest, ofte most great.
large larger, ofte more large. largest, ofte most large
strong stronger, of­te more strong. Strongest, ofte most strong.
Highe Higher, ofte more high. highest, ofte very high, ofte most high.
mighty mightyer, ofte more mighty. mightyest, very mighty, most mighty.

Vytghenomen eenighe weynighe / die haere Comparativum en Superlativum alsoo uyt haere positivo door toevoeginghe van et en est niet en konnen vormen; maer maken een verandering van't woordt: als / good, better, best, evill, ill, bad, naught; worse; worst, &c, Even wel moghense alle vergheleken wer­den door more ende most, houdende de form van de positivus: Behalven much ende many, die een b [...]sondere form van verge­lijckinghe hebben / te weten / much; more, ofte moe, very much ofte most &c. Many; more; very many, ofte most &c. Des­gelijcks / little; lesse; least: ende nigh, die haeten Superlati­vum nighest ofte next maeckt: mitsgaders / farre; farther; farthest. Ende in sommige adjectiven is most achter de positivum gestelt / als jnner, innermost, ofte inmost: utter ofte outer; uttermost, utmost, outmost, outermost: upper; uppermost: under, under­most: nether; nethermost: former; foremost: hinder; hindermost ofte hinmost.

Wy hebben oock diminitive adjectiven / die vande voorgaen­de gheformeert sijn / ofte door toevoeginghe van ish in 't eynde van de positivus, ofte door het voorstellen van het teecken some­what, ofte a little aende positivus; als van white komt whitish, of­te somewhat white: van black, komt blackish somewhat black, ofte a little black &c. Ende door desen reghel werden somtijts Substantiven adjectiven in gelijckenis gemaeckt / als van child komt childish &c. Desghelijcx oock door ly ende like: als / van man komt manly: van Christian komt Christianlike, ende meer andere / hier te langhe om te verhalen.

Wy hebben oock privitive adjectiven / die uyt de positivus gefor­meert werden door het voorstellen van vn, im, ofte in, aende posi­tivus: als van godly wordt vngodly gemaeckt: van wise, unwise: van equal, unequal: van patient impatient: van temperate, intem­perate &c. Ende dan is de beduydinge heel contrarie ofte strijdich tegens de beduydinge van de eerste positivus. Dan de selfde natu­re en significatie sijn adjectiven heformeert uyt Substantiven door by voeginge des partijckels lesse: als van guilt komt guilt­lesse; van blame, blamelesse &c.

Ende dus vele sal ghenoegh zijn in dese gheleghentherdt ghe­sproken te werden van 't eerste deel der sprake / namentlijck een nomen beyde Substantivum ende adjectivum.

Cap. II. Van den pronomen ofte by-naeme.

NAest aen den nomen hebben wy in de deelen der sprakt een pronomen, om dat het den nomen seer ghelijck is; ende wordt in't vertoonen ofte 't verhaelen eenigher dinghen ghebru [...]ckt / ende heeft inde Enghelse taele driederley foorten / namentlijck / personale, dem [...]ltrativum, ende relativum. De personaele zijn drie / die de drie personen in beyde getallen denoteeren. als /

  plural:
1 I. ick 1 we wy.
2 thou. ghy. v. l. 2 ye ghy l.
3 he hy. 3 they sy l.

Ende werden aldus in haere casen berandert te weten.

1 De pronomen I maeckt in alle andere casen inde numero singularime, met het teecken des casus, als te boren in de nomen geseyt is: ende inde casu nominativo plurali we, ende inde an­dere casen plurale us, met het teeken des casus als vooren. Behoudelijck dat waunees in de casu genitivo van possessie ge­sproken wort; wert myne ende our in plaetse van of me, of us, ge­bruyckt: als in plaetse van the books of me, seggen wy my bookes; ende in plaetse van the bookes of us segghen wy our bookes.

2 Thou maeckt de andere casen van 't getal van een thee, en inde nominativo plurali yee; ende in de andere you, met de tee­kenen als vooren: tensy dat wanneer in de casu genitivo van possessie ghesproken wert / alsdan werden thine en your in plaet­se van of thee, of you gebruyckt: als in plaets van the horse of thee, ghebruycken wy thine horse; en in plaets van the land of you, segghen wy your land.

3 He is genus masculinum en casus nominativus van 't ghetal van een / het welck de femininum in de selve casus she ende het neutrum it maeckt: ende in alle andere casen van 't ghetal van een / het masculinum him, het femininum her, en het neutrum it. Ende in de nominativo plurali, altijdt they in omni genere, en in de andere casen them: de welcke door de voorighe teeckenen onderscheyden werden als boven geseyt is.

4 Van dese drie personalen zijn ghelijcke dry possessiven ghe­komen: de singnificatie en declineeren waer van / aldus in 't korte aengemerckt mogen werden te weten.

sing:
1 my, myne. mijn
2 thy, thine dijn / uwe
3 His  
her zijn.
its haere.

plur:
1 our, ours. onse.
2 your yours uwe.
3 their  
theirs. haer lieder.

5 Van gelijcke natuere zijn our ende your, wanneer die beyde Singulariter en pluraliter ghebruyckt werden / gelijckse in sulc­ke saecken sijn / alwaer meer als een persoon possesseuren zijn / ende als de possessie of erf-deel van 't getal van een is.

6 My ende myne houden hare form altijdt alleens so wel in 't getal van een als van meer / ende bewijsen haer verschil alleen­lijck door 't teecken der casus: uytgheseydt dat wanneer de Substantivum (die volght) met een Consonant begint / dan seg­ghen wy my als my father, my wife, en wanneer het met een vocael ofte met een aspideerende Consonant begint / alsdan seg­gen wy myne, als myne aunt, myne hands.

7 Van ghelijcken mach van thy en thine ghesproken werden.

Oock wanneer men een vrage beantwoorden sal / als whose book is this? dan segghen wy it is myne, not thine.

Maer soo het door her, our, ofte your beantwoort wert / dan segghen wy hers, ours, yours: als, it is hers or ours, not yours or theirs. Andersints houden our ende your altijdt de selfde for­me in alle casen in beyde getallen / ende werdt door het teecken van de casus onderscheyden.

8 Dese personaelen en possessijven zijn somtijts oock met selfe gecomponeert / houdende de selve forme in cafen met de perso­nalen ofte possessijven waer van sy gecomponeert zijn / door by­voeginge van 't woort selfe ofte my selfe in 't getal van een / e [...] selues in 't getal van meer als.

1 sing: plu:
ick selver my self Our selves
I my self we ourselves
myne owne self. our owne selves,
2 sing plur:
ghy lieder selver thy self your selves
thou thy self you your selves
thine own self your own selves.

3 sing. plu:
himself themselves
herself
it self
he himself they themselves.
she her self
his own self their own selves.
her own self
its own self

De pronomina demonstrativa zijn drie / en werden so genoemt om dat sy op eenige dinghen wijfen. als.

sing: plu:
this defe / dit these. defe.
that dat / die. those. die.
the same de selve. the same. de selve.

Waer vande leste oock me [...] self ghecomponeert mach wer­den / als the self same.

De andere twee met same ofte self same, als / this same, this self same. that same, that self same thing, these same, these self same, those same, those self same things or persons.

De pronomina relativa zijn oock drie; alsoo ghenoemt om dat se aen jetwes refereren daer te voren van ghesproken is / ende [...]e zijn.

1 who, whom, what. wie / wat.
2 which, the which. we [...]cke / de welcke.
3 that. die ofte dat.

who is het nominativus casus in 't ghetal van een / ende re­fereert alleenlijck op persoonen (mannen en geesten) en maeckt in alle andere casen whom, gedistingueert zijnde door het terc­ken der casus, als te voren bewefen is. which ende that zijn in­differentelijck aen yets gerefereert; als the man which spake to me. Ofte the man that spake to me.

That beduyt somtijts so vele als that which als I gave you that you asked, voor that which you asked. Ende also werdt what oock menighmael gebruyckt / als I brought what you bade me: voor / that which you bade me.

Oock staet hier aen te mercken / dat wanneer het woort that gekeert mach worden in which, daniffet een relativum: ander­sins is het een Conjunctie. als / I have read the book that (which) you lent me: Ick hebbet boeck geleesen dat ghy my geleent hebt. I wish that I might goe hence: Ick wensche dat ick van hier mochte gaen.

Hier is oock aen te mercken dat where, here, ende there, met [Page 24] een sekere prepositie daer toe geanneroert (sulex als about, at, by in, of, unto, with &c.) werdt somtijts voor which, this, en that gestelt; als wherein, voor in which; hereby, voor by this; there­with voor with that.

Who, which, en what, zijn oock interrogatijven: als who brought this cheese? wie heeft dese kaese ghebracht? which is the way to Leyden? welck is de wegh nae Leyden? what doe you say to me? wat seght ghy aen my?

Ende soo veele zy ghenoegh voor de pronomina (ofte by-na [...] men) in dit stuck.

Cap. III. Van 't verbum. (ofte woord.)

HEt volghende-deel der spreken is een verbum / het welcke een woordt is / dat met modus en tempus (i. e. maniere en tijd) ghedeclineert werdt / en beteeckent actie ofte passie: als I goe; I love; I am loved; it irketh; it is written.

Ende sy zijn ofte personael / als I teach; ofte impersonael / als it behoveth. Van beyde welcke soorten den leerling ver­scheyden exempelen in den dictionario daer te voren van ghe­sproken is vinden sal.

Verben (ofte woorden) van actie zijn ofte Suppletijve ofte ab­soluyte.

Suppletijve woorden zijn teeckenen en supplementen waer door eenighe actie op-ghemaeckt en in allen mooden en tensen onderscheyden werdt: en kan op de volgende manniere uytghe­druckt ofte gheformeert werden.

Indicativus modus, tegenwoordige tijdt.
si: pl:
I doe. ick doe we doe wy doen
thou doest. ghy doet ye doe ghy l. doet,
he doth. hy doet they doe. sy doen.
Imperfecte tijdt.
s: pl:
I did ick dede. we did wy deden
thou didst ghy dedet. ye did ghy dedet.
he did. hy dede. they did sy deden.
Perfecte tijdt.
si: pl:
I have. ick hebbe. we have wy hebben
thou hast. ghy heeft. yee have ghy hebt
he hath, hy heeft they have sy hebben.
Pluperfect.
si: pl:
I had. ic hadde. we had. wy hadden
thou hadst. gy hadde ye had. ghy haddet
he had. hy hadde they had. sy hadden.
Futuro.
  pl:
I will or shall. ick sal. we shall or will. wy sullen
thou wilt or shalt gy sult ye shall or will. ghy sult
he will or shall. hy sal. they shall or will. sy sullen.
In den imperativo modo.
  pl:
let me. laet my. let us. laet ons.
doe thou. doet ghy. doe ye. doet ghy.
let him. laet hem. let them. laet haer.
In den potentiali modo. Tegenwoordige tijdt.
I may or can. ick mach of kan.
thou mayst or canst. ghy mooght ofte kunt.
he may or can hy mach ofte kan.
we may or can wy mogen / of kunnen.
ye may or can ghy mooght ofte kunt
they may or can sy mogen of kunnen.
Imperfecte tijdt.
1 I might, could, would, should: ick moght / kost / wilde / soude.
2 thou might'st, could'st, would'st, should'st. ghy mooght / kost / woudet / soudet.
3 he might, could would, should, hy moght. kost. wilde. soude.
1 we might, could would, should, wy moghten / kosten / wilden. souden
2 ye might, could would, should, ghy mooght / kost / wildet / soudet.
3 they might, could would, should, sy moghten. kosten. wilden. soudet.

De perfecte voegt have aen de imperfecte / als,

I might have &c. Ick moghte hebben &c.

De pluperfecte voeght had als.

I might have had &c. Ick moghte gehadt hebben. &c.

De future voeght hereafter (i. e hier nae) aen de teghenwoor­dige. als / I may hereafter. hier nae soude ick mogen,

In den infinitivo modo

In de perfecte en pluperfecte.

to have or had▪ hebben of gehadt.

Soo dat door de kennisse van de voorgaende Suppletijven / ghy­weten kont hoe ghy eenige verbum van actie formeren n sult na [...] dese volgende maniere / 't sy met ofte sonder het teecken.

In den indicativo modo en de tegenwoordighe tijdt.
I love, or I doe love, ick beminne.
thou lovest, or doest love. ghy bemint.
he loveth, or doth love. by bemint.
we love or doe love. wy beminnen.
ye love or doe love. ghy l. bemint.
they love. or doe love. sy beminnen.
Imperfecte tijdt.
I loved, or did love. ick beminde.
thou lovedst, or didst love. ghy beminde [...].
he loved, or did love. hy beminde.
we loved, or did love. wy beminden
ye loved, or did love. ghy l. beminde [...].
they loved, or did love. sy beminden.
Perfecte tijdt.
I have loved. ick heb bemint.
thou hast loved. ghy hebt bemint.
he hath loved. hy heeft bemint.
we have loved. wy hebben bemint.
ye have loved. ghy lieden hebt bemin [...]
they have loved. sy hebben bemint.
Pluperfecte tijdt.
I had loved. ick hadde bemint.
thou hadst loved. ghy haddet bemint.
he had loved, hy hadde bemint.
we had loved, wy hadden bemint.
ye had loved, ghy lieden hadt bemint.
they had loved, sy hadde bemint.
Futuro.
I shal or will love. ick sal of wil beminnen.
thou shalt or wilt love. ghy sult of wilt beminnen.
he shall or will. love. hy sal of wil beminnen.
we shall or will love. wy sullen of willen
ye shall or will love. ghy l. sult of willet beminnen,
they shall or will love. sy sullen of willen
In den Imperativo modo.
1 let me love. laet my beminne.
2 love thou, or doe thou love. bemint ghy.
3 love he, or let him love. dat hy beminne.
1 love we, or let us love. laet ons beminnen.
2 love yee, or doe yee love. bemint ghy lieden.
3 love they, or let them love. dat sy beminnen.

In den subjunctivo modo. Dese tegenwoordige tijdt is even al [...]eens gheformeert als d [...] legenwoordighe tijt van de indicativi modi, met een conjunctie als when &c ofte by aldien het de kracht van wenschinge heeft / soo isset met would God ofte God graunt: ende wanneer het de kracht heeft van de potentialis, dan werden dese teeckenen may ofte can daer by geboegt als te voren in de Suppletijven.

De reste van de tijden (of tensen) zijn nae de selve regel ghe­formeert / met de Suppletijve teeckenen als voren. Welcke ick om kortheyts wille / nac-late in't breede te verhalen / dencken­de dat de ghene die maer een weynigh kenniffe in grammatica hebben / het selve lichtelijck sullen begrhpen door 't gene ick al­rede voorgestelt habbe. Ende voor de gene die daer gheen ken­nis in hebben soudet maer confusie veroorsaken om de bessche [...] ­den heydt van formen [...]e multipliceeren.

[Page 28]Inden Infiuitivo modo. Tegenwoordigh ende imperfecte tijdt.
to love. te beminnen,
Perfecte ende pluperfecte.
to have loved. bemint te hebben.
or had loved. bemint hadde.

Merckt / dat indien ing aen d'absolute verbum van actie geboeght werdt / soo maeckt het in onse tale een participium van de tegenwoordige tijt / als love, loving: teach, teaching: d'welcke als een participium gebruyct mach werden / als he came running: ofte als een adjectivum genomen van een verbum: om dat het dickwils de plaetse van een adjectivum bekleedt / als / a loving man; a teaching master. Ten sy dat het participium een ander adjectivum volght / ende dan mach het de plaetse van een Sub­stantivum bekleeden / als my loving of thee; thyne hating of mee.

Na den verbum activum moeten wy leeren hoemen de passijve stemme van een absolute verbum formen sal.

Dat ghedaen wordt door de Suppletiven am ofte be, toe­boeghende het verbum gelijck het in de perfecte tijdt geformt is ('t welck is loved, taught, slain) naer dese volghende ma [...] niere.

Inden Indicativo modo. Tegenwoordighe tijdt.
1 I am loved. ick werde bemint.
2 thou art. loved. ghy wert bemint.
3 he is loved. hy wert bemint.
1 we are, or be loved. wy werden bemint.
2 ye are or be loved. ghy lieden wert bemint.
3 they are loved. sy werden bemint.
In perfecte tijdt.
1 I was loved. ick wierde bemint.
2 thou wast loved. ghy wierde bemint.
3 he was loved. hy wierde bemint.
1 we were loved. wy wierden bemint.
2 ye were loved. ghy lieden wierd bemint.
3 they were loved. sy wierden. bemint.

De perfecte is geformt door have bin, hast bin, hath bin; als te voren.

De pluperfecte vorght bin aen had, hadst, als te voren,

Futuro.
I Shall, or will, be loved. ick sal of wil be mint werden.
thou shalt, or wilt, be loved. ghy sult of wilt bemint werden
he shall, or will, be loved. hy sal of wil bemint werden.
we shall, or will, be loved. wy sullen of willen bemint werden.
ye shall, or will, be loved. ghy l. sult of wilt bemint werden.
they shall, or will, be loved. sy sullen of willen bemint werden.
Inden imperativo modo.
1 let me be loved. laet my bemint werden
2 be thou loved. wert ghy bemint.
3 let him be loved. dat hy bemint weede.
1 let us be, or be we, loved. laet ons bemint werden.
2 be ye loved. dat ghy lieden bemint wert.
3 let them be, [...]or be they loved. dat sy bemint werden,
Inden subjunctivo modo. tegenwoordige tijdt.
I am loved. ick bemint werde
thou art loved ghy bemint wert.
he is loved. hy bemint werdt.
we are loved. wy bemint werden.
ye are loved. ghy lieden bemint wert.
they be loved. sy bemint werden.
Imperfecte.
1 I was loved, or I should be loved. ick bemint wierd / of ick soude bemint werden.
2 thou wast loved, or thou shoul'dst be loved. ghy bemint wiert / of soudet wer­den bemint.
3 he was loved, or he should be loved, hy bemint wierd / of hy soude be­mint werden.
1 we were loved, or should be loved. wy bemint werden / of souden wer­den bemint.
2 ye were loved, or should be loved. ghy l. bemind wiert / of soude wer­den bemint.
3 They were loved, or should be loved. sy bemint wierden / of sy l. souden werden bemint.

De perfecte ende pluperfecte tijden zijn door toedoeninge van have bin, ofte should have bin, had bin ofte should had bin ghe­formt; als door de voorgaende exempelen gheleert kan werden.

Desgelijcx is de futurum door toe-doeninge van shal ofte wil be hereafter &c.

In den infinitivo modo. tegenwoordige en imperfecte.
to be loved. bemint te werden.
Perfecte en pluperfecte.
to have, or had bin, loved. hebben / of hadde bemint worden.
Participium praet:
loved, or being loved. bemindt sijnde.

Ende dus vele sal ghenoegh van de verba personalia ghespro­ken te hebben.

Daer zijn oock eenighe verba die impersonaliter ghebruyckt werden te weten / wanneer daer gheen veranderinge der per­soonen is / als I, thou, he &c: Maer werden in de stemme des derden persoon singularis alleenlijck ghebruyckt het [...]eyc­ken it daer voor hebbende: als.

it raineth, het reghent.
it snoweth het sneut.
it bloweth. het wayt.
it thunders het dondert
it becometh 't behoeft
it is certaine 't is seker.

En 't selve is door alle wooden en tijden met het supplement van het teecken daer van / gevormt / als voren.

Ende dus vele van verben ende participien soo verre als in dese sake noodigh is.

Cap. IIII. Van de deelen der sprake die indeclinabel ofte onveranderlijck zijn.

DE [...]deelen der spraecke daer wy noch van te spreken hebben / zijn de ghene die ongedeclincert zijn / te weten die hare sor­me door getal ofte casus niet en veranderen: waer van daer hie [...] sijn. Adverbium, Conjunctio, prepositio, interjectio. Van de welcke het genoegh sal zijn hare forma ende beduydinge voor t [...] stellen / mitsgaders sulcke observatien als in dese saecken noo­dich zijn om haer ghebruyck te vertoonen.

Adverbien zijn Sommighe van plaetse / als.
  • here hier.
  • there daer
  • where waer
  • any where ergens
  • elswhere, elders / op een ander plaetse.
  • every where, over al
  • within binnen
  • without buyten. &c.

Van tijd / als,
  • ever. immermeer / oyt
  • never nimmermeer / noyt
  • to day: van daghe / hedon.
  • yesterday gisteren
  • now: nu &c.

Sommige zijn van nomber als.
  • once: eens
  • twice: tweemael
  • thrice: driemael &c.

Van order / als.
  • after that, daer nae.
  • before that: te voren.

Van vraghen / als.
  • howe? hoe?
  • wherfore? waerom?
  • how so? hoe soo?

Van affirmeringe als.
  • truly: seeker.
  • yea: alsoo / jae.

Van ontkennen / als.
  • no, not: neen / niet.
  • [...]n no wise: geensins.

Van vertoonen / als.
  • behold: siet daer:

Van qualiteyt / als
  • learnedly, geleerdelijch.
  • well. te degen / wel.

Ende alle de gene die van nomina adjectiva door toe­voeginghe van ly gemaeckt sijn als learned, learnedly, valiant, valiantly, happy, happily. ende vele andere soorten.

Noteert oock dat sommige adverbien door terminatie ofte teecken vergheleken moghen werden: als / oft, ofter, oftener, more oft, ofte [...] most oft. Soldome, seldomer, more seldome, seldomest [Page 32] Maer adverbien in ly, werden altijdt vergheleeken door het teeken: als / wisely, more wisely, most wisely. &c.

Conjunctien voegen woorden en sententien ofte reden by een; on sijn als dese die volgen.

  • and. ende
  • also. oock
  • nor, neither. noch / oock niet
  • not only. niet alleen.
  • but also. Maer oock.
  • either, or; of / ofte.
  • although. alhoewel.
  • But Maer / doch.
  • Moreover. wyders.
  • Further. voorts. &c.

Prepositien zijn woorden / die in't ghebruyck voor andere ge­steldt werden / of in appositie / als into Amsterdam, ofte in Com­positie / als intollerable. Ende zijn als de navolgende.

  • to, unto. na toe / tot.
  • at, by. by.
  • before. voor / eer dan
  • about. omtrent.
  • against. tegen.
  • without. buyten.
  • between. tusschen.
  • within binnen
  • beneath. onder.
  • besides. dichte by.
  • through. deur.
  • neare. nac by.
  • for, om.
  • after. achter &c.

Merckt hier / dat d'Enghelsche somtijdts in plaetse van de prepositie to den partijckel a ghebruycken; als I goe a field. voornamentlijck voor verbalen; als / I goe a fishing. I goe a hunting &c.

Den Interjectie is een woordt dat een haestighe passie ofte [...]laghte der sinnen uytbeeldt; ende is soodanigh als volght.

oh, alas. och armen / och lacy.
woe. wee.
I pray thee. ey lieve. Ick bidde u.
fye. foey &c.

Daer sijn oock andere reghelen en observatien / die ick tot be­ter perfectie en volkomentheydt van dit werck / hadde konnen boorstellen / weghens accenten / puncten / en andere dinghen / die hier niet eens aengheroert werden / om datse in onse tale meesten deel met andere talen over-een komen / en dat mijn voornemen alleenlijck is (als ick te voren verklaert hebbe) de breemdelinghen hier sulcke regulen voor te stellen / waer door [Page 33] neffens de hulpe die sy in haer eyghen tale hebben / sy tot de rechte kennisse en 't spreken onser Engelsche tale moghen ghe­raken. 'T welcke ick tot hier toe ghedaen hebbe / met soo veel sorghe en u [...]druckeliche [...]dt als mijnen tijdt ende andere importante affairen wilde toelaten.

Ende soo veel voor d'eerste ofte Etymologicale deel des En­gelschen School-meesters.

Het Tweede deel.

Cap. I. Van Syntaxis.

HEbbende tot hier toe vande pronuntiatie der letteren / vo­caelen / Syllaben / en woorden; mitsgaders de ghedeel­ten der sprake / soo vele als den Engelsche Etymologie aengaet ghesproken: nu soude wy tot de regelen van Sijntaxis komen / 'twelcke is de behoorlijcke en rechte connexie ende vast bindinghe van de deelen der sprake aen en onder hun selven / na de rechte vorme ende ordre.

Maer vermits ick onwilligh ben den leerling in sijn ghemoet met onnoodighe reghelen te beswaren / ofte hem op te groote kosten in 't koopen van dit boecksken te jaghen; wilde ick wel / dat het in een woord aenghemerckt mochte werden / dat de gene die de Duytsche ofte Latijnsche tale / en de reghelen van Etymologie gheleert heeft / en de woorden die hy in Enghelsch spreken moet kent (waerinne hem den Dictionarium vele helpen kan) sal door sijn eygen naturelijcke sprake / ofte de constructie van eenighe andere tale / oock weten hoe hy sijne woorden inde Engelsche tale t'samen voeghen moet. Doch hy moet wel toe sien / dat hy sijne woorden niet nae de Duytsche ofte La­tijnsche maniere stelt / in welcke talen menighmael eerste in't spreeken en schrijven ghestelt wordt dat inde constructie ofte verklaringhe lest komt. waer teghens wy in onse Engelsche ta [...]e onse spraecke ghemeenlijcken meest na de ordre van de con­structie ordineren / niet anders als of school-jonghens een woord na den andere verbatim moste verklaren / als.

1 He hath well administred his office.

d. i. hy heeft wel bedientsijn ampt.

hy heeft sijn ampt wel bedient.

2 Th [...] is need of diligence.

d. i. Daer is nood van naersticheyt.

daer is naersticheyt van noode.

[Page 34]3 He is worthy to be loved.

d. i. Hy is waerdigh te worden bemint.

Hy is waerdigh bemint te worden.

4 If myne honour remaine whole and undamnified,

I regard not the damage of myne estate.

d: i. Indien mijn eer blijft geheel ende onbeschadight: ick en passe niet op de schade van mijn goet.

Als mijn eer gheheel ende onbeschadight blijft; en passe ick op't verlies van mijn goet niet,

Behoudende dat in het schrijven ofte spreken van relativen / sulcx als / whom, which, what, whose, &c. ghebruycken wy de selve order in Syntaxis, als de Duytsche en Latijnsche doen / als in dese volghende sententien ofte redenen ghefien kan werden.

1 Without delay I will doe (what) thou hast commanded.

datis:

Dat ghy bevolen hebt sal ick sonder vertoeven (ofte uyt­stel) volbrenghen.

2 Blessed is he (whose) transgression is forgiven and (whose) fin is covered. Blessed is the man unto (whom) the Lord imputeth not iniquity, and in (whose) spirit there is no guile.

dat is:

Welgelucksalich is hy wiens overtredinghe vergheven is / ende wiens sonde bedeckt is. welgelucksalich is de mensche / dien de Heere d'ongerechticheydt met toe en rekent / en in wiens geeft geen bedroch en is.

Behalven oock dat wy in 't formeeren van dichten ende rij­men de vrijicheyt der Poeten gebruycken / die soo veel op d'or­dre des Syntaxis niet en letten / als op de mate en loope haerer gedichten: en daerom stellen sy de woorden voor ofte achter / na dat het best in de versen te passe homt.

Cap. II.

Maer om te bestuyten en alle de boorgaende reghelen door oeffeninghe dienstich te maken / en den leerling tot meerder perfectie in dese sake te brenghen / soo sal't hem ongetwijffelt profijtelijck zijn / dat hy sich in't lesen ende van buyten leeren der redenen / phrasen / spreeckwoorden / en andere volghende discoursen deffent. Want daer mede sal hy sich behelpen niet al­leen in 't verstaen en kennisse der naemen van dinghen / en­de konsten; maer sal de taele oock veel suyverder en eleganter spreecken. Ende vermits dat de vreese des Heeren de eerste ende voornaemste dingh is daer wy ons moeten in oeffenen: soe sal ick den leerling eenige stucken van Goddelijcke leeringe ten eersten voorste len / waerinne het scer van noode is dat een yge­lijck sich exerceert: daerna sal ick de fin met verscheydene ver­maeckelijcke redenen en spreucken varverschen; ende eynde­lijck den leser eenige nuttelijcke 't famen / sprekingen brieven / en andere gemeyne en noodwendighe stucken voor-houden.

Certaine common scrip­ture-places, and Christian speeches, very usefull for the prac­tise of the former rules.
Eenighe ghemeyne Schrifruer-plaetsen, en Christelijcke re­denen, seer dienstich tot het ghebruyck der voorgaen­de regelen.

The some of the law of God, taken out of Math. 22.37, 38, 39, 40.

THou shalt love the Lord thy God with all thyne heart, and with all thy soule, and with all thy understanding This is the first and great commande­ment. And the second is like unto it, Thou shalt love thy neighbour as thy selfe. On these two commandements bang al the law and the prophers.

De somma des wets Godts, ghenomen uyt Matth. cap. 22. vers. 37, 38, 39, 40.

GHy sult sief-hebben den Heere uwen Godt met ge­heel uw' herte / ende met geheel uwe Ziele / ende met ge­heel uw' verstandt Dit is het eerste ende het groot ghebodt. Ende het tweede desen gelijck is / ghy sult uwen naesten lief hebben als u selven. Aen dese twee geboden hanght de gant­sche wet ende de Propheeten.

The ten Commande­ments. Exod. 20. Deut. 5.

GOd spake all these words and sayd: I am the Lord thy God, which, have brought thee out af the land of Egypt, out of the house of bondage.

The first commandement. Thou shalt have none other Gods before my face.

The second commandement. Thou shalt make to thy self no graven image, nor any likenes, either of any thing in heaven above, nor of any thing that is in earth beneath, nor of any thing that is in the water under the earth: Thou shalt not bow down to them, nor serve them: for I am the Lord thy God, strong and jelous, who visit the ini­quity of the fathers upon the chil­dren, (even) to the third and fourth generation of them that hate me; and shew mercy to many thousands of them that love mee and keep my commandements.

The third commandement. Thou shalt not take up the name of the Lord thy God in vaine or lightly: For the Lord wil not hold him guiltlesse, nor leave him unpunished, that taketh his name in vaine.

The fourth Commandement. Remember the Sabbath day, that thou keep it holy: Sixe daies shalt thou labour, and do all thy work: but the seventh day is the Sabbath of the Lord thy God, in it thou shalt doe no worke, nor thy son, nor thy daughter, nor thy servant, nor thy mayd, nor thy cattell, nor the stranger, which is within [Page 38] thy gates. For in sixe dayes the Lord made heaven and earth, and the sea, with all that is therein, and he rested the seventh day: wher­fore the Lord blessed the Sab­bath day, and hallowed it.

The fift Commandement. Thou shalt honour thy Father and mother, that thou mayst live long upon the earth, and that it may goe well with thee in the land, which the Lord thy God shall give thee.

The sixt Commandement. Thou shalt not kil.

The seventh Commandement. Thou shalt not commit adul­tery.

The eighth commandement. Thou shalt not steale.

The nineth Commandement. Thou shalt beare no false wit­nes against thy neighbour.

The tenth Commandement. Thou shalt not covet thy neighbours house, thou shalt not covet thy neighbours wife, nor his servant, not his mayd, nor his oxe, nor his asse, nor any thing, which is thy neighbours.

De tien Gheboden. Exod. 20. Deut. 5.

GOdt sprack alle dese woor­den ende seyde. Ick ben de Heere uwen God die u uyt Egypten landt uyt den dienst­huyse gheleyt hebbe,

Dat eerste gebodt. Ghy en sult geen andere Go­den voor mijn aenghesicht heb­ben.

Dat tweede gebod: Ghy en sult u geen beelden / noch geen gelijckenisse maken / noch van 't gene dat boven inden Heme is / noch van 't gens dat onder op der aerden is / noch van 't gene dat in't water onder der aerden is: En buygt u voor die niet noch en dientse niet: want ick ben de Heere uwe God / sterck ende gverigh die de misdaed der vaderen be soecke aen de kinderen / tot in dat derde ende vierde lid ded ghener die my haten; ende doe barmherticheydt aen veel duy­senden der ghener die my lief­hebben / ende mijn gheboden houden.

Dat derde gebod. Ghy en sult den name des Heeren uwes Godes niet te vergeefts ofte lich [...] veerdelijck ghebruycken: want de Heere en sal hem niet onschuldigh houden / noch onghestraft la­ten / die fijnen naem misbruyckt.

Dat vierde gebod. Zijt ghedachtigh des Sab­bat daeghs / dat ghy dien hey­lighet: Ses dagen sult ghy ar­beyden / ende alle u werck doen: maerve sevensien dagh is den Sabbat des Heeren u­wes Gods / dan sult gh [...] gheen arbeyt doen / noch u Sone / noch u dochter / noch u knecht / noch u dienst-maeght / noch u vee / noch de vreemdelingh / die [Page 38] in uwe stadt poerten is. want in fes daghen heeft de Heere Hemal / ende aerde gemaeckt / ende de Zee met alle dat daer­in is / ende hy rustede den se­bensten dagh: daerom segende de Heere den Sabbath-dagh / ende heyligde den selven.

Dat vijfde gebod. Ghy fult u Vader ende moe­der eeren / op dat ghy langhe leeft onder aerden / ende dat het u wel gae in den lande / dat a de Heere uwe God geven fal.

Dat seste gebod. Ghy en sult niet dooden.

Dat sevenste gebod. Ghy en sult niet Echt-breken.

Dat achtste gebod. Ghy en sult niet steelen.

Dat negenste gebod. Ghy en sult gheen valsche ghe tuyghenisse spreken teghen uwen naesten.

Dat tiende gebod. Ghy en sult niet begeeren u­wes naesten huys / ghy en sult niet begheeren uwes naesten wijf / noch sijn knecht / noch sijn dienst-maaght / noch sijn offe / noch sijn esei / noch oock eenigh ding / dat uwen naesten heeft.

The Lords prayer.

OVr father, which art in heaven. Hallowed bee thy name. Thy kingdome come. Thy will be done on earth, as (it [Page 39] is) in heaven. Give us this day our daylie bread. And forgive us our debts, even as we forgive our debtors. And lead us not in­to tentation, but deliver us from evill. For thine is the kingdome, the power, and the glorie, for ever. Amen.

Het ghebedt onses Heeren.

ONse Vader / die daer zijt in de Hemelen. Geheyligt werde uwe name. Vwe rijcke kome. Vwe wille geschie­de / op der aerden / als in den [Page 39] Hemel. Geeft ons heden ons dagelijcx broot. Ende vergeeft ons onse schulden / ghelijck wy vergeven onse schulde naeren. Ende en leydt ons niet in ver­soeckinghe; maer verlost ons van den quaden. Want u is dat tijck / de kracht / ende de Heer­lijckheyt / in der eeuwigheyt, Amen.

The Commission gi­ven by Christ to his Apostles Math. 28.18, 19.

GOe yee therfore, and teach all nations; baptising them in the name of the Father, and of the son, and of the holy Ghost: Teaching them to observe all things whatsoever I have commaunded you: and loe, I am with you always, (even) unto the end of the world.

Het bevel door Chri­stum aen sijn Apo­stelen gegeven Mar. 28.18, 19.

GAet dan henen / en onder­wijst alle de volckeren / de selve doopende in den na­me des Waders / ende des foons / ende des He [...]ligen Geests lee­rende haer onderhouden alles wat ick u geboden hebbe; en­de fiet / ick ben met u lieden alle de dagen / tot de voleyndiu­ghe der werelt.

The institution of the holy supper of our Lord, taken out of 1. Cor. 11.23. &c. and 1. Co. 10.16, 17.

FOr I have receaved of y e Lord that which also I delivered unto you, that y e Lord Iesus in [Page 40] the same night in which hee was betrayed, took bread: And when he had given thankes, [...]e brak [...] it, and said, Take, eate; this is my body, which is broken for you: this doe in remembrance of me. After the same manner al­so he took the cup when hee had supped; and sayd, This cup is the new testament in my blood; this doe yee, as oft as yee drink it, in remembrance of me. For as often as ye eat this bread, and drink this cup, yee doe shewe the Lords death till hee come. wherfore whosoever shall eat this bread, and drink this cup of the Lord unworthily; shalbe guilty of the body and blood of the Lord.

But let a man examine himself, and so let him eat of that bread, and drink of that cup. For hee that eateth and drinketh un­worthily, eateth and drinketh damnation to himself, not difcer­ning the Lords body.

The cup of blessing which wee blesse, is it not a Communion of the blood of Christ? The bread which we break, is that not a Communion of the body of Christ? For (it is) one bread, (so) wee many are one body: seing we are all partakers of one bread.

De insettinghe des Heylighen Avont­maels onses Heeren­genomen uyt 1. Cor 11.23. &c. en 1. Cor. 10.16, 17.

WAnt ick hebbe van den Heere ontfangen / 'tge­ne ick oock u overge ghe­ven hebbe / dat de Heere Iesus [Page 40] in den nacht in welcken hy verraden wiert / het broot name Ende als hy gedanckt hadde / brack hy 't / ende seyde / ne­met / Etet; dat is mijn lichaem dat voor u ghebroken wordt: doet dat tot mijner ghedachte­nisse. Desgelijcx nam hy oock den drinck beker nae het eten des Abontmaels; ende se [...]de / dese drinck-beker is het Nieu­we testament in mijnen bloede; doet dat / soo dickwils als ghy dien sal drincken / tot mijner gedachtenisse. Want soo dick­wils als ghy dit broodt sult eten / ende dese drinck-beker sult drincken / so verkondight ghy den doot des Heeren / tot dat hy komt. Soo dan wie on­weerdelick dit broot eet / ofte den drinck-beker des Heeren drinckt / die sal schuldich zijn aen het lichaem ende bloedt des Heerrn.

Maer laet de mensche be­proeve hem selven / ende eete also van het broot / ende dr [...]ncke van den drinck-beker. Want die onweerdelijck eet ende drinckt / die eet ende drinckt hem self een oordeel / niet on­derscheydende het lichaem des Heeren.

De drinck-beker der danck-segginge / dien wy feghenen / is die niet een ghemeynschap des bloeds Christi? Het broot dat wy breken / is dat niet een ghemeynschap des lichaems Christi? Want een broodt (is het / soo) zijn wy vele een lic­haem: dewijle wy alle eenes broodts deelachtigh zijn.

Rules of Church-disci­pline, Matth. 18.15. &c.

MOre-over if thy brother hath trespassed against thee, goe and tell him his fault between thee and him allone: if he heareth thee, thou hast gained thy brother. But if hee heareth thee not, then take with thee one or two more, that in the mouth of two or three witnesses every word may bee established. And if be give them no hearing, then tell it to the church: and if he also give the church no hea­ring, then let him be unto thee as an heathen man, & a publican. Verely I say unto you, whatso­ever yee shall bind on earth, shal­be bound in heaven: and what­soever ye shall loose on earth, shal be loosed in heaven, Againe I say unto you, that if two of you shall agree on earth, as touching any thing, that they shal ask; it shalbe don for them of my father which is in heaven. For where two or three are gathered togi­ther in my name, there am I in the midst of them.

Regelen van Kerc­kelijcke disciplyne. Matth. 18 15. &c.

VOorders indien uw' Broe­der tephen u ghesondicht heeft / gaet he [...]en ende bes [...]a hem [...]ussghen u ende hem alleen: indien hy u hoort / so hebt ghy uwen brooder ghe­wonnen. Maer indien hy u niet en hoort / soo neemt noch een of twee met u: op dat in den mont van twee ofte dry ghe­tuyghen alle woort bes [...]ae. En­de indien hy de selve gheen ge­hoor en geeft / so feght het der geme [...]nte ende indien hy oock der gemeynte geen ghehoor en geeft / so z [...]h u als de heyden ende de tollen [...]er Voorwaer segge ick u al wat ghy op der aerden binden sult / sal in den Hemel gebonden wesen: ende al wat ghy op der aerd [...]n ontbin­den sult; sal in den Hemel ont­bonden wesen. Wederom seg­ghe ick u / indien daer twee van u t'famen stemmen op der aerden / over eenighe fake die sy fouden mo hen begheeren / dat die haer sa [...] [...]eschieden van mijnen Vader die in de Heme­len is. Want waer twee ofte dry vergadert zijn in mijnen name daer ben ick in 't midden van haer.

The 12 articles of the Catholique Christian faith.

I Believe in God the Father, the Almighty maker of heaven and earth. And in Iesus Christ [Page 42] his onely begotten son our Lord: which was conceaved of the holy Ghost, born of the virgin Mary; who suffered under Pontius Pi­late, was crucified, dead, and be­ried, descended into hell. The third day he arose again from the dead, ascended into heaven, (and is) sitting at the right hand of God, the father Almighty, from whence he shall come, to judge the quick and the dead. I believe in the holy Ghost. I believe an holy Cha [...]holike Christian church the Communion of Saints: forgivenes of sins: resurrection of the flesh: and life everlasting.

De 12 Artyckelen des alghemeynen Chris­telijcken gheloofs.

ICk ghe [...]oove in Godt den Vader / den Almachtighen Schepper des Hemels ende der aerden. Ende in Iesum [Page 42] Christum sijnen eenich-gebore­nen Sone onsen Heere: die ontfanghen is van den Heyli­gen Gheest / gheboren uyt de Maghet Maria; die gheleden heeft onder Pontio Pilato / is ghekruyst / ghestorven / ende begraven / neder-ghedaelt tee hellen. Ten derden daghe weder op gestaen van de doo­den / opghevaren ten Hemel / sittende ter rechter-handt Gods / des Almachtighen Va­ders / van waer hy komen sal / om te oordeelen de levendighe ende de dooden. Ick gheloo­ve in den Heylighen Gheest. Ick geloove een Heylighe al­ghemeyne Christelijcke Kerc­ke: ghemeenschap der Heyli­ghen: verghevinghe der son­den: opslandinge des vleeschs ende eeuwig leven.

The Confession of faith composed in the Coun­cil of Nice, in the 325 year after the birth of Christ.

WE beleeve in one God, the father Almighty, maker of heaven and earth, and of al things visible and invisible: and in one Lord Iesus Christ, the on­ly begotten son of God, begot­ten of the father before all worlds, God of God, light of light, very God of very [Page 43] God, begotten and not made, (being) of one substance with the father, by whom all things were made; who for us men, and for our salvation, came downe from heaven, and was incorpo­rate by the holy Ghost in the vir­gin Mary, and was made man, and was crucifi [...]d also for us un­der Pontius Pilate, who suffered and was buried, and the third day hee rose againe according to the scriptures, and ascended in­to heaven, and fitteth on the right hand of the father. And that hee shall come againe with glory to judge (both) the quick and the dead, whose kingdome shal have none end. And we be­leeve in the holy Ghost the Lord and giver of life, who procee­deth from the father and the son, who with the father and the son togither is worshipped and glo­rified, who spake by the Pro­phets. And we beleeve one holy Catholike and Apostolike church; wee acknowledge one baptisme for the remission of sins. And we look for the resurrection of the dead, and the life of the world to come.

Belijdenisse des Ge­loofs, gestelt in het Concilium van Niceen, in den jare na Chri­sti geboor­te 325.

WY ghelooven in eenen Godt / den Almachti­ghen Vader / Scheppet des Hemels ende der aerde / ende aller dinghen sienlijcke / ende onsienlijcke: ende in ee­nen Heere Iesum Christum / den eenich gebooren sone Gods / gebooren uyt den Vader voo [...] alle eeuwen / Godt uyt Godt / licht uyt licht / waerach tigh [Page 43] God uyt waerachtigh Godt / geboren ende niet ghemaeckt / van 't selve wesen met de Va­der / door welcke alle dinghen gemaeckt zijn; die om ons men­schen ende om onse Salicheydt is nederghekomen uyt den He­mel / ende vleesch gheworden is uyt den Heyligen Geeft inde Maget Maria / ende een Mensch is geworden / die voor ons oock gecruyciget is onder Pontius P [...]latus. Die ghele­den heeft / ende begraven is / ende ten derden daghe opghe­staen is na Scriften / ende op­ghevaren is ten Hemel / ende sit ter dechter-handt des Va­ders. Ende dat hy sal weder komen metheerliche dt om te oordeelen de levende ende de doode / wiens rijcke geen eyn­de en sal hebben. Ende wy ge­loove inden Herlighen Ghrest / den Heere ende ghever des le­vens / die van den Vader ende den Sone uytgekomen is / wie 't samen met den Vader ende den Sone ghedient ende ghe­heerlicht is / die ghesproken heeft door de Propheten En­de wy gheloven eene Herlighe alghemeyne ende Apostolische Kercke. Wy belijden eenen doop tot vergevinghe der son­den. Ende we verwachten de opstandighe der deoden / ende het leven der toekomende eeume.

The form of Creed, and Confession of Athana­sius Bishop of Alexan­dria, written in the 333 year after Christs birth.

Whosoever wil be saved, be­fore all things it is necessa­ry for him, that he hold the Catholike faith: which faith whosoever doth not keep whole and undefiled, without doubt he shal perish everlastingly.

And the Catholike faith is this: That wee worship one God in Trinity, and Trinity in unity; without confounding y e persons, or dividing the essence and sub­stance For there is one person of the father, another of the son, and another of the holy Ghost: but the father the son, and y e holy Ghost have one godhead, glory equall, and Majestie coe­ternall. Such as the father is, such is also the son, and such is the holy Ghost. The father is un­created, the son is uncreated, and the holy Ghost is uncreated. The father is incomprehensible, the son is incomprehensible, and the holy Ghost is incomprehensible.

The father is eternall, the son [Page 45] is eternall; and the holy Ghost eternall. And yet they are not three eternals, but one eternall: as also not three incomprehensi­bles, not three uncreated: but one uncreated and one incom­prehensible. So likewise the fa­ther is almighty, the son almighty & the holy Ghost almighty: & yet they are not three almighties, but one almighty. So also the father is God, the son God, and the holy Ghost God: and yet they are not three Gods, but one God. So likewise the father is Lord, the son Lord, and the holy Ghost Lord: and yet there are not three Lords but one Lord. For like as we be compelled by the Chri­stian verity, to call every person by himself God and Lord: so are we forbidden by the Catholique faith, to acknowledge three Gods or (three) Lords. The father is made of none, neither created, nor begotten; the son is of the father allone, not made, nor created, but begotten: the holy Ghost is of the father, and the son; neither made, nor created, nor begotten, but proceeding. So that there is one father, not three fathers, one son, not three sons; one holy Ghost not three holy Ghosts. And in this Trinity there is neither first nor last, nor greatest nor least: but the whole three persons have equall eterni­ty, [Page 46] and are in al things coequal. So that in all things as is afore­said, the vnity in Trinity, and Trinity in vnity is to be wor­shipped. He therfore that will be saved, must thus think of the Tri­nity.

Furthermore it is necessary to everlasting salvation, that he also beleeve rightly the incarnation of our Lord Iesus Christ. For the right faith is, that we beleeve & confesse, that our Lord Iesus Christ the son of God, is God and man. God of the substance of the father, begotten beforeal world; and man of the substance of his mother, born in the world: per­fect God, and perfect man; having a reasonable soul, & humane flesh. Equal to the father as touching his godhead, inferiour to the fa­ther touching his manhood: who although he be God and man, yet is he not two, but one Christ; One, not by conversion of the godhead into flesh, but by taking of the manhood into God; one altogither, not by confusion of substance, but by vnity of person. For as the reasonable soul and flesh is one man: so God and man is one Christ, who suffered for our salvation, descended into hel rose againe the third day from the dead, he ascended into heaven, sitteth on the right hand of God [Page 47] the father almighty: from whence hee shal come to judge the quick and the dead.

At whose coming al men shall rise again with their bodyes, and give accompt for their own works: and they that have don good, shal goe into life ever­lasting; but they that have don evil, into everlasting fire.

This is the Catholike faith: which if a man beleeveth not faithfully and certainly, hee can­not be saved.

Gheloofs-forme, en­de bekentenisse A­thanasij Bisschop van Alexandrien, ge­schreven in't jaer nae Christi geboorte 333.

SO wie wil Saligh zijn / dien is voor alle dingh noodigh / dat hy het algemeyn ghe­loove houde: het welcke ghe­loove so wie niet gheheel ende ongeschent en bewaert / die sal sonder twijffel eeuwighlijck verdedven.

Ende het algemeyne geloove is dit: dat wy den eenighen Godt inde dryheydt / ende de dryheyt in de eenigheyt eeren; sonder de persoonen te ver­mengen / ofte het wesen ende substantie te deylen. want het is een ander persoon des Va­ders / een ander des soons / en­de een ander des H. Geefts: Maer de Vader / sone ende Hey­ligen Geest hebben een Godt­heyt / gelijcke eere / ende ghe­lijcke eeuwighe eetlijckheydt Hoedanigh de Vader is foo­danigh is oock de Sone; foo­danigh is oock de Heylight Gheest. De Vader is onghe­schapen / de Sone is ongescha­pen / ende de Heyligen Geest is ongeschapen. Onmetelijck is d [...] Vader / onmetelijck is de Sone / ende onmetelijck is de Heyligen Geest.

De Vader is eeuwigh

De sone is eeuwigh ende de He [...]lighen Gheest is eeuwigh. Nochtans en zijn 't niet drie eeuwighe / maer een eeuwigh: ghelijck oock niet drie onme te­lijcke / noch dry ongheschapene: M [...]er een ongheschapen ende een onmetelijck. Desgelijcx is de Vader almachtigh / de Sone almachtigh / en de H. Gheest almachtigh: ende nochtans en zijn 't niet dry almachtige / maer een almachtigh. A [...]soo oock is de Vader Godt / de Sone Godt / ende de H. Geest Godt: ende nochtans zijn 't niet dry Goden / maer het is een Godt. Alsoo is de Vader Heere / de Sone Heere / ende de Heylige Gheest Heere: En­de nochtans zijn 't niet dry Heeren; maer een Heere. Want gelijck wy door de Chri­sten-waerheydt bedwonghen worden / eenen yegelijcken per: soon by-sonder / Godt ende Hee­re te noemen: Also is ons oock door het alghemeyn gheloove verboden dry Goden oft Hee­ren te bekennen. De Vader en is van niemandt gemaeckt / noch gheschapen / noch ghe­ghener eert / de Sone is vanden Vader alleen / niet ghe­maeckt / noch gheschapen / maer geghenereert: de Heyli­ge Geest is vanden Vader en­de den Sone / met ghemaeckt / noch gheschapen / noch ghe­genereert / maer uytghekomen. So is daer dan een Vader / niet dry Vaders; een Sone / niet dry Sonon; een H Geest / niet dry H. Gheesten. Ende in de­se dryheydt en is niet eerst / noch laetst / niet meest noch minst: maer de ganische dry personen hebben gelij ke eeu­wigheyt [Page 46] / ende sy ben selven al­lesins gelijck. So dat alom­me ghelijck nu gheseyt is / de eenheyt inde dryheydt / ende de dryheyt inde eenheyt zy te ee­ten. Daerom soo wie wil Sa­ligh zijn / die moet aldus van de dryvuldigheyt gevoelen.

Doorts het is tot de eeuwi­ge Saligheyt noodigh / dat hy oock de mensch-werdinghe on­ses Heeren Iesu Christi trou­welijck gheloove. Want het rechte geloove is / dat wy ge­looven ende belijden / dat onse Heere Iesus Christus Godts Sone / zy Godt ende mensche. God uyt de substantie des Da­ders / voor alle tijden ghegene­reert: ende mensch / uyt de sub­stantie fijns Moeders / in den tijdt geboren: volkomen Godt ende volkomen mensche; heb­bende een verstandighe Ziele / ende menschelijck vleesch. Den Dader gelijck na de Godtheyt / minder dan de Dader nae de menscheyt: de welcke hoe wel hy Godt is ende mensche / soo is hy nochtans niet twee / maer een Christus: Een / niet door veranderinge der Godtheyt in het vleesch / maer door de aen­neminghe der menscheyd [...] in Godt; een al t'famen / niet door de vermenginghe der substan­tie / maer door de eenheydt des persoons Want gelijck de ver­standige Ziele ende het vleesch een mensche zijn: also is Godt ende de me [...]sche een Christus. De welcke gheleden heeft om onser Salicheyts wil [...]s / ne­derghedaelt is ter hellen / ten derden daghe weder opghe­staen van den dooden / opghe­klommen ten Hemel / sit ter rechter-handt Godts des [Page 47] Vaders Almachtigh: van daer hy komen sal om te oordeelen de levendige ende de doode.

Tot des welckes komste al­le menschen sullen weder op­staen met hare lichamen ende van hare e [...]gene wercken reec­kenschap gheven: ende die goet gedaen hebben / sullen in het eeuwige leven gaen / maer die quaet ghedaen hebben / in't eeuwige vyer.

Dit is het algemeyn gheloo­ve: het welck so wie niet trou­welijck ende vast en ghelooft / die en sal niet moghen Salich zijn.

The 38 and 39 chap­ters of the book of Iob: and a part of the 40 and 41. chapters.

THen the Lord answered Iob out of the whirlewind, and said, who is he that darken­eth counsel by words without knowledge? Gird up now thy loynes like a man, and I wil de­mand of thee, and teach thou me. where wast thou when I laid the foundations of the earth? declare if thou hast understan­ding. who hath laid the measures thereof, if thou knowest it? or who hath stretched the line upon it? where upon are the foundations thereof fastened? of who layd the corner stone thereof? when the morning stars sang joyfully togither, and all the children of God shouted for joy.

Or who shut up the sea with [Page 48] doors, when it brake forth as if it had issued out of the womb? when I made the cloud the gar­ment: thereof, and thick darknes a swadling-band for it: when I brake up for it my decreed place, and set bars and doores, and said, hitherto shalt thou come, but no further: and here shall hee set himself against the pride of thy waves.

Hast thou commanded the morning since thy dayes? hast thou caused the day-spring to know its place, that it might take hold of the ends of the earth, that the wicked might be shaken out of it? that it should bee tur­ned as clay to the seale, and they stand as a garment. And that from the wicked their light is with-holden, and the high arm shall be broken. Hast thou en­tred into the springs of the sea? and hast thou walked in the search of the depth? Have the gates of death been opened unto thee? and hast thou seen the doores of the shadow of death?

Hast thou perceaved the breadth of the earth? declare if thou know­est it all. Where is the way where the light dwelleth? and (as [...]) darknes, where is the place thereof? that thou shoul­dest, bring it to the bound there­of, and that thou shouldest know the paths to the house thereof? Thou knowest it, for thou wast then borne: and thy dayes are many in nomber.

Hast thou entred into the trea­sures [Page 49] of the snow? and hast thou seen the treasures of the haile, which I have reserved against the time of trouble, against the day of battel and war?

Where is the way where the light is parted, & the east winde scattereth it self upon the earth? who hath divided a wa­ter-course for the overflowing of waters: and a way for the ligh­tening of thunder? To cause it to raine on the earth, where no man is; on the wildernes, wherein there is no man; to satisfie the desolate and wast ground, and to cause the bud of the tender he [...]b to spring forth. Hath the raine a father? Or who bringeth forth the drops of the dew?

Out of whose wombe cometh the ice? and who gendereth the boary frost of heaven? The wa­ters are hid as with a stone, and the face of the deep is frozen.

Canst thou binde the sweet influences of Pleiades, or loose the bands of Orion? Canst thou bring forth Maz­zaroth in his season, or canst thou guide Arcturus with his son [...]? Knowest thou the ord [...]nances of heaven: or canst thou set the do­minion therof on the earth? Canst thou lift up thy voice to the clouds, that abundance of wa­ters may cover thee? Canst thou send forth lightenings, that they may goe and say unto thee, be­hold, Here we are?

Who hath put wisdome in the inward parts? or who hath gi­ven [Page 50] understanding to the mynd? who can nomber the clouds in wisdome? or who can stay the bottles of heaven? when the dust groweth into hardnes, and the clods cleave fast togither.

Wilt thou hunt the prey for the old lyon [...]or fill the appetite of the young lyons? when they couch in their dens, and abide in the covert to lye in wait? who pro­videth for the raven his food, when his young ones cry unto God, when they wander for lack of meat?

Knowest thou the time when the wild goats of the rock bring forth? Hast thou marked when the hindes doe calve? Canst thou nomber the moneths which they fulfill? & knowest thou the time when they bring forth? when they bow themselves, they with Splitting bring forth their young ones, they cast our their sor­rowes. Their young ones are in good liking, they grow up with corne: hey goe forth, and returne not unto them.

Who hath sent out the wilde asse free: and who hath loosed the bands of the wilde asse? whose house I have made the wildernes, & the barren land his dwellings. He scorneth the multitude of the city, neither regardeth hee the crying of the driver. The raunge of the mountaines is his pasture, and hee searcheth after every green thing.

Will the unicorne bee willing to serve thee, will hee abide by thy crib? Canst thou binde the unicorne with his band in the sorrow: will hee barrow the val­leys [Page 51] for thee? wilt thou trust him becaus his strength is great? and wilt thou leave thy labour to him? wilt thou believe him that he will bring home thy seed, and gather (it) into thy barne?

Gavest thou the goodly wings unto the peacocks, or the fea­thers unto the Stork, and unto the ostrich? That she leaveth her eggs in the earth, and warmeth them in the dust, and forgetteth that the foot may crush them, and that the beasts of the field may break them. She hardeneth her self a­gainst her young ones, as if they were not hers; her labour is in vain because she is without feare. Becaus God hath deprived her of wisdome, and hath not imparted to her understanding, when it is time, she lifteth up her self on highe: she scorneth the horse and his rider.

Canst thou give y horse strength? Canst thou cloath his neck with thunder? Canst thou make him affraid as a grashopper? the glory of his nostrils is a terrour. He paweth in the valley, and rejoy­ceth in his strength: and he goeth on to meet the armed men. He mocketh at feare, and it not af­frighted; neither turneth he back from the sword. The quiver rat­leth against him, the glittering, iron of the pike and the launce. He swalloweth the ground with fiercenes and rage: and he beleiveth not that it is the sound of the trumpet. He saith among the trumpets [Page 52] ha ha; and he smelleth the battel afar off, the thunder of the cap­taines and the shouting.

Doth the hawke flie by thy un­derstanding, and stretch her wings toward the south? Is it at thy command that the Eagle doth mount upon high, and that he maketh his nest on high? Hee dwelleth & abideth on the rock, upon the crag of the rock, and the strong place. From thence hee seeketh the prey: his eyes be­hold a far off. His young ones also suck up blood: and where the slaine are there is he.

Behold now Behemoth which I have made with thee, he eateth gras as an oxe. Lo now, his strength is in his loynes, and his force is in the navell of his belly. when he pleaseth his taile is like a cedar: the sinews of his shame are wrapt togither. His bones are as strong bras, his bones are like bars of iron. He is a cheif part of the waies of God: hee that made him, can make his sword to approach unto him. Becaus the mountaines bring him forth [...]od: therfore al the beasts of the field play there. Hee lyeth under the shady trees, in the co­vert of the reeds, and f [...]rs. The shady trees cover him, each one with his shadow: the willows of the brook compas him about. Behold hee doth violence to the river & hasteth not: hee trusteth that he can draw up Iordan into his mouth. Can men take him [Page 53] before his eyes? can men pierce him through the nose with snars?

Canst thou draw out Levia than with an hook, or his tongue with a cord which thou lettest downe? Canst thou put an hook into his nose, or boare his jawe through with a thorne? wil hee make many supplications unto thee? will hee speak soft words unto thee? w [...]ll hee make a cove­nant with thee, wilt thou take him for a servant for ever? wilt thou play with him as with a bird? or wilt thou bind him for thy maidens? Shall the compani­ons make a banquet of him? shall they part him among the Mer­chants? Canst thou fil his skin with barbed irons: or his head with a fishers spear? Lay thine hand upon him, remember the battel, doe no more. Behold his hope shall faile; shall hee not be cast down at the sight of him? None is so fierce that dare stir him up: who then is hee that will stand before mee? who hath preven­ted me that I should repay him? whatsoever is under the whole heaven is myne. I will not con­ceale his parts, nor the relation of his power, nor the comelynes of his proportion, who can disco­ver the face of his garment? or who can come to him with his double bridle? who can open the doors of his face? Round about [Page 54] his teeth is terrour. His strong scales are very excellent; each one shut up togither at with a close seal. One is so neare to an other, that the aire cannot come be­tween them. They are ioyned one to another, they stick togither, that they cannot bee funde­red. Everie one of his neesings maketh a light to shine, and his eyes are like the eye lids of the morning. Out of his mouth goe burning lamps and sparks of fire leap out. Out of his nostrils goeth smoke, at out of a seething pot or caldron. His breath would kindle coals, and a stame goeth out of his mouth. In his neck lodg­eth strength, and sorrow it self leapeth for ioy before him. The flakes of his flesh are ioyned to­gether: every one is firm in him, it cannot be moved. His heart is as firme as a stone, yea as hard as a peice of the nether milstone. when hee raiseth up himselfe the mighty are afraid by reason of his breakings through, they purifie themselves. If any one touch him with the sword, that shal not hold: the speare, the dart, nor the habergeon. He esteemeth iron as straw, and steele as rot­ten wood. The arrow cannot make him flie: sling-stones are turned with him into stubble. Darts are counted as stubble: and be laugheth at the shaking of the spear. Sharp Sheards are un­der him: hee spreadeth [Page 55] himselfe, on sharp pointed (things) as upon mire. Hee maketh the deep to boile like a pot: he maketh the sea like a pot of ointment. He maketh the path to shine after him; one would think the deep to be hoarie. Vpon earth there is not his like: Who is made to be without feare. He beholdeth all high things: be is a king over al young proud beasts.

Den 38 en 39 capit­telen des boecks Iobs: oock een ge­deelte des 40 en 41 capittelen.

DAerna antwoorde de Hee­re Iob uyt den onweder / en se [...]de, wie is hy / die den raedt verduystert met woorden sonder wetenschap? Gordt nu als een man uwe len­denen; so sal ick u vragen / en­de onderricht my.

Waer waert ghy / doe ick de aerde grondede? gheeft het te kennen / indien ghy kloeck van verstande zijt. Wie heeft-hare maten gheset indien ghy weet het? ofte wie heeft over haer den richt-snoer ghetrocken? waer op zijn hare gront vesten neder-ghesoncken? ofte wie heeft haren hoeck-steen ghe­leght? Doe de morgen-sterren 'tsamen vrolick songen / ende al­le de kinderen Godts juyche­den.

Ofte wie heeft de Zee met [Page 48] deuren toeghesloten / doe [...]e uytbrack als oftse uyt de baer­moeder voortquam? Doe ick de wolcke tot hare kleedinghe stelde; ende de donckerhe [...]dt tot haren windel-doeck: doe ick voor haer mijn besluyte plaetse doorbrack / ende sette­de grendelen / ende deuren / en­de serde / Tot hier toe sul [...] ghy komen / en niet voorder: ende hier sal hy sich stel en teghen den hoochmoet uwer golven.

Hebt ghy van uwe daghen den morghen-stont gheboden? hebt ghy den dagheraet fijne plaetse ghewesen? op dat hy de e [...]uden der aerde vat [...]en soude; dat de godtloose uyt haer uytgheschuddet sonden worden? dat sy verandert sou­de worden / gelijck segel-lijm; ende sy ghestelt worden / als een kleedt. Ende dat vande godloose haer licht gheweerdt worde; ende den hooghen arm worde gebroken. Zijt ghy ge­komen tot aen de oorsprongen der Zee? ende hebt ghy in het onderste des afgconts ghe­wandelt? Zijn u de poorsen des doots ontdecket? Ende hebt ghy ghesien de poorsen van de schaduwe des doodis?

Zijt ghy niet u verstant ghe­komen tot aen de breedten der aerde? geeft het te kennen / in­dien ghy dit alles weet. Waer is de wegh daer het licht woont? ende de duysternisse waer is hare plaetse? dat ghy dat brengen soudt iot sijne pa­le / ende dat ghy mercken soudt de paden sijns Huys? Ghy weet'et / want ghy waert doe gheboren: ende uwe daghen zijn vere in ghetale.

Zijt ghy ghekomen tot de [Page 49] si hat kameren der sneeuw? en­de hebt ghy de schat-kameren des Hag [...] is ghesien / dien iest ophoude tot ben tijdt der be­n [...]u [...]he vt / tot de dach des s [...]ts / ende der oorloghe?

Waer is de wegh daer het light verdeelt wordt; ende de co [...]en-windt sich versiro [...] der aerde? wie beelt voor den s [...]ort reghen eenen water▪ [...]op uri [...] ende eenen wegh voor het weerlicht der dondeten? Om te reghenenop het lant / daer niemant en is op de woes [...]ijne / daer in geen mensche er is. Om het woes [...]e ende bet verwoe­stede te verfadighen: en̄ om het uytspruytsel der gras scheut­kens te doen wassen. Heeft de [...]eghen eenen Dader? ofte wie baert de druppelen des dauws?

D [...] wiens burck komt het [...]s voort? ende wie baert den rijm des Hemels? Als met ee­nen steen verberghen haer de wateren: ende het blacke des af-gronis wort om vat.

Kondt ghy de lief lickheden van het seven ghesiernte bin­den / ofte de s [...]ringhen Orions los maken? kondt ghy de Maz­zaroth voort brengen in haren tijt ende den waghen met fij­ne soonen erden? weet ghy de ordinantien des Hemels / ofte kent ghy de heerschapp [...]e des selven op de aerde besiellen? kont ghy uwe s [...]emme tot de wolcken opheffen; op dat een over-vloedt van water u be­decke? kont ghy de blixemen uyt laten / datse henen baren / ende tot u segghen / siet hier zijn wy?

Wie heeft de wijsheydt in't binnenste gheset? ofte wie [Page 50] heeft den sin het verstan [...] ghe­geven? wie kan de wolken met wijsheyt sel'en? ende wie kan de flesschen des Hemels neder­leggen? Als het s of door, oo­ten is tot vas icheyt / ende de kluyten 't famen kleben?

[...]ult ghy voor den ouden Leeuw roof jaghen? of de graegheyt den jonge Leeuwen vervullen? Als sy neder-buc­ken in haer holen ende in den kuyl sitten / ter loeringhe. Wie bereydt de cave haren kost / a [...]s hare jonghen tot Godt schreu­wen / als sy dwalen / om dat­ter geen Eten en is?

Weet ghy den tijt van het baren der steen-geyten? hebt ghy waer genomen den arbeyt der hinden? Sult ghy de maen­den tellen die sy vervullen? en­de weet ghy den tij [...] van haer baren? Als sy haer krommen / hare jongen met verspl [...]tinge voort-brengen / hare smerten uytwerpen? Hare jongen wor­den kloeck / worden groot door het koorn / sy gaen uyt / ende en keeren niet weder tot de se [...]ve.

Wie heeft den Woudt-Gzel vry henen ghesonden? ende wie heeft de banden des wilden Ezels ghelost? Dien ick de wildernisse tot sijn Huys be­stelt hebbe / ende het siltighe tot sijne wooninghen. Hy be­lacht het ghewoel der Stadt / het menigerley getier des drij­vers en hoort hy niet. De uyt­speuringe der berghen is sijne weyde: ende hy soeckt allerley groensel na.

Sal den eenhoorn u willen dienen? sal hy vernachten aen uwe kribbe? Sult ghy den eenhoorn met sijn touw aen de voren binden? sal hyde leechten [Page 51] u eggen? sult ghy op hem ver­trouwen / om dat sijne kracht groot is? en̄ sult ghy uwen ar­beyt op hem laeten? Sult ghy hem gelooven / dat hy u zaet sal weder brengen / ende vergade­ren tot uwen dorsch-vloer?

Sijn van u de verheugelicke vleughelen der pauwen? ofte de vederen des Oy-vaers / en­de des Struys voghels? Dat sy hare eyeren inde aerde laet / ende in het stof die verwarmt.

Ende vergheet / dat de voet die drucken kan / ende de die­ren des velts die vertrappen konnen? Sy verhardet sich te­gen hare jongen / als ofse hare niet en waren: haren arbeydt is te vergeefs / om dat sy son­der breefe i [...]. Want Godt heeft haer van wisheyt ontbloot / en­de heeft haer des verstandts niets mede gedeylt. Alst tijdt is / verheft sy haer inde hooch­te: sy belaght het peert / ende sijn rijder.

Sult ghy het peert sterckte geven? kont ghy sijnen hals met donder bekleeden? Sult ghy het beroeren / als eenen sprinck-haen? de pracht van sijn ghesnuyf is eene verschric­kinge. Het graeft inden gront / ende het is vrolick in sijne kracht: ende treckt uyt / den geharnaschten te gemoete. Het belacht de breese / ende en wort niet ontsteldt / ende en keert niet wederom van weghen het sweert. Tegen hem totelt de pijl-koker; het vlammich yser der spiesse / ende der lance: Met schuddinghe ende beroeringhe slockt het de aerde op / ende en ghelooft niet dat het is 't ghe­luydt der basuyne. In 't vol­le gheklanck der basuynen [Page 52] seydt het Heaha: ende rieckt de Krijch van verren / den don­der der vorsten / ende 't ghe­jurch.

Vliecht de Sperwer door u verstant / ende brendt sy hare vleugelen uyt nae het su [...]den? Ist nae u bevel dat den Arent sich om hooghe verheft / ende dat hy sijnen nest inde hoochte maeckt: Hy woont ende ver­nacht inde steen rotzse / op de scherpte der s [...]een-rotze / ende der vaster plaetse. van daer speurt hy de spijse op [...]sijne oo­ghen sien van verren a [...]. Oock suypen sijne jongen bloet ende waer verslaghene zijn daer is hy.

Siet nu / Behemoth / welc­ken ick ghemaeckt hebbe ne­vens u / hy eet hoy / ghelijck een runt. Siet doch / sijne kracht is in sijne lendenen; ende sijne macht in den nave? sijns buyer. Als 't hem lust / sijnen steert is als een Cedar: de senuwen zij­n [...]r schaemte zijn doorvloch­ten. Sijne beenderen zijn als vast koper: sijne gebeenten zijn als ysere hant-boomen. Hy is een hooft-stuck der weghen Godts: die hem ghemaeckt heeft / k [...]n sijn sweert tot hem voegen. Om dat de bergen hem voeder voortbrenghen / daer­om spelen alle de dieren des velis aldaer. Onder schaduw­achtige boomen leyt hy neder: in een schuyl plaetse des riets / ende des stijcks. De schaduw­achtige boomen bedeckenhem / elck een met sijne schaduwe: de beeck-wilghen omringen, hem, Siet / hy doet de riviere ghe­weldt aen / ende en verhaest sich niet hy bertrouwt / dat hy de Iordane in sijnen mondt [Page 53] soude konnen intrecken. Sou­de men hem voor sijn ooghen konnen vanghen? soude men hem met stricken den neuse doorboren konnen?

[...]ult ghy den Leviathan met den anghel trecken / ofte s [...]ne tonghe met eene koorde / die ghy laet nedersincken? sult ghy hem eene angel in de neuse leggen: of met een doorn sij­ne kake doorboren? sal hy aen u vele smeeckinghen waken? sal hy sachtkens tot u spr [...]ken? sa [...] by een verbont met u maken: sult ghy hem aennemen tot ee­nen eeuwigen slave? sult ghy met hem spelen / ghe [...]ck met een vogelken: of su [...]t ghy hem binden voor uwe jonghe doch­teren? sullen de met-gesellen van hem een mael tijt bere [...]den: sullen sy hem deelen onder de koop-lieden? Su [...]t ghy sijne hu [...]dt met haken vullen; of met een visschers kranwel sijn hooft? Legt uwe hant op hem / gedenckt des strijdts / doet het niet meer. Siet / sijne hope sal ferlen [...] sal hy oock niet voor sijn ghesichte neder gheslaghen worden? riemant en is so koen / dat hy hem op wecken soude; wie is dan hy / die sich voor mijn aenghesichte stellen sou­de? Wie heeft m [...] voor gheko­men / dat ick hem soude vergel­den? wat onder den [...]ensschen Hemel is / is mijne. I [...]t en sal sijne leden niet vers [...]ijghen / nochte hei verhael sijner ster [...] ­ten / nochte de bevallicheyt sij­ner ges [...] altenisse, wie soude het oppers [...]e sijnes [...]eets ontdec­ken [...] ofte wie soude met fijnen dobbelen brerdel hem aenke­men? wie soude de deuren sijns aenghesic [...]s open doen? ron­tom [Page 54] sijne tanden is verschric­kinghe. Seer uytnemende zijn sijne stercke schilden; elck een ghesloten als met eenen nauw-druckende zeghel.

De een is so na aenden an­deren / dat de wint daer niet en kan tusschen komen. Sy kle­ven aen malckanderen / sy vat­ten sich t'samen / datse fich niet en scherden. Elck eene sijner niesinghen doet een licht schij­nen: ende sijne oogen zijn als de oogen-leden des dageraets. Wt sijne mondt gaen fackelen / ende vyerighe voncken raken­der uyt. Wt sijne neus-gaien komt roock voort / als uyt ee­nen ziedenden pot / of ruymen ketel. Sijnen adem soude ko­len doen vlammen / ende een vlamme komt ur [...] sijnen mondt voort. In sijnen hals herbergt de sterckte: voor hem springht selve de droefheyt van vreuch­den op De stucken sijns vleeschs kleven t' samen: elck een is vast in hem / het en wort niet beweeght. Sijn her­te is vast gelijck een sieentjke vast gelijck een deel des onder­sten meulen-steens. van sijn verheffen schromen del sterc­ke: om sijner doorbrekinghen wille / ontsondigen sy hen.

Raeckt hem ymant met den sweerde / dat en sal niet be­staen; spiesse / schicht / noch pantzier. Hy acht het yser voor siroo / ende het stael voor verrot hout. De pijl en sal hem niet doen vlieden: de slin­ghen-sieenen worden hem in stoppelen verandert. De werp-steenen worden van hem ghe­achtet als stoppelen: ende hy belacht de drillinghe der lance. Onder hem zijn scherpe scher­ven: [Page 55] hy spreyt sich op het punc­tachtighe / als op slijck. Hy doet de diepte zieden / ghelijck eenen pot / hy stelt de Zee als, een Apotekers Kokerye. Ach­ter hem verlicht hy het padt: men soude den af-grondt voor grijsicheyt houden. Op der aer­den en is niet met hem te ver­ghelijcken: die gemaeckt is / om sonder schrick te wesen. Hy aensiet alles wat hooch is / hy is een koningh over alle jonge hooghmoedighe dieren.

The. 4, 5, and 6 chap­ters of the epistle of Paul to the Ephesians: wherein the duty of Christians is largely hand­led.

I therfore beseech you, (even) I the prisoner in the Lord, that ye walk worthy of the vocation wherewith ye are called: with al lowlines and meeknes, with long suffering, forbearing one another in love: Endeavouring to keep the vnity of the Spirit by the bond of peace, There is one body, and one Spirit, even as also yee are called unto one hope of your calling: one Lord, one faith, one baptisme, one God & father of [Page 56] all, who is above al, and through all, and in you all.

But to every one of us is grace given, according to the mea­sure of the gift of Christ: Ther­fore hee saith, when hee ascend­ed up on highe, he led captivity captive, and gave gifts unto men. Now this, be ascended, what is it, but that be also descended first into the lower parts of the earth? He that descended, is the same also that ascended up farre above all heavens, that he might fill all thinges. And bee gave some to be Apostles, and some for prophets, and some to be Evan­gelists, and some for pastours and teachers: For the perfecting of the Saints, for the work of the mi­nistrie, for the edifying of the body of Christ; untill wee all come unto the unity of the faith and of the knowledge of the son of God, unto a perfect man, unto the measure of the frature of the fulnes of Christ: That we hence­forth bee no more children, who like the flood are tossed to and fro, and carryed about with every winde of doctrine, by the sleight of men, by the cunning craftines whereby they lye in wait to de­ceave: But following the truth in love, may in all things grow up unto him, who is the head, even Christ: From whom the whole body fitly joyned-togither and compacted, by that which every joynt supplyeth, according [Page 57] to the working of every part in its measure, maketh the increase of the body, to the edifying of it selfe in love.

This I say therfore, and testi­fie it in the Lord, that you hence­forth walke not like as the o­ther gentiles walke in the vanity of their minde, darkened in the understanding, being alienated from the life of God, through the ignorance that is in them, becaus of the hardnes of their hearts: who being past feeling, have given themselves over unto lasciviousnes, to work all un­cleannes with greedines. But ye have not so learned Christ, if so bee yee have but heard him, and are taught by him, as the truth is in Iesus: To wit, that yee should put off, concerning the former conversation, the old man, which is corrupt through the lusts of deceitfulnes and that you should bee renewed in the spirit of your minde, and put on the new man, which after God is created in true righteous­nesse and holynes.

Wherfore put away lying and speak the truth every man with his neighbour: For we are mem­bers one of another.

Be ye angry, and sin not; let not the sun goe down upon your w [...]ath: neither give place to the devill.

Let him that hath stolen steale [Page 58] no more, but rather labour, work­ing with his hands the thing which is good, that he may have to distribute to him that hath need.

Let no filthy communication proceed out of your mouth: but if there be any good communica­tion to profitable edification, that it may give grace to them that beare it.

And grieve not the holy Spirit of God, by whom yee are sealed unto the day of redemption.

Let all bitternes, and wrath, and anger, and clamour, and evill speaking, bee put away from you, withall malice.

But be ye kind one to another, mercifull, forgiveing one ano­ther, even as also God in Christ hath forgiven you.

Bee yee therefore followers of God, as deare children: and walke in love, even as Christ also hath loved us, and hath gi­ven himself up for us, for an offer­ring and a sacrifice to God, for a sweet smelling savour.

But fornication, and al un­cleannes, or covetousnes, let it not be once named among you, as it becometh Saints: neither filthynes, nor foolish talking, or jesting, which are not comely, but rather giving of thankes. For this you know, that no whoremonger, or unclean (person), or covetous (man) Who is an Idolater, hath inheri­taunce [Page 59] in the kingdome of Christ and of God.

That no man deceave you with vaine words: for becaus of these things cometh the wrath of God upon the children of disobedi­ence. Be not ye therfore parta­kers with them. For yee were sometimes darknes, but now are yee light in the Lord: walke as children of light: For the fruit of the Spirit is in all goodnes, and righteousnes, and truth. Prove­ing what is acceptable unto the Lord.

And have no fellowship with the vnfruitful workes of darknes: but much rather also reprove them. For it is even shamefull to speak of those things which are don of them in secret. But al these things, being reproved of the light are made manifest. For whatsoever doth make manifest, is light. Therfore he saith, Awake thou that sleepest, and arise from the dead, and Christ shall give thee light,

See then thae ye walke cir­cumspectly, not as fools but as wise, redeeming the time, be­caus the dayes are evill. wher­fore bee yee not without understanding, but understand what the will of the Lord is. And be not drunk with wine, where­in is excesse, but be filled with the Spirit: Speaking among your selves with psalmes; and hymnes, and spirituall songs, singing, and making melodie to the Lord in your heart: giving thankes [Page 60] alwayes for al things to God and the father, in the name of our Lord Iesus Christ: being subject one to another in the feare of God.

Yee wives be subject to your owne husbands, as unto the Lord: For the husband is the head of the wife, even as Christ is the head of the church; and hee is the saviour of the body. Therfore as the Church is subject unto Christ, so also ( [...]e [...]) the wives (bee) to th ir owne hus­bands in every thing Ye husbands love your owne w [...]ves, even as Christ also hath loved the Church, and hath given up him­self for her: that hee might sanc­tifie it, having cleansed her with the washing o [...] wa [...]er by the word: toa [...] he might present it to himself gloriou [...] a church which hath no spot or wrinckle, or any such thing, but that shee should be ho [...]y and v [...]t provea­ble. So are men bound to love their owne wives, as their owne bodies. He that loveth his owne wife, loveth himself. For no man ha h yet ever bated his owne flesh, but hee nourishe [...]h and cherrisheth it, even as also the Lord the church. For we are members of his body, of his flesh and of his bones. Therefore shal a man leave his father and mother and shall cleave to h s Wi [...]e: and they two shalbe one flesh. [Page 61] This mysterie is great: but I speake this, having respect unto Christ, and unto the church. Therfore also let every one of you in particuler so love his wife as himselfe: and the wife see that she reverence her husband.

Ye children be obedient to your parents in the Lord: for that is right. Honour thy father and mother (which is the first com­mandement with a promise) that it may goe well with thee, and that thou mayst live long upon the earth. And ye fathers, provoke not your children to wrath: but bring them up in the nurture and admonition of the Lord.

Ye servants bee obedient unto your Masters according to the flesh, with feare and trembling, in singlenes of your heart, as unto Christ: not according to eye-service, as men pleasers, but as servants of Christ, doeing the will of God from the heart; with good will doeing service to the Lord and not to men: knowing that whatsoever good thing any man doth, the same shall hee re­ceave of the Lord, whither he be bond or free. And ye Masters, doe the same things to them, for­bearing threatening: as knowing that also your Master is in heaven, and that no respect of persons is with him.

Furthermore, my brethren, bee strong in the Lord, and in the power of his might. Put on the whole armour of God, [Page 62] that you may stand against the crafty wiles of the devil. For we wrestle not against flesh and blood, but against principalities, against powers, against the rulers of the world, of the darknes of this world, against Spirituall wickednesses in the aire. There­fore take on the whole armour of God, that you may be able to withstand in the evil day, and ha­ving finished all to abide stand­ing. Stand therfore, having your loynes girt about with truth, and having put on the breast plate of righteousnes: and having your feet shod with the preparation of the gospel of peace. Above all having taken on the shield of faith, wherewith ye shall be able to quench all the fiery darts of the wicked: And take the helmet of salvation, and the sword of the Spirit, which is the word of God: praying alwaies with all prayer and supplication in the Spirit, and watching thereunto with all perseverance, and supplication for all Saints. And for me, that Speech may be given to me in the opening of my mouth with boldnesse, to make knowne the mysterie of the gospel for which I am an am­bassadour in a chaine, that in the same I may speak boldly as I ought to speake.

And that yee also may know [Page 63] myne affaires, & what I do, Tychi­cus the beloved brother, & faith­ful minister in the Lord shal make known to you all things: whome I have sent vnto you for the same purpose, that you may know our affairs, and that he may com­fort your hearts,

Peace be to the brethren, and love with faith, from God the fa­ther, and the Lord Iesus Christ. Grace be withal them, that lover our Lord Iesus Christ in incor­ruption, Amen.

De 4, 5, en 6 capitte­len des Sendt-briefs Pauli aen den Ephe­senen: waerin de plicht der Chri­stenen in't breet verhandelt wordt.

SO bidde ick u dan / ick de gevangen in den Heere / dat ghy wandelt weerdighlick der roepinge / met welcke ghy gheroepen zijt: Met alle oot­moedigheyt ende sachtmoedig­heyt / met lanckmoedigheydt / verdragende malckanderen in liefde: u beneerstigende te be­houden deeenigheyt des Geests door den bant des vredes. Een lichaem is het / en̄ eenen geest ghelij [...]kerwijs ghy oock geroe­pen zijt tot eene hope uwer beroepinghe: een Heere / een gheloove / eenen doop / een Godt ende Dader van [Page 56] alle / die daer is boven alle / en­de door alle / ende in u [...]lle.

Maer elck een van ons is de genade ghegeven / na de [...]ate der gave Christi Daerom feght hy / Als hy opghevaren is in de hooghte / heeft hy de gevanc­kenisse gevanghen ghenomen / ende heeft den menschen ga­ven gegeven. Nu dit / hy is op­gevaren / wat is 'r / dan dat hy cock eerst is nederghedaelt in de nedersie deelen der aerde? Die nedergedaelt is / is de felve oock die opghevaren is verre boven alle de Hemolen / op dat hy alle dinghen vervullen soude. Er de de selve heeft ge­geven sommige tot Apostelen / ende sommige tot Propheeten / ende sommighe tot Evangeli­sten / ende sommighe tot Her­ders ende Leeraers: Tot de volmakinghe der Heylighen / tot het werck der bedieninge / tot opbouwinge des Lichaems Christi; tot dat wy alle sullen komen tot de eenigherdt des gheloofs ende der kennisse des Soons Godts / tot eenen [...]el­komenen man / tot de mate der groote der volheyt Christi▪ op dat wy niet meer kinderen en souden zijn / die als de v [...]eedt beweeght ende omghevoert worden met alle wini der [...]ee­re / doer de bedrieghetie der menschen / door archlis [...]igheyt om lis [...]elick tot dwalinghe [...]e brengen: Magd de wacrhe [...]dt betr [...]chtende in liefde / alle­s [...]ns souden op wassen in hem die het hooft is / namelijck Chris [...]us: uyt welcken het ge­heel lichaem vequaewlick t'fa­men ghevoeght / ende t'famen vast ghemaeckt zijnde / door al­le voeghselen der toebrenginge [Page 57] nae de werckinghe van een ye ghelijck deel in sijne mate / den wasoom des Lichaems maeckt / tot sijns selfs ophouwinghe in de Liefde.

I [...]k seg [...]he dan dit / ende betuyghe het in den Heere dat ghy niet meer en wandelt ge­lijck als de andere He [...]denen wandelen in de [...]delheyt hares ghemoets / verdu [...] stert in het verstant / vervremt zijnde van het leven God [...]s / door de on­wetenhe [...]t die in haer is / door de verhar [...]m [...]e h [...]res henten. Welcke ongevoeligh geworden zijnde / hebben haer selven overghegheven tot ontuch [...]ig­h [...]yt / om alle onreynighe dt gierighlick te bedrijven. Doch gh [...] en hebt Chris [...]um also niet gheleert / indien ghy maer hem ghehoort hebt / ende door hem ge [...]er [...] zijt / ghelijck de waer heyt in [...]esa is: Te weten / dat gh [...] foudet af legghen / aen­gaende de vorige wa [...] d [...]linge / den ouden [...]ensche die verdor­ven word [...] door de begeerlijcke­heden der verl [...] dinghe: ende bat gh [...] sondet verme [...]wt wor­den inden Ghees [...] uwes ghe­moedes / ende den nieuwen mensche aendoen / die nae Godt gheschapen is in waere rechtveerdighe dt ende Hey­ligheyt.

Daerom legghet af de [...]eu­ghen / ende spreket de waer­he [...]dt een reghe [...]ijck met synen naesten: want wy zijn malcan­ders leden.

Wort toornich / ende en fon­dight niet: de Sonne en [...]ae niet onder over uwe too [...]g­he [...]t, Noch en geeft den Hu [...] ­v [...] geen p [...]e [...]fe.

T [...]e ghestoren heeft / en stele [Page 58] niet meer / maer arbeyde liever / werckende dat goed is met de handen / op dat hy hebbe mede te dee [...]en den genen die noodt heeft.

Gheen buyle re [...]en en gae uyt uwen mondt: maer soo daer eenighe goede reden is tot nuttige stichtinge / op dat s [...] ghenade gheve dien [...]ese hooren.

Ende en bedroeft den Hey­ligen Geest Goot niet / door welcken ghy verseghelt zijt tot den va [...]h der veriossen­ghe.

Alle bitterhert / ende toor­niche [...]t / ende gramschap / ende gheroep / ende lasteringhe zy van u geweert / met alle boos­hegt.

Maer zijt tegen malkanderen goedertieren / barmhertigh / verghevende malkanderen / ghelijckerwijs oock God in Christo u lieden vergheven heeft.

Zijt dan na-volgers Godts / als gheliefde kinderen: ende wandelt in de liefde / ghelijc­kerwijs oock Christus ons lief gehadt heeft / ende hem selven voor ons heeft overghegeven tot een offerhande ende een slacht offer Gode / tot eenen wel-rieckenden reuck.

Maer hoererre / ende alle ondeynicheyt / ofte giericheyt / en laet oock onder u niet ghe­naemt worden / ghelijckerwijs het den heyligen betaemt: noch oneerbaerheyt / noch sot-geklap ofte geckerye / welcke niet en betamen; maer veel meer danck-segginge. Want dit weet ghy, dat gheen hoereerder / ofte onreyne / ofte gierigaert / die een af-goden dienaer is / erffe­nisse [Page 59] en heeft in het Coninck­rijcke Christi ende Godts.

Dat u niemandt en ver [...]e [...]de met ydele woorden: want om dese dinghen komt de soorne Godes ober de kinderen der ongehoorsaemheyt. So en zijt dan hare mede ghenooten niet. want ghy waert eertijts duy­sternisse / maer nu zijt ghy licht in den Heere; wandelt als kinderen das lichts: want de vrucht des Geefts is in alle goedigheyt / ende rechtveer­digheyt / ende waerheyt. Be­proebende wat den Heere wel behagelijck zy.

Ende en hebt geen gemeyn­schap met de onvruchtbare wercken der duysternisse / maer bestraftse oock veel eer. Want het gene heymelijck van haer geschiet / is schandelijck oock te seggen. Maer alle defe din­ghen / van het licht bestraft sijnde / worden openbaer want alle dat openbaer maeckt / is licht. Daerom seght hy / Ont­waeckt ghy die slaept / ende staet opuyt den dooden / ende Christus sal over u lichten.

Siet dan hoe ghy voorsichte­lijck wandelt / niet als onwijse / maer als wijfe den tijt uytcoo­pende / dewijle de dagen boos zijn Daerom enzijt niet onver­standigh / maer vers [...]aet welcke de wille des Heeren zy. Ende en wort niet droncken in wijn / waer in overdaet is / maer wort vervult met den Geest: spreken­de onder malkanderen met Psalmen / ende lof-sanghen / ende Gheestelijcke liedekens singhende / ende psal­mende den Heere in uw' herte: danckende alle [Page 60] tijdt over alle dingen Godt en­de den Dader / inden name on­ses Heeren Iesu Christi. Mal­kanderen onderdanigh zijnde in de vreese Godes.

Ghy brouwen weest uwe ey­ghene mannen onderdanigh / ghelijck den Heere: want de Man is het hooft des wijfs / gelijck oock Christus het hooft der Geme [...]nte is: ende hy is de behouder des Lichaenis.

Daerom [...]elijck de Gemeyn­te Christo onderdanigh is / also ooel de vrouwen hare e [...]gene mann [...]n in alles. Ghy man­nen hebt uwe eyghene Drou­wen Lief / gelijck oo k Chr­stus de Geme [...]nte lief ghehadt heeft / ende hemselven voor haer heeft overgheghevan: op da [...] h [...]se He li [...]en soude / haer ghere, night hebbende met het badt des waters door het woordt: op dat hyse hem sel­ven soude Heerlijck voors [...]el­len / een Ghemeynte die geen vlecke ofte dimpel en heeft of [...]et di [...]ghelijcke / maer dat sy soude Heyli [...]h sijn ende on [...] dispelijck. Also zijn de mannen schu digh hare [...]ghene brou­wen [...]ef te hebben / ghe [...]ck haere eygh [...]ne [...]chamen. Die fijne e [...] here Drouwe lief heeft die heeft hem [...]r [...]v [...]n lief. Wan [...] niemandi en heeft oyt sijn erghen vleesch gehaet / ma [...]r hy vo [...] het / ende onder­hout het / gelijckerwijs oock de Heere de Geme nie: Want wy zijn leden zijns Lichaems / van sijnen vleesche / ende van sijne beenen. Daerom sal een mensche sijneu Dader ende Moeder ver alen / ende sal sijn Wijf aenhanghen: ende sy twee sullen tot een bleesch [Page 61] wesen. Dese verborghentheyt is groot: do [...]h ick segghe dit siende op Christum / ende op den Ge [...]e nie. Soo dan oock ghy lied [...]n elck in 't bysonder / een gegelijck hebbe sijn eygen Drouwe also lief als hem sel­ven: ende de Drouwe sie dat sy den man breese.

Ghy kinderen zijt uwen ou­deren gehoorsaem in den Heere: want dat is recht. Eert uwen Vader / ende Moeder / (het welck het eerste gebodt is met een belofte) op dat het u wel gae / ende dat ghy langhe leeft op de aerde. Ende gh [...] Daders en verweckt uwe kinderen niet tot toorne / maer voedtse op in de leeringhe ende verma­ninghe des Heeren.

G [...] dienst-knechten zijt ge­hoorsaem uwen Heeren na den vleesche / met vrese ende be­ven / in eenvoudighe [...]dt uwes herten / ghelijck als Christo: niet nat ooghen-dienst / als menschen behagers / maer als dienst-knechten Christi / doende den wille Godis van herten; dienende met goetwilligheydt den Heere / ende niet den men­schen: we tende dat so wat goet een regelijck gedaen sal heb­ben / hy dat selve van den Hee­re sal ontfangen; het zydienst-knecht / 't z [...] vrye. En̄ ghy Hee­ren / doet het selve by haer / nala­tende de dreyginge a s die we­tet dat oock uw' selfs Heere in de Hemelen is / ende dat geen aenneminghe des persoons by hem en is.

Doorders / mijne broeders / wordet krachtigh in den Hee­re / ende in de sterckte zijner macht. Doet aen de ghe­heele wapen-rustinge Godts / [Page 62] op dat ghy konnet staen tegen de listighe omle [...]dinghen des Duyvels. Want wy en hebben den strijt niet tegen vleesch en­de bloet / maer tegen de over­heden / teghen de machten / te­ghen de gheweldt-hebbers der werelt / der Du [...]sternisse defer eeuwe / teghen de gheestelijcke boosheden in de lucht. Daerom neemt aen de gheheele wapen­rustinghe Godts / op dat ghy konnet weder staen in den boosen dagh / ende alles ver­richt hebbende / staende blijven. Staet dan / uwe lenden omge­gordt hebbende met de waer­heyt / ende aengedaen hebbende de borst-wapen der gerechtic­heyt: ende de voeten geschoeyt hebbende met bereydtheyt des Evangeliums des vredes. Bo­ven al aenghenomen hebbende de schildt des gheloofs / met welcken ghy alle de vyerighe pijlen des boosen sult konnen uyt-blusschen: Ende neemt den helm der Salicheydt / ende het sweerdt des Geesis / het welck is Godts woordt: Met alle biddinge ende smeeckinge / biddende tot aller tijdt in den Gheest / ende tot het selve wakende met alle ghedueric­heydt / ende smeeckinge voor alle de Herlighe: Ende voor my / op dat my het woordt ghegheven worde in de ope­ninghe mijns mondts met vrymoedigheydt / om de ver­borghentheydt des Evange­liums bekent te maken / waer over ick een ghesante ben in een keten / op dat ick in't selve vrymoedelijck mach spre­ken / ghelijck my betaemt te spreken.

Ende op dat oock ghy [Page 63] mooght weten het ghene my aengaet / ende wat ick doe / dat alles sal u Tychicus de ge­liefde broeder ende ghes [...]ouwe Dienaer in den Heere bekent maken: den welcken ick tot dien selven eynde tot u ghe­sonden hebbe / op dat ghy onse saken soude tweten / ende hy uwe herten soude vertroo­sten

Vrede zy den broederen / en­de liefde met gheloove / van Godt den Dader / ende den Heere Iesu Christo.

De ghenade zy met alle de ghene / die onsen Heere Ie­sum Christum lief hebben in onverderflijckheydt. Amen.

Psal. 91

HE that dwelleth in the hide­ing-place of the most high, he shall rest in the shadowe of the Almightie.

I wil say to the Lord; My re­fuge and my fortresse my God in whom I trust.

For he shall rid thee from the snare of the fowler: from the grievous destructive pestilence.

He shall cover thee with his feathers, and under his wings shalt thou trust: his truth is a shield and buckler.

Thou shalt not be affraid for the terrour of the night: for the arrow that flieth by day, for the [Page 64] pestilence that walketh in dark­nes: for the destruction that wast­eth at noon-day.

A thousand shal fal at thy side, and ten thousand at thy r [...]ght hand: it shal not come nigh thee. On [...]y with thyne eyes shalt thou behold it▪ and thou shalt see the reward of the wicked.

For thou, oh Lord, art my refuge, thou hast made the most highe thine habitation there shal none evill befall thee, neither shall any plague come nigh thy tent. For hee shall give his An­gels charge of thee, that they keep thee in all thy wajes. They shall beare thee upon their handes, that thou dash thy foot against no stone.

Thou shalt tread upon the fierce lyon and the adder, thou shalt trample under feet the young lyon and the dragon.

Becaus he loveth me much (saith God) therfore will I deliver him: I will set him on highe, for hee knoweth my name. He shal cal upon me, and I will heare him: I will bee with him in trouble, I will draw him cut, and will honour him. I will satisfie him with length of dayes, and will caus him to see my salvation.

Psal. 91.

DIe in de schuyl-plaetse des Alderhooghsten is ge­seten / die sal vernachten in de schaduwe des Almach­tighen.

Ick fal tot den Heere seg­ghen; Mijne toevlucht ende mijn burcht: mijn Godt op welcke ick vertrouwe.

Want hy sal u redden van den strick des voghel-vangers: van de seer verderflicke pesii­lentie.

Hy sal u decken met sijne blercken / ende onder sijne vleugelen sult ghy betrouwen: sijne waerheydt is een rondasse ende beukelaer.

Ghy en sult niet vreesen voor den schrick des nachts: voor den pijl die des daechs vliecht: voor de pestilentie [Page 64] die in de donckerheyt wandelt: voor het verderf dat op den middach verwoestet.

Aen uwe zijde sullender duy­sent vallen / ende tien duysent aen uwe rechter hant tot u en sal 't niet genaken. Allcen­lijck sult ghy 't met uwe oogen aenschouwen ende ghy sult de vergeldinge der godtloosen sien.

Want ghy / Heere / zijt mij­ne toevlucht den Alderhooch­sten hebt ghy ghestelt tot u vertreck / [...]en sal gheen quaet wedervaren / noch geen plage sal uwe tente naderen. Want hy sal sijne Engelen van u be­velen / datse u bewaeren in al­le uwe wegen. Sy sullen u op de handen dragen / op dat ghy u­wen voet aen geenen steen en stootet.

Op den fellen leeuw ende d'adder sult ghy treden / ghy sult den jongen Leeuw / ende de drake vertreden.

Dewijle h [...] my seer bemint / (spreeckt Godt) soo sal ick hem uythelpen: ick sal hem op eene hoochte stellen / want hy kent mijnen name. Hy sal my aen­roepen / ende ick sal hem ver­hooren: in de benaeuwtherdt sal ick by hem zijn / ick salder hem uyttrecken / ende sal hem vereerlicken. Ick sal hem met lanckheydt der dagen verfadi­ghen / ende sal hem mijn Salig­heydt doen sien.

Certaine morall sayings, and familiar (or pro­verbiall) speeches, very pleasant to the mynd, and profitable for the exercise of the tongue.
Eenige stichtelijcke spreucken, en gemee­ne (of proverbiale) spreeck-woorden, den Geest seer vermaeckelijck, en voordelijk tot d'oeffeninge der sprake.

1 Of the feare of God. Van de vrese des Heeren.

HOnour and serve God.

Eert en dient Godt.

Follow piety.

Behertichd de Godsaligheydt.

The feare of the Lord is the begining of wisdome.

De vreese des Heeren is 't beginn' der wijsheyt.

In all that thou sayest or doest, remember that God heareth and seeth it.

In all' het geen ghy seght of doet / denckt dat God het hoort en siet.

God punisheth evil and rewardeth good.

Godt straft het quade / ende beloont het goede.

Godlines is the foundation of all vertue

Godt vruchticheyt is de grondt van alle deuchden.

2 Of duty to parents and superiours. Van 't plicht aen ouders en over­heden.

LOve thy parents.

Hebt uwe ouders lief.

Strive not with thy parents, although thou hast right in what thou sayest.

En twist niet met uw' ouders / al hebt ghy schoon ghelijck in 't gene ghy seght.

Like as thou dealest with thy parents, so shall thy children deale with thee.

Gelijck ghy met uw' ouders handelt / soo sullen uw' kinderen met u handelen.

Yeild some what to your elder.

Geeft uwe meerder wat toe.

Respect thy friends.

Houdt uwe vrunden in waerde.

Honour them to whom honour is due,

Gert die gheene die eere toe komt.

Feare thy master.

Ontsiet uwe meester.

Reverence an aged person.

Zijt eerbiedigh tegen een oud bejaarde.

Obey the lawes and ordinances.

Onderhout de keuren en ordonantien.

Esteem thy sell little among great ones.

By den grooten hout u kleyn.

3 of duty to a mans self. Van d' plicht aen eens selven.

PReserve thy substance.

Bewaerd uwe goed.

Look to preserve honour and grace.

Siet eer en schaamt te behouden.

Preserve thy good name.

Bewaard uwe goeden naam.

Know thy self.

Kendt u selven.

Be like thy self.

Zijt u selfs ghelijck.

If a man cut off his nose, he marreth his face.

Snijt men sijn neus af / so schent hy sijn aengesicht.

Every man for himself, and God for us all.

Elck voor hem selven / en Godt voor ons allen.

Who brings water to his neighbours hous, when his owne is on fire?

Wie brenght water aen sijn buer mans huys / als sijn eyghen brandt?

Every one wil have the butter on his owne cake.

Elck wil de boter on sijn koeck hebben.

4 of duty to neighbours. Van de plicht tot d'even-naesten.

WHat thou would'st not have don to thee, that doe not to another

't Geen ghy niet en wilt dat u geschiede / 't selve doet dan oock een ander niet.

With such measure as thou shalt have measured to an other shall be measured to thee againe.

Met sulcke mate als ghy jemant sult ghemeeten hebben / sal u weder toe gemeeten worden.

5 of repentance. Van bekeeringe.

HAst thou erred? then chaunge thy counsell.

Hebt ghy gedwaelt, so verandert van raet.

Hard jogs (shakings) teach well.

Harde schocken leeren wel.

He that strayeth and quickly returns, is thereby taught better.

Wie dwaelt / en haestigh weder keert /

Die worter beter door geleert.

By falling men learn to goe sure.

Met vallen leertmen seker gaen.

A burnt child dreads the fire.

Een verbrant kindt vreest het vier.

6 of vertue. Vande deucht.

GLory is the shadow of vertue.

Eere is de schaduwe des deuchds.

Honest men hate evill doeing, through love to vertue.

De vrome haten 't quaad doen / door liefde totte deuchd.

7 Education of children Opvoedinghe van kinderen.

THe twig must be bent while it is render.

Terwijle het rijs swack is moetmen het buygen.

He that loveth his child well, will chastise him.

Die wel bemint: castijt zijn kint.

'T is ill leading old dogs in a string.

'T is quaet oude honden aen banden te leggen.

Custome is a second nature.

Gewoonte is de tweede nature.

Correction bringeth fruit.

Tucht baert vrucht.

What one in youth well learne can,

That hangs him all his life time on.

Wat heeft geleert de jonger man /

Dat hangt hem al sijn leven an.

What is bred in the bone will not out of the f [...]esh.

Dat int gebeente gegroeyt is / wil uyt het vleesch niet

Teach a child in the way he should goe: and when he is old, hee wil not depart from it. Pro. 22.6.

Leert den iongen de eerste beginselen na den eysch sijns weghs: als hy oock oudt sal geworden zijn / en sal hy daer van niet af wijcken.

8 Of pride and humility. Van hoovardye, en nedericheyt.

BE not high minded.

En zijt niet hoogh-dragende.

Despise not, nor reject thy inferiour.

En veracht noch verstoot uw' minder niet.

The higher the mountaine the lower the vale▪

The greater the tree, the harder the fall.

Hoe hooger bergh / hoe laeger dal:

Hoe grooter boom / hoe swaerder val.

Doest thou feare the lightening? then duck.

Dreesje voor den blic [...]em? so duyckt.

He that abideth low, cannot fall hard.

Die laegh blijft kan niet hard vallen.

Lowlie set, and richly warme.

Laegh geseten en rijckelijcken warm.

wilt thou not be shot, then stoop downe.

Wilje niet geschoten worden / soo huyck neder.

A man forgotten, hath the best.

Een vergeten man / isser best aen.

God resisteth the proud, but giveth grace to the humble. Iam. 4 6.

Godt wederstaet de hoevaerdige / maer de nederighe gheeft hy genade.

9 Of covetousnes and liberality. Van giericheyt en mildicheyt.

A Miser doth no good, but when he dyeth.

Een gierigaerd doet niet goeds / dan als hy sterft.

Deare s [...]a-men oft times stay on shoare.

Diere Schippers veel tijts aen lant blijven.

Great fishes teare the net.

Groote visschen scheuren 't net.

Men must not swallow such great brocks as to choak them.

Men moet soo groote brocken niet inswelghen / datmer aen wurght.

Hyred horses mak-short miles.

Gehuerde peerden maken korte mijlen.

It's good bidding guests woere the provision coste nothing.

Daer 't vry ghelagh is / ist goed gasten noden.

It's easy to make a good fire of an others turf.

'Tis licht goed vyer maken van een anders turf.

It 's good cutting large girths of an other mans leather.

'T is goet breede riemen snijden uyt een ander mans leer.

'Tis good to keep feast in an others hall.

'Tis goed feest houden op een anders zael.

It's good dauncing on an other mans floore.

'Tis goed danssen op een ander mans vloer.

He that hunteth two hares at once gets neither.

Die twee Haesen gelijck jaeght / krijght geen van beyden.

Fathome much, but ga [...]her little.

Deel om vamen / weynigh versamen,

Great pears may hurt.

Groote peeren konnen deeren.

10 of hatred and envy. Van haet en nyt.

SPite gapes wide.

Spijt gaept wijt.

when love turneth into hatred, then is it unmeasurable.

Als liefde keert in haet:

Dan gaetse buyten maet.

Envy cryeth of spite where honour rideth.

Nijt krijt van spijt / waer eere rijt.

It grieveth one dog, that the other goeth into the kitchin.

'T is den eenen hont leet / dat d'ander in de keucken gaet.

Who so prospereth well, is envyed.

Wie wel gedht / die wort benijt.

After honour and dignity, followeth envy and hatred.

Naer eer en staet; volght nijt en haet.

Wrath is cruel and anger is outragious but who is able to stand a­gainst envy? Pro. 27.4.

Grimmicheyt / ende overloopinge van toorn is wreetheyt: maer wie fal voor nijdicheyt bestaen?

11 of wisdome and knowledge. Van wysheyt en wetenschap.

MEn must respect wisdome above strength.

Men moet de wijsheyt boven de sterckte aensien.

Wealth is uncertaine and fading: but knowledge abideth al­wajes.

Rijckdem is onseeker en verganckelijck / maer de wetenschap blijft altijt.

Be not ashamed to learne.

En schaamt u niet te leeren.

Remember what thou hast read.

Onthout dat ghy gelesen hebt.

Fooles despise wisdome and learning.

De sotten verachten wijsheydt ende leeringe.

There is nothing more excelent than knowledge.

Daer is niet treffelijcker als wetenschap.

12 Of patience and anger. Van lydtsaemheydt en toor­nicheydt.

IN prosperity think of adversity:

In voorspoet denckt op tegenspoet.

Beare that which thou sufferest by thine owne fault.

Verdraeght het gene ghy door u eygen schult lijdt.

Men goe not laughing to heaven.

Men komt niet lachende inden Hemel.

Be not angry without cause.

En wild niet toornich wesen sonder oorsaak.

Anger is a short madnes, or a noise tha [...] [...]ast [...]th not long,

Gramschap is een korte dullicheydt / of een raserie die niet lang duurt.

A man of little understanding is soon angry.

Een mensche van kleyn verstandt is haeft verstoort,

A little po [...] is soone hot.

Een kleyne Pot wert haeft heet.

To a little oven there needs little fire.

Tot een kleynen oven isser weynich vyers van noode

Many think it to be great honour to suffer nothing (patiently): but sound doctrine teacheth clearly, that there is no greater magnanimity than to be able to suffer injury with patience.

Deel meynen groote eer te zijn niet te verdragen: maer de ge­sonde leere wijst klaerlijck uyt / datter gheen meerder grootmoedigheyt en is / als onghelijck met ghedult te konnen lijden.

13 Of temperance and mediocrity. Van maticheyt en middelmaer.

BE neither prodigal nor covetous.

En weest niet verquistich noch gierich.

He shund the raine and fell into the ditch.

Hy schoude de regen en diel inde sloot.

Toe pitcher goeth so long to the water, till at last it breaks.

De kruyck gaet so lang te water / tot datse eens breeckt.

Hee is a fool who suffers much paine for an hare: and yet kils an horse worth many pounds.

Hy is een dwaes / die om een haes / veel smerten lijt:

En noch een peert veel ponden weert / den hals af tijl.

High trees give more shadowe than fruit.

Hooghe boomen geven meer schaduwe als vruchten.

He that the candle too deep doth cut,

Blowes lightly all her luster out.

Wie de keers te diepe snijt /

Blust wel licht haere luyster uyt.

Men must sheare the sheep, according as they have wooll,

Men moet de schapen scheeren na zy wol hebben.

Cut the hearb so that it may continue growing.

If thou wring'st too hard, the nose must bleed.

Snijt soo het kruyt dat het mach blijven groejen.

Snuyt ghy te hart so moet de neuse bloeyen.

When a man is satisfied, then a bony combe rellisheth not.

Wanneer men is versaet.

Dan smaeckt geen honig raet.

Drunckennes is sin, losse, and shame.

Dronkenschap is sonde / schade / en schande.

Enough, is as good as a fealt.

Genoech is even so goed als een Feest.

Too much of one thing, is good for nothing.

Te veel van eenen dingh is niewers nut toe.

They that drink wyne without relish, commit a great error.

Die wijn drincken sonder smaeck:

Doen een onbesuijsde saeck.

Who so drincks without thirst,

and eats without hunger,

He dyeth the younger.

Wie drinckt sonderdorst /

En eet sonder honger /

Die sterft te jonger.

14 Of good and bad Companie. Van goed en quaedt gheselschap.

COnverse with the good.

Gaet met de vrome om.

Convers with wise folkes.

Derkeert met wijse luyden.

Esteem much of honest people.

Hout veel van vrome luyden.

An evil man is the worst beast.

Een quaet mensch is 't alderslimste beeft

It is good, to have dealing with good men.

Met den goeden is 't goet doen.

Beware of bad company.

Wacht u voor quade gheselschap.

One rotten apple in the basket, spoileth also the sound fruyt.

Een rotten appel in de mande.

Maeckt oock het gave fruyt te schande.

If thou touchest pitch thou shalt be defyled.

Handelt ghy peck: ghy krijght een vleck.

Among wolves and owles, men learne to howle.

By wolven en uylen: daer leertmen huylen.

One scabbed sheep spoiles the whole flock.

Een schurft schaep bederft de heele kudde.

One fool makes many.

Eenen dwase maeckter veul.

He that dwelleth with cripples, learneth to limpe.

Die by de kreupelen woont / leert hincken.

He that lyeth with dogs gets fleas.

Die met honden gaet te bed /

Deelt van haer vloeyen met.

Foule ground spoils the cables.

Duyle gronden bederven de kabels.

Woo so hunteth with cats,

Catcheth nought save rats.

Die jaeght met katten /

En vanght maer ratten.

It's ill working with bad tooles.

Met quaed tuyg ist quaet wercken.

He that mingleth himself among draffe, is eaten of the Swines.

Wie sich onder de draf mengt / werdt van de Swij­nen gegeten.

Better alone, than with bad company.

Beeter alleen als qualijck verselt.

He that dwelleth neare a mill, is made dusty with the meale.

Die ontrent een molen woont / bestuyft van het mee [...].

He that walketh with wise men shal be wise: but a Companion of fools shall be destroyed. Pro. 13.20.

Die met de wijse om gaet / sal wijs worden: maer die de sotter met geselle is / sal verbroken worden.

15 Of Courtesie, and kindnes. Van beleeftheyt en vriendelyckheyt.

SAlute willingly.

Groet gaerne.

Be not hard to those that are under you.

Dalt uwe minder niet hard.

Be friendly in speec [...].

Zijt vriendelijck in't spreken.

As thou salutest another, so shalt thou againe bee saluted.

Gelijck ghy een ander sult groeten / soo sult ghy weder gegroetet worden.

Doe good to the good.

Doet den bromen goet.

Honour them which have doo thee good.

Eertse die u goed ghedaen hebben.

Doe good even to thyne enemies,

Doet oock uw' vyanden goed.

Recompence a good turne.

Door een weldaet doet vergeldingh [...].

Men lock up no bread from friends.

Men sluyt geen broot voor de vrienden.

16 Of the tongue, and the good or evill use thereof. Van de tonghe, en het goed of quaad gebruyck der selve.

BEfore thou speakest, meditate well what thou wilt say.

Eer ghy spreeckt / versint wel wat ghy seggen wilt,

Heare much, but speak little.

Hoord veel / maer spreeckt weynich,

Many things befall him that speaketh much.

Die veel kalt / die veel ontvalt.

To the wise there is soon enough spoken.

Den verstandigen ist haest genoech geseyt.

A word to the wise is enough.

Aen den verstandigen is een woord ghenoech.

Evill words corrupt good manners.

Boose reden / bederven goede seden.

Agreement in speech, or offitiousnes maketh friends; but speaking the truth causeth ill will or hatred.

Geseghelijckheyt of gediensticheyt maackt vrienden / maer waerheydt te spreken veroorsaackt on­minne of haat.

He that hath gall in his mouth can not spit honey.

Die gal heeft in de mondt en kan gheen honigh spou­wen.

Little said is soon amended.

Weynigh geseyt is haeft verbeetert.

He that would alwajes live at rest,

Must beare, and see, and say the best.

Die sijn tijt in rust wil leven /

Moet hooren en sien / en't beste spreken.

Silence and thought can hurt no body.

Swijghen en dencken / kan niemant kreucken.

Many flags, little butter,

Deel vlaggen / luttel boters.

They are empty vessels which make the greatest sound,

't Zijn ledighe vaten / die meest bommen,

Still waters have deep bottomes.

Stille waters / hebben diepen gronden.

Full vessels sound not.

Volle vaten bommen niet.

A man that speaks not, and a dog that barks not, must at all times be most narrowly looked to.

Een mensch die niet en spreeckt /

Een hont die niet en bast /

Daer dient tot aller tijt /

Ten nausten op gepast.

Fooles will first give their judgement.

Dwasen willen eerst oordeelen.

The cripple will be first in the daunce.

Den krepel wil eerst aen den dans.

The worse carpenter, the more chips.

Hoe slimmer timmerman / hoe meerder spaenders.

The worse wheel, the more it crakes.

Hoe slimmer wiel / hoe meer het kraeckt.

One penny in the spare-pot makes more noise, than when it is ful.

Een penningh in den spaerpot maeckt meer geraes / dan als sy vol is.

An empty fat soundeth most.

Een ydel vat bomt aldermeest.

Great boast; little roast.

Groot roemen; weynich gebraedt.

Great talkers no great doers.

Groot sprekers sijn geen groot-daeders.

The goose bloweth indeed, but biteth not.

De gans blaest wel / maer en bijt niet.

They doe not all bite, that shew their teeth.

Sy en byten niet al / die haer tanden laeten sien.

A cat that meweth much, catcheth but few mice.

Een kat die veel maeuwt / vangt weynig muysen.

Threateners fight not.

Dreygers en vechten niet.

Threats are the weapons of the threatned.

Het dreygen is der gedreygden geweer.

When theeves fall out true men come to their goods,

Wanneer dieven kijven / bekomen vrome lieden hare goederen.

Cowardly dogs bark much.

Bloode honden bassen veel.

Scabbed sheep bleat most.

Schurfde Schapen bleeten meest.

Still sowes eat up all the draffe.

Stille seugen eeten al de draff op.

A threatened man, liveth seaven years.

Een ghedreygt man leeft seven jaeren.

Long of tongue, short of hand.

Langhe tonghe kort van handt.

Dissembling cats take the flesh out of the pot.

De luypende katten halen het vlees uyt de pot.

The more love the lesse speech.

Hoe meerder liefde hoe minder spraeck.

Ful ears of corne hang lowest.

De volle koren-ayren hangen laegst.

Every bird singeth according as he is beacked,

Elcke vogelke singt soo het gebeckt is.

Men see whether the Hog be measeld by his tongue.

Men siet aen de tonge oft vercken gortich is.

Fowle mouths fowle bottomes,

Duyle monden vuyle gronden.

The vessel giveth ou [...] such as is in it.

Het vat geeft uyt soo het in heeft.

Men know trees by the fruit, and a wanton hart by its sport.

Men kent de boomen aen de vruchten /

Een weeldigh hertje by de kluchten.

Vnclean birds seldome crow good weather.

Onreyne vogels kraeyen selden goet weder.

A cuckow cryeth out his own name.

Een Koeckoeck roept sijn eygen naem uyt.

17 Of back-biting. Van achter-klap.

SPeak none evil of any one behind his back.

En spreeckt geen quaad van jemandt achter sijn rugge.

He must have a great deal of fromity that wil stop every ones mouth.

Hy moet veel brijs hebben die elck den mondt sal stoppen.

He must rise betimes who wil please every body.

Hy moet vroegh op staen die alleman believen wil.

Its bad straightening all crooked timber.

'Tis quaet alle krom houten rechten.

Men can hardly take care of all.

Men kant qualijck al besorgen.

It's bad hanging yarne before all holes.

Voor alle gaten is't quaet garen hangen.

With holding ones tongue all things may bee overcome; but not with wrangling.

Men kan alle dingh doot swijgen / niet doet kijven.

He is truly a skilfull man who can make all well.

'Tis voorwaer een kunstigh man.

Die het al wel maken kan.

18 Of Corruption, and nature, Van verdorventheyt, ende aerdt.

MEn will be alwajes thwart in the way.

Altijt wilmen dwars in de weghen.

None among men is wise at all tymes.

Niemant onder de menschen is t'aller uren wijs.

An old hunter delighteth to heare of hunting.

Een oudt jager hoort geerne van de weyery.

It hath soone rayned enough in a wet pool.

In een natten poel is haest genoegh geregent.

The hoarie frost cometh quickly on old ice.

Het tijpt haest op een oudt ys.

A wolf catcheth at the sheep, when he is a dying,

Een wolf hapt noch na 't schaep / als hem de Ac [...]e uyt gaat.

He is not yet wholy free, that draweth a peece of his bands after him.

Hy is niet geheel vry die noch een stuck van sijn ban­den nae-sleept.

Not only the leaf but the root must be plucked up of weeds.

Van't onkruyt dient niet het loof alleen / maer de wortel uytgetogen.

19 Of riches and poverty. Van ryckdom en armoede.

POverty seeketh craft.

Armoede soeckt list.

Riches long in getting are wholsome,

Langsaem rijckdom is falig,

Light gaine maketh a heavy purse.

Licht gewin maeckt sware beursen.

Where there is much goods, there are many that eat it,

Waer veel goedt is / daer zijn veel die het eten.

Great house, great crosse.

Groot huys groot kruys.

Little ship, little saile.

Kleyn schip / kleyn zeyl.

Little house, little care.

Kleyn huys / kleyn sorgh.

Many Cowes, much trouble.

Deel Koeyen / veel moeyen.

A little hearth, though cold (is good)

That hath all one but little wood.

Een kle [...]nen heert al is hy kout /

Die heeft alleen maer weynigh hout.

A young Courtier, an old begger.

Iongh hovelingh: out schovelingh.

He that nothing wanteth is rich:

Although he dwelleth on the ditch.

Wie niet ontbreeckt is rijck:

Al woont hy aen den dijck.

Rich with little, is like God.

Met weynigh rijck: is Godt ghelijck.

Little with honour, what need you more.

Weynigh met eer / wat hoeftje meer?

Every one knoweth where the shoe wrings him.

Elck weet waer hem de schoen wringt.

All is not gold that glisters.

Ten is geen goudt al watter blinckt.

No happines, without adversity.

Geen geluck / sonder druck.

What glistereth that wringeth.

Wat blinckt / dat wringt.

A new shoe can cause paine.

Een nieuwe schoen / kan pijne doen.

Even there where men it can not see.

Will often times great sorrow be.

Oock daer men't niet en siet /

Is dickmael groot verdriet.

Every man wil wipe his feet upon the poore.

Aen den armen wil alle man sijn voet wissen.

Every one wil goe over the longest garden.

Daer de tuyn langst is / wil yder over.

When the Salmon is taken the eele sucketh him out.

Als de Salm ghevanghen is / so suyght hem den ael uyt.

When a dog lyeth under, all the world will scratch him.

Als den hont onder light / al de werelt wil hem kretsen.

Men deal ill with him with whom it goes ill.

Men misdeelt die't misgaet.

The last man is bitten of dogs.

Den lesten man byten de honden.

Vpon a leane or scabby beast,

All the flies most take their rest.

Op een schrael of schurrift beest:

Sitten al de vliegen meest.

Where the causy is lowest the water runneth soonest over.

Daer de dijck laeghste is / loopt het water eerst over.

When the stream changeth his course men set the beakons in ano­ther place.

Als het diep verloopt versetmen de bakens.

When the wolfe growes old, then the crowes ride him.

Als de wolf out wort / soo reyen hem de kraeyen.

Every one is be [...]ter pleased with a rising than with a falling market,

Yder houdtet meer met de rijsende mart als met de afgaende.

There is but little sorrow for an old cowe.

Kleyn is de rou / om een oude koe.

Even hares pull a lyon by the beard when he is old.

Oock hasen trecken een Leeuw by den haert als hy out is.

What smarteth teacheth.

Wat verseert dat leert.

No man learneth but by hurt or shame.

Niemant leert als met schade of schande.

What doth not sowre men, doth not sweeten them, he what men get not with trouble is not sweet to them.

Watmen niet en besuert / en besoetmen niet.

What costs nothing is good for nothing.

Wat niet en kost en deught niet.

Blowes make wise.

Slagen maken wijs.

After sowre comes the sweet.

Nae het zuere komt het soet.

Short braunches long vintage.

Korte tacken / langen wijn oegst.

Little wood much fruit.

Weynich houts veel vruchten.

20 Of prosperity. Van voorspoet.

ONe that hath all after his wish (or will)

Accompt him an unhappy man (still.)

Een die't al heeft na sijnen wensch /

Acht dien een ongheluckigh mensch.

Men can beare all thinges, except good dayes.

Alle dingen kan men dragen /

Dytgesondert goede dagen.

When prosperity simileth on thee, stand then on thy watch.

Als 't geluck u lacht:

Staet dan op de wacht.

Men in good condition give good advise.

Menschen in goeden staet / geven goeden raet.

It's pleasure to see it raine, when one stands in the drye.

'Tis geneughelijck te sien regenen / als men in drooge staet,

The best pilotes are a shoare.

De beste Stuer-luyden zijn aen landt.

It is good steering before wynd and tide.

Voor wint en stroom is't goed stieren.

21 Of thriftines. Van suynicheyt.

SEt thy expence according to thy trade.

Set u teeringe / na u neeringe.

Sparingnes is a great revenue.

Suynicheyt is een groote rente.

Cut your cloak, according to your cloth.

Snyt u Mantel naer u Laken.

Spoiling is a bad custome, Sparing is a sure revenue,

Spillen is een quae gewente

Sparen is een wisse rente.

Green wood, hot bread, and new wine, can not be pro­fitable for the house.

Groen hout / haet broot / en nieuwe Wijn /

En kan voor 't Huys niet dienstigh zijn.

The throat costs much.

De keel kost veel.

When the season gives new increase, Bee not the [...] too hastie in buying: But tarry a little if thou be wise For it differeth the half in prise.

Wanneer de tijdt geeft nieu gewas /

Weest dan in 't koopen niet te ras.

Maer toeft een weynich fy dy wijs.

Want 't scheelt de he [...]ft wel in de prijs

Velvet and silk are strange bearbs, they blowe the fire out of the kitchin. To be lazie, dainty, and to love to eate much, are three things which are good for nothing.

Fluweel en Zijde is zeltsaem kruyt /

Het blust het byer de keucken uyt.

Luy en lecker en veel te meugen /

Zijn drie dingen die niet en deughen.

Spare some money in the half empty vessel: But saving wil not help when the vessell is empty,

In 't halfleegh vat / gelt sparen wat /

Maar voor lege vaten kan 't sparen niet baten.

22 of labour and diligence. Van arbeyt en naersticheyt.

VVIsdome increaseth by diligence.

Wijfheyt neemt toe door vlijticheydt.

He that esteems not a penny, will not be master of gul­dens.

Die geen penning / en acht; en wordt geen guldens heer.

Stockfish is made soft with much beating.

Met veel slagens wordt de Stock visch morwer.

Small fish sweet fish.

Kleyn visje / soet visje.

Little gain [...] brings in wealth.

Kleyn ghewin / brengt rijckdom in.

By little and little ste [...]king, the tree fals.

Allen [...]se slagen / valt be boom.

Many handes make light worke.

Veele handen maecken licht werck.

Many littles make a mickle.

Deel kleyntjes maken een groot.

Soft and faire goeth farre.

Sachtgens en foetgens gaet verde,

Nothing so hard but by diligence may be overcome.

Niet soo swaer of men kant met neersligheydt ove [...] ­winnen.

Labour is profitable for the body.

Arbeyt is voor het lichaem profijtelijck.

God giveth the fowles meat but they must flie for it.

Godt geeft de voghelen de kost / maer sy moetender om vlieghen.

He becometh poor that dealeth with a slack hand: but the hand of the diligent maketh rich. Pro 10.4.

Die met een bedrieghelijcke handt werckt / wort arm:

Maer de hant der vlijtighen maeckt rijck.

23 of Idlenes. Van ledigheyt.

POverty [...] the reward of idlenes.

Armoede is luyheyts loon.

He that in his land no come doth sowe:

Shal truly (none other but) thistles mowe.

Wie in sijn lant geen koren saeyt:

'Tis seker / dat hy distels maeyt.

Of idlenes cometh no goodnes.

Dan leedigheyt komt niet goedts.

An idle person is the devils pillowe.

Een ledigh mensch is duyvels oorkussen.

No sheep runs into the mouth of a sleeping wolfe.

Den slaepende wolf en loopt gheen schaep in den mont.

A flying crow catcheth some what.

Een vliegende kraey vangt wat.

Idlenes nourisheth all evill:

To doe some what is better Counsell.

Leedigheyt voet alle quaet:

Wat te doen is beter raet.

If the mill findeth no corne, it grindeth stones.

Vindt de meul geen koren / so maeltse steenen:

Idlenes is famines mother.

And of theft (it is) full brother.

Leedigheytis hongers moeder:

En van diefte volle broeder,

Rest makes rustie.

Rust maeckt roest.

A plough that worketh, glistereth:

But the still water stinketh.

Een ploegh die werckt / blinckt:

Maer 't stille water stinckt.

To doe nothing reacheth to doe evill.

Niet doen / leert quaet doen.

Becaus of the winter the sluggard will not plow: therfore shall hee beg in harvest, but there shalbe nothing (for him) Prov. 20.4.

Om den winter en sal de luyaert niet ploeghen: daerom sal hy bedelen in den oogst / maer daer en sal niet zijn.

24 Of jesting. Van jockinge.

HE that jesteth inticeth.

Die jockt / die lockt.

It 's ill jesting with edged tooles.

T'is quaet gecken met scherp gereetschap.

He that will jest must beare jesting, els it were better let alon [...].

Die jocken wil / moet jock verstaen:

'T is anders beter ongedaen.

An ape wil be mocking with every one although she can not cover her owne arse.

Een aep w [...]l met een [...]eder gecken:

Maer kan haer eygen aers niet decken.

25 Of rebukes. Van berispinge.

A Scabbed head fears the combe.

Een schurrift hooft ontsiet de kam.

Touch a gald horse and he will kicke.

Raeckt een be feert peert aen / en hy sal slaen.

Clawe me; and Ile claw thee.

Craewt my en ick kraeuwdy.

He that buildeth upon the high way hath many that carpe at him.

Die aen den wegh timmert / heeft veel berichts.

He had need of a good advocate that is called to every mans sessions.

Die behoeft wel een goede voorspraeck / die voor alle mans vyerschaer betrocken wort.

Who is i [...] that remaines uncensurd, if hee speak or write for the world

Wie ist die sonder op spraec blijft /

Die voor de werelt spreeckt of schrijft?

He is wise that is alwayes wise.

Hy is wijs / die altijt wijs is.

A master may misse.

Het mist een meester wel.

No plot so crafty but her nest may be once robbed.

Geen so loosen exter of haer nest wort wel eens ghe­rooft.

No hen so witty but she layeth one eg lost in the nettles.

Geen so snegen hin / of sy leyt wel een ey verloren in de netelen.

A good fisher may let slip an eele.

Een goede visscher ontglipt wel een ael.

A shod mare may stumble.

Een beslagen merrie struyckelt wel.

A good gunner may miss [...].

Een goet Schutter mist wel.

None so wise, but hee may fail.

Niemant soo wijs / of hy kan falen.

It happeneth (some time) that a good Seaman fals over board,

'tGebeurt wel / dat een goed Zeeman over boort valt.

He is a good gunner who alwayes hits the mark.

'Tis een goedt Schutter die altijt het wit raeckt.

He that hath an head of butter wil come neare none oven.

Die een hooft van boter heeft en wil by gheen oven komen.

Bad eyes can endure no light.

Quade ooghen konnen geen licht verdraghen.

Slight gold will not be touched.

Slecht gout en wil niet getoutst wesen.

He that hath a Scabby head will suffer no combing.

Die een schurft hooft heeft / wil geen kammen lijden.

He that doth evil hateth the light.

Die quaet doet / haet het licht.

A scabby horse fears the curry combe.

Een schurft-paert vreest den ros-kam.

An unsound body wil suffer no shaking.

Een meeps-lijf wil geen beweginghe lijden.

He that reproveth a scorner, getteth to himself shame; and her that rebuketh the wicked, (getteth himself) his blot. Rebuke not a scorner least hee hate thee: rebuke a wise man and he will love thee.

Wie den spotter tuchticht / behaelt sich schande; ende die den Godtloosen bestraft / sijne schand vlecke. En bestraft den spotter niet / op dat by u niet en haete: bestraft den wijsen / ende he sal u lief hebben / Pro. 9.7, 8.

26 Of injury. Van ongelijck.

NO man shall prosper long with evill doeing.

Niemant sal lang voorspoet hebben / met quaad doen.

Doe no man wrong first.

Doet niemant eerst ongelijck

It's better to suffer wrong, than to do it to another.

'Tis beter ongelijck te lijden / als een ander aen te doen.

Vnjust Substance enricheth not.

Onrecht veerdich goet en rijckt niet.

So gotten, so spent.

Soo gewonnen soo vedteert.

Lightly come, lightly gon.

Licht gekomen licht gegaen.

Men get no profit by cousenage.

Men doet geen voordeel met bedrogh.

A false ballance is an abomination to the Lord: but a just weight is his delight. Pro. 11.1.

Een bedrieghelijcke weech-schale is den Heere een grouwel maer een volkomen weech-steen is sijn wel gevallen.

27 Of time, and oppertunity. Van tijdt en gelegentheyt.

THe time that 's past, cometh not againe.

De tijdt die voorby is / en komt niet weer.

First come, first served (grindeth.)

Die eerst komt / die eerst maelt.

Men must catch when the time is.

Men moet grijpen als tijt is.

Men must set out their tub [...] while it raineth.

Men moet sijn tobben uyt setten terwijl het regent.

Men must saile while the wind serveth.

Men moet zeylen terwijl de wint dient.

The oppertunity stands out still before any mans door.

Het geluck en staet niet stil voor yemants deur.

Land purchase, and good marriage, happeneth not every day.

Lant kopen en goet houwelijck doen / en verschijick alle dagh niet.

Vse time while time is.

Gebruyckt den tijt terwijl het daer is.

The cat w [...]ll eat fish, but she will not touch the water.

De kat wil visch eeten / maer sy wil het water niet raecken.

It's bad combing where there is no baire.

'T is quaat kemmen daer gheen ha [...]ren is.

It's bad making fromity of water allone.

'Tis quaat bry maken van water alleen.

It's bad making cakes without fire or fat.

'Tis quaat koecken backen sonder vyer of vat.

A good fire makes a quick cooke.

Een goed vyer maeckt een snellen kock.

It's bad grinding without water.

'Tis quaat slijpen / sonder water.

When old dogs barke, its time to look out.

Als oude honden bassen ist tijt uyt te sien.

When thy neighbours house burneth its time to look about thee

Als a bueemans huys brant / ist tijt uyt te sien.

28 Of Contentation. Van vergenoeginghe.

EAst, west, at home is best.

Oost / west / t'hu is best.

Often removing costs much bed-straw

Veel verhuysen kost veel bed-stroo.

There grows no cobw [...]b upon the combe of a mill that is alwayes turning.

Daer wast gheen raegh aen een draeyende meulen kam.

A Rolling stone gathereth no mosse.

Een rollende steen wort met geen groen gewassen.

Trees that are often replanted prosper seldom.

Boomen die men veel verplant gedyen selden.

An unconstant man prospereth not.

Een looper en gedijt niet.

Stability causeth prosperity.

Blijven doet beclijven.

Not to throw away our old Shoes before wee have new.

Geen oude Schoenen wech werpen / eer men nieuwen heeft.

Godlines is great riches if a man bee content with what he hath,

Godtsalicheydt is groote rijckdom als men te vreden is met het geene men heeft.

29 of Contention and unity. Van twist en eenigheyt.

LOve peace.

Hebt de vreede lief.

Shun contention and pleading.

Schuwt het twisten en pleyten.

The truth is lost with too much contention.

Met al te veel krackeelens / wordt de waerheydt verloren.

Contention bringeth decaie.

Twist verquist.

Concord (o [...] agreement) maketh strong.

Eendracht geeft macht.

Agreement can doe very much

Eenigheyt vermach veel.

Better is a dry morsell, and quietnes therewith, than an house full of sacr [...]fi [...]es with strife Pro. 17.1.

Eene drooghe bete / ende rust daer by / is beter / dan een Huys vol van geslachte beesten / met twist.

30 of lying. Van leugen.

HAte lying.

Haat de leugen.

The mouth that lyeth, killeth the soule.

De mont die lieght / die doodt de Ziel.

Shew me a lyar, and I'le shew thee a thief.

Wijst my een leughenaer / en ick wijse u een dief.

A lyar must have a good memorie.

Een leugenaer moet een goede memorie hebben.

The getting of treasures by a lying tongue, is a vanity tossed to and fro of them th [...] seek death. Pro. 21.6.

Te arbeyden om schatten met een valsche tonghe / is een voort­gedrevene ydelheyt der gener, die den doodt soecken.

31 Of women, love, woeing, marriage, and duties of man and wife. Van vrouw-menschen, liefde, vryen, trouwen, en plichten tusschen man en wijf.

A Vertuous woman is a Crown to her husband: but she that ma­keth ashamed is as totrennes to his bones. Pro. 12.4.

Een kloecke Huys brouwe is een kroone hares Heeren: maer die beschaemt maeckt / is als verrottinghe in sijne beenderen.

A woman faire and wine that 's sweet.

Are full of poyson (though) secret.

Een schoone Vrouw' en soete wijn /

Die zijn vol heymelijck fenijn.

Married in hast repented at leasure.

Haest getrout / lang berout.

Of early breakfast, and late marriage, men get not lightly the head-ach.

Van vroeg ontbyten / en laet te trouwen / en krijght men niet licht den hooft sweer.

He that asketh timerously learneth to denie.

Wie beschromelijck vraeght / die leert weygeren.

By labour men get fire out of a stone.

Met arbeyt krijghtmen vyer uyt den steen.

The constant hun [...]er catcheth the deere.

De stadighe jagher vangt het wilt.

Importunity doth obtaine.

Aenhouden doet verkrijghen.

That wh ch is gotten with trouble is possessed with love.

Dat met moyte verkregen is / wordt met minne beseeten.

He that will lay out but little, seldome buyeth good flesh.

Die weynigh besteden wilt / selden goed vleesch koopt.

They who with loves dart pierced be,

Can neither spot nor defect see.

Die van de liefde zyn gesteeken /

En sien noch vlecken noch ghebreken.

In love is no lack

Im liefde en is gheen ghebreck.

Love is blinde and cannot see.

Liefde is b'int en kan niet sien.

It's best to woe where a man can see the smoake.

't Is best te brijen / daer men de roock kan sien.

Beauty is but dirt if honesty be lost.

Schoonherdt is maer drec als d'eerbaerheydt verlo­ren is.

Women and pears that doe not crack men esteem to tast the best.

Vrouwen en peeren die niet en kraecken.

Die achtmen alderbest te smaken.

Bad legs and good wives, ought to stay within doores.

Quade beenen en goede wijven.

Dienen wel in huys te blijven.

Much on the street causeth a bad Name.

Veel op de straet: licht op de praet.

Cleanly cloth'd: and not too gawdie.

Reyn gekleedt: en niet te breedt.

See not husbands, be blind ye wives, that shall preserve the hous in quiet.

En siet niet mannen weest blint ghy Drouwen /

Dat sal het huys in rusten houwen.

Good speeches for bad words, set many a froward pate at peace.

Op quade woorden / goede reden /

Stelt menigh korsel hooft te vre [...]den.

No wagon rides so softly, which sometimes suffereth not a jog,

Geen wagen oyt so facht en reet /

Die somtijts niet een stootje leet.

It's a greeat sorrow in the house, where the hen crowes, and not the cock.

'Tis in het huys een groot verdriet /

Daer 't hintje kraeyt / en't haentje niet.

The wives vertue is the husbands honour.

Mans eere Vrouwen deught

Neither reprove nor flatter thy wise, where any one heareth or seeth it.

En straft of streelt u Vrouwe niet /

Daer 't jemant hoort of jemant siet.

The eye of the master makes the horse fat?

The eye of the mistres makes the chambers near.

Het ooge van den Heer dat maeckt de peer­den vet /

Het ooge van de Vrouw dat maerkt de ka­mers net.

They that use the looking glas often, spin seldome.

Wie veeltijts spiegelen selden spinnen.

A continuall dropping in a very rainy day, and a con­tentious woman are alike. Hee that hideth her hideth the wind, and the ointment of his right hand which bewrayeth (it self) pro, 27.15, 16.

Eene geduyrige druypinge ten dagh des slach-regens ende een kijfachtighe Huys-vrouwe zijn even gelijck. Elck een diese verberght / soude den wint verberghen / ende de olye sijner rechter­hant die roept.

32 Of hast and sobriety. Van haesticheyt en sachtmoedicheyt.

HAst maketh wast.

Haest verquist.

Hasty speed is seldome good.

Haestige spoedt / is selden goet.

Folly hath eagles wings but owles eyes.

De dwaes [...]ert heeft arents vleugelen / maer uyls ooghen.

Hastie questions must have slow answers.

Op haestige vragen dient traegh geantwoordt.

Hastie men ought to ride on asses

Iachtige menschen dienen op Ez els te tijden.

He that creepeth falleth not.

Die kruypt en valt niet.

Men come to their journies end with going easily,

Met goed gemack raecktmen oock voort.

Soft and faire goeth farre.

Al sachtgens en foetgens gaende / raecktmen verre.

A soft fire maketh sweet malt.

Een sacht veertjen maeckt soete mout.

Ride on, but look about.

Rijt voort maer siet om.

Hast is no speed.

Haest is geen spoet.

More hast than good speed.

Meer haeft dan goeden spoet.

Speedy Counsell seldome profitable.

Snelle raet / selden baet.

Of hasty advise, never (came) good action.

Van snellen raet / noyt goede daet.

The taylor that maketh no knot, looseth his stitch,

De nayer die geen knoop en leyt / verliest sijn steeck.

Measure thrice ere thou cut once.

Meet driemael eer ghy eens snijt.

Who so oveneth in hast, gets horned bread home.

Wie in der haest ovent / krijght gehorende broo­den t'huys.

Before you ryde on look to your girths.

Eer ghy voort rijt / fiet na de linze.

Make trial first, and then weigh.

Eerst wickt / dan waegt.

The candle that goeth before giveth best light.

De keerse die voorgaet / licht best.

Nothing in bast but to catch fleas.

Geen dingen metter haest als vloon te vangen.

With time and straw the medlers ripen.

Met tijt en stroo rijpen de mispelen.

In tyme a mouse wil byte a cable in pieces.

Metter tijt bijt de muys een kabel in stucken.

Time bringeth roses forth.

De tijt brengt roosen voort.

In time the corne ripeneth.

Metter tijt rijpt het koren.

The diligent hand and sparing tooth buyeth other folkes land.

De neerstighe hand / en sparige sant / coopt ander luy lant.

The water in time maketh a hole in an hard stone.

Hot water door tijt holt een harden steen.

He that wil make a golden gate, must every day, bring a naile (thereto).

Die een goude poorte wil maken / brenghter elcken dagh een naghel.

The thoughts of the diligent tend only to plentiousnes: but of every one that is bastie, only to want. Pro. 21.5.

De gedachten des vlijtigen zijn alleen tot overschot: maer eens yeders die haestigh is / alleen tot gebreck.

33 of promises. Van beloften.

PRomise not lightly.

En belooft niet lichtelijck.

Performe what thou hast promised,

Houd dat ghy belooft hebt.

An honest man is as good as his word.

Een eerlijck man is soo goede als sijn woord.

An honest mans word is as good as his bond.

Het woordt van een eerlijck man is so goet als fijn obligatie.

It's certainly a poor man that cannot promise faire.

Het is voorwaer een armen man /

Die niet wat schoons beloven kan.

Faire promises, fowle performances.

Schoone beloften vuyle volbrenginghen.

34 of friendship and confidence. Van vrientschap en vast-betrouwen.

PRove thy friend and try thy sword, which will be worth great treasure to thee.

Beproeft u vrient / beproeft u sweert:

Dat is u groote schatten weert.

Losse breaketh friendship.

Schade schent vrientschap.

That dog from whom men take a bone respecteth no friends.

Die hont diemen een been ontneemt en kent geen vrienden.

In the parting of the inheritance friendship standeth still.

In't deylen van't erf / staet de vrientschap stille.

Nephew so long as I give.

Neef soo langh ick geef.

A friend is known in need, the richer are known after death.

Den vrient die kentmen in der noot /

Den rijcker kentmen na de doot.

A friend in need is a friend indeed.

Een vriendt in noot / is een vriendt inder daet.

Thrust not thy finger in a fools mouth.

Steeckt u vinger in geen dwafens mont.

With fools men must not play the foole.

Met gocken en moet men niet dwasen.

If thou give a staff to a foole, surely hee will strike thee in the neck.

Soo ghy een stock geeft aen een geck /

Gewis hy slaet u in den neck.

Too much trusting maketh many to repent.

Te veel betrouwen: doet veel berouwen.

Before thou trust a friend, eat a peck of salt with him.

Al eer dat ghy een vrient betrout /

Soo eet hem met een mudde sout.

If thou offer a fool thy fingers, it's strange if he take not the fist.

Soo ghy een geck de vingers biet /

'Tis vreemdt neemt hy de vuysten niet.

Give a fool an inch, and hee'l take an clue.

Geeft een sot een taely / en hy sal een elle nemen.

35 Of discretion. Van bescheydenheydt.

IT's bad catching hares with drums.

'Tis quaet hasen met trommels vangen.

All birds shun the open net.

Alle vogels schouwen d'openbare netten.

He that spits against the wind, maketh his beard fowle.

Wie tegen de wint spouwt / maeckt sijn baerdt vuyl.

36 of secrecy. Van verborgentheden.

THere is nothing secret that shal not be revealed.

Daer en is niet verborghen / dat niet openbaer en worde.

The truth that lay in the darke cometh clearly to light.

De waerhe [...]t die in duyster lagh /

Die komt met klaerhe [...]t aen den dagh.

Although a lye be finely clothed, yet it hu [...]eth its master.

S [...] is de leugen schoon bekleedt:

Sy doet noch haren meester leet.

That cometh to light at last that laye hidden under the snowe.

Het komt ten lesten aen den dagh /

Wat in de sneeu verholen lagh.

Men see at last by the dung who hath eaten the medlars.

Men siet ten lesten aen den stront wie de mispels gegeten heeft.

37 of necessity. Van nootsakelijckheyt.

NEed causeth the cat to put forth her foot.

Wt noot roert de kat haer poot.

The bitings of dying beasts are mortall.

De beten van stervende gedierten zijn doodelijck.

To force an enemy into a strait,

Makes him many times escape:

In engte zijnen vyand dringen /

Doet hem menichmael ontspringen.

When thyne enemy retreateth, make freely a golden bridge for him.

Als u vyand gaet te rugh /

Maeckt hem vry een gulden brug.

Necessity hath no lawe.

Het nood wendigheyt heeft geen wet.

Need maketh the old wife trot.

De noot doet een out wijf draven.

Need driveth.

Noot stoot

When the water runs into any ones mouth, then learns he first to swim.

Als yemandt 't water in den mondt loopt / dan leert hy eerst swemmen.

No gold so red; but it must out for bread.

Geen gout soo root: of moet uyt om broot.

Hunger eats through stone wals.

Honger eet door steene mueren.

No better masters than poverty and need

Geen beter meesters als armoed en noot.

Diligent searching cometh from poor fo [...]ks.

Naeu ondersoecken komt van arme lieden.

38 of retribution. Van weder-looninge.

WHat thou doest to another shalbe don to thee.

Gelijck ghy een ander doet / sal u geschieden.

As thou hast sowed so shalt thou reap

Ghelijck als ghy sult ghesaeyt hebben / soo sult ghy oock maeyen.

He that doth well, shal fynd well.

Die wel doet / die wel vint.

He is fallen into the pit which himself hath made.

Hy is in de kuyl ghevallen / die hy selfs ghemaeckt hadde.

He hath plucked the net over his owne head.

Hy heeft hemselfs het net over het hooft gehaelt.

So gotten, so spent.

Soo gewonnen / so verteert.

As it came, so it is gone.

Zoo 't quam / zoo 't voer.

39 of service. Van dienst.

THere is much to be learned of froward masters.

By moeyelijcke Heeren / is veel te leeren.

It must bee a wise hand that shall sheere a fools head well.

'T moet een wijse handt zijn die een sotten kop wel scheere sal.

What hindereth that teacheth.

Wat let dat leert.

Men have need of great skill to give content to a fool.

Men heeft groote kunste van doen /

Om een narre te voldoen.

He must rise betimes that will please every body.

He moet vroegh op staen die alle man believen will,

40 Iournie-speeches. Reys-spreuken.

NO man is esteemed in his own Countrie.

Niemant is in weerd; in sijn eygen eerd.

He that is nipped here and there, and often pulled by the nose; though hee were dull, hee should bee sharpened.

Die hier en daer eens wordt genepen /

En dickwils by de neus gegrepen;

Al is hy plomp / hy wort gheslepen.

Hard stones sharpen iron:

Hard thrusts make wiser.

Harde steenen slijpen yser:

Harde stooten maken wijser.

Everie bird praiseth its owne nest.

Een yder voghel prijst sijn nest.

Home is home though never so homely.

T'huys is t'huys al ist noch so slecht.

Travail east or travail west,

A mans own hous is still the best.

Vaert ghy dan oost / of vaerje west /

Eens eygen huys is alderbest.

Dogs have teeth in all Countries.

Honden hebben tanden in alle landen.

A man must not ride a free horse to death.

Een willigh paerdt en moet men niet over rijden.

A tyred horse seeth a fowle stable rather than a faire way.

Een vermoeyt peert siet liever een vuylen stal als een schoonen wegh.

41 of imitation and likenes. Van navolginge en gelijckheyt.

THe servaunt is like his master.

De knecht gelijckt sijn meester.

Like master, like servaunt.

Sulcke Heer / sulcke knecht.

Birds of one feather, will flie togither.

Vogelen van eender veeren vliegen geern t' sa­men.

Like will to like, be they poor or rich.

Elck sijns gelijck / 't sy arm of rijck.

Vnequall horses draw badly.

Ongelijcke peerden trecken qualijck.

Young cats will mouze:

Young apes will louze.

Katte-jonghens willen muysen:

Ape-jonghens willen luysen.

42 of honour, offices, and mat­ters of state. Van eere, ampten, en saecken van State.

VVHen apes will (adventure to) climbe too high,

Then men their naked buttocks first espie.

Als apen hooge klimmen willen /

Dan sietmen eerst haer naeckte billen.

A man is not knowne before that he cometh to honour.

Men kent een man niet eer /

Voor dat hy komt tot eer.

Set a beggar on horse-back and he will ride a pace.

Set een bedelaer te Paert en hy sal draven.

Men know a mans wisdome when hee is. an head

Men kent een mans wijsheyt als hy een hooft is

Men know a mans payment when hee is. trusted

Men kent een mans betalen als hy gelooft is

Men know a mans patience when hee is. in need

Men kent een mans gedult als hy in noot is

Men know a mans humility when hee is. great

Men kent een mans nedericheyt als hy groot is

Men know a mans riches when hee is. dead.

Men kent een mans rijckdom als hy doot is

Smiths children are used to sparks.

Smits kinderen zijn wel voncken gewoon.

Many cookes salten the pottage.

Veel kocken versouten den bry.

At much command, is least don. or Least is don when many com­mand.

Aen bele belast wordt minst gedaen.

Common goods are oftenest lost.

Gemeen goed gaet meest verloren.

Coupled sheep drowne (one another).

Ghekoppelde schapen die verdrencken,

Many sheepheards with the sheep,

Will but the longer sleep.

Veel herders by de Schapen /

Sul en maer te langer slapen.

Common estate, none estate:

Gemeen goet / geen goet.

It's needles to have two great masts on one ship.

Twee groote masten op een Schip en dienen niet,

The pastor and Sexton seldome agree.

Pastoor en Coster zijn selden eens.

Who so climbeth higher than becomes him, hee falleth lower than he wisheth.

Wie hooger klimt a's't hem betaemt /

Die valt wel lager als hy raemt.

After high f [...]oods (come) lowe ebs.

Nae hooge vloeden diepe ebben.

He that exalteth his gate seeketh destruction. Pro. 17.19.

Die sijn deure verhoogt / soeckt verbrekinghe.

Favour seedeth arts.

Gunst voet kunst.

What is shamefull though it bee hidden, yet can it not at all be accompted honourable.

'T gene dat schandelijck is / alhoewel het ver­borgen wordt / soo en kan het nochtans geensins eerlick geacht werden.

Honour once lost returns no more.

Verloren eer / keert nimmermeer.

When gentlemen begin to domineer then country­men come to losse.

Als de jonckers b'indt rousen / dan moeten de boeren ha [...]r laten.

Whensoere a Prince leaps out of the band:

Oft therfore suffers all the land.

Wanneer een Prins springt uyt de bant.

Daerom lijt dickmael al het landt.

Men hang the little theeves, and let the great ones escape.

De kleyne diefjens hangtmen / de groote laet­men loopen.

What the sowe doth, the pigs are punished for.

Wat de seughe doet: wordt by de bigghen ghe­boet.

It's good fishing in troubled waters.

In troubel water is 't goed visschen.

The camell loveth to drinke when the water is stirred.

De kemel drincktliefst als 't water geroert is.

Where churning is there is fatnes.

In de commelinge is vet.

Men cannot heare laws when the drum is beaten.

Onder den trommel en hoortmen geen wetten.

Robd masters make rich servants.

Beroyde meesters maecken rijcke knechten.

Dignity loadeth.

Staet belaet.

Care and watchfulnes are the matters of lorde.

Sorgen en waken / zijn Heeren saken.

No crowne cureth head-ach.

Gheen kroon heelt hooft sweer.

43 Mingled speeches. Gemengde spreucken.

THe wrath of God goeth forth with a soft pace to the vengeance of it self.

De gramschap Godes gaat met een langsaem tred voort tot het wreken hares selfs.

Honesty is little accompted of.

Dromicheyt wort weynich geacht.

Money is very much esteemed.

'T gelt wort seer wel gheacht.

Thou labourest in vaine.

Ghy doet verloren arbeyt.

We are al the worse for too much liberty (too much will).

Wy sijn allegaer door te veel wils te slimmer.

Reports are as well feigned and fals as true.

De gheruchten zijn soo wel versierd ende leuge­nachtigh als waer.

Although strength faile, yet the wil is to be praised.

Alhoewel de krachten ontbreken / nochtans moet men de wil prijsen.

Those things are most desired which cost most.

Die dingen zijn meest begeerd / die meest kosten.

The dearer, the acceptabler.

Hoe dierder / hoe lieber.

Farre fetched and deare bought is meat for ladies.

Van verre ghehaelten dier ghekocht is eeten voor Me-vrouwen (of edel Iuffrouwen.)

There is nothing that sooner dryeth up than a teare.

Daer is niet dat eerder opdrooght als een traan.

He that hath once bin perjured, must not againe bee cre­ditted.

Die eens een valschen eedt ghedaen heeft / die moet men daer na niet meer ghelooven.

'Tis an honourable shame to dye for a good cause.

'Tis een eerlijcke schande / voor een goede saecke te sietven.

If thou art feared by many, then hast thou also many to feare.

Indien ghy van vele wordt ontsien / soo hebt ghy oock vele te vreesen.

He who nameth any man unthankfull, he nameth all evill in him.

Die jemant ondanckbaer noemt / die noemt alle ghe­breken in hem.

The ungodly cannot prosper.

Den godloosen en kan't niet wel gaen.

To erre is humane: but they are fools that persevere in their error.

Dwaelen is menschelijck: maer 't zijn sotten die in haer doolinghe volherden.

One mischance cometh not alone.

Een ongeluck komt niet alleen.

A good beginning is good: but the end must beare the burden.

Een goed begin is goed behagen: maer 't eynde sal de last dragen.

We live all by one God, but not by one mynd.

Wy leven al by een Godt / maer niet by een sin.

Many men have many mindes.

Veele menschen hebben veele sinnen.

No man can content all men.

Niemant kant alle man se pas maecken.

He that thrusts his head in every hole may lightly lose his eares.

Die 't hooft licht steeckt in alle gaten /

Die kander licht sijn ooren laten.

What the eye sees not, the heart desires not.

Wat het ooge niet en siet /

Dat begeert het herte niet.

There is no hunting with unwilling dogs.

Met onwillige honden is't niet te jaghen.

He that hath an ill name is half hanged.

Die in een quaedt geruchte komt / is half gehangen.

Money answereth all things.

Het ghelt verantwoort alles.

Pennyes reason soundeth best.

Penninc [...] reden klinckt best.

Money that 'i dombe, makes that which is crooked straight.

Gelt dat stom is: maeckt recht dat krom is.

One quill is better in the hand.

Then seven geese upon the strand (shore).

Een schaft is beter in de hant /

Als seven gansen op de strant.

One bird in the hand is worth two in the bush.

Een vogel inde hant is beter als twee in 't bos.

An old cat plays with no ball.

Een oude kat speelt met geen balleken.

It's hard cosening an old foxe.

Een oude vos is qualijck te bedriegen.

An old rat will not into the trap.

Een oude rat wil niet in de val.

It's ill catching old birds with chaffe.

Men can oude vogelen qualijck met kaff vangen.

Although the dog seems not to be too great: yet he taketh a mighty swine.

Al schijnt den hont niet te groot te zijn /

Noch vangt hy wel een machtigh swijn.

A cat may look upon a King.

Een kat siet wel op een Koning.

He is little indeed, that can doe no hurt.

Hy is wel kleyn die niet kan schaden.

It's better to have a dog ones friend than foe.

'Tis beter een hont te brient / als te brant hebben.

That which hath hornes will sting.

Wat hoorenen heeft wil stinghen.

A very gnat can hurt the sight of a Lyon.

Een mugghe kan selfs aen de Leeuw' het ghesichte quetsen.

Little undertaking great rest.

Luttel ouderwints / groote rust.

The nobler the hart is the more bending wil the body be.

Hoe edelder hert / hoe buyghsamer hals.

Liberty is Ioyfulnes.

Dryheyt blyheydt.

Death spareth neither young nor old.

De doot spaert jongh noch out.

It is appointed to all men once to dye but after that the judgement. Heb. 9.27.

'Tis alle menschen geset eenmael te sterven / ende daer na het oordeel.

44 Good counsell in severall cases. Goede raden in verscheyde saken.

TAke not that in hand, which thou mayst repent here­after.

Neemt niet by der hant dat u hier na mocht rouwen.

Never give thy mynd lost.

Geeft nimmermeer de moet verloren.

i. e.

Give not over to hope well.

Laet niet as wel te hoopen.

Forbeare to ask narrowly after that which concerneth thee not.

Hout op van scherpelijck te vraghen na't gene u niet aan en gaat.

All that thou seest doe not judge

Al dat ghy siet en oordeelt niet

All that thou hearest doe not beleeve.

Al dat ghy hoort en gelooft niet

All that thou knowest doe not speake

Al dat ghy weet. en seght niet

All that thou canst doe not doe.

Al dat ghy meught en doet niet

War with young, but advise with old.

Met ionge te krijgen / maer met oude te raden.

Never esteem an enimy too small.

En acht geen vyant oyt te kleyn.

Play with the hoope.

Speeld mette hoepe.

Flie the dice.

Schuwd de dobbel-steen,

45 Christian remembraunces. Christelijcke bedenckinghen.

THe dog bites the stone, and not him that throwes it.

De hont bijt den steen / en niet die hem weept.

The horse pisseth most where it is wet.

Het peerd stalt meest daer 't nat is.

When every one sweeps before his owne house, then are all streets clean.

Als elck voor sijn huys veeght / so worden alle straeten schoon.

That which burn [...] thee not, koole not.

Wat u niet en brant / dat en koe [...]t niet.

where every one searcheth himself, no man is lost.

Daer elck hemselfs soeckt gaet niemant verloren.

Consider before thou beginnest.

Versint / eer ghy begint.

Counsell before action.

Raet voor daet.

Late repentance is seldome good repentance.

Laet berou selden goed berou.

Its profitable for a man to end his life, before he dye.

'T is diens [...]igh sijn leven te eyndighen eermen sterft. Seneca.

Feare God honour the King, & in al thy works remember thine end.

Dreest Godt / eert den Koning / en in alle uwe wercken bedenckt uwen eynde.

Remember now thy Creatour in the dayes of thy youth, while the evill dayes come not, nor the years draw nigh, of which thou shalt say, I have no pleasure in them. Eccles. 12.1.

Gedenckt nu aen uwen Schepper inde dagen uwer jongelinck­schap / eer dat de quade daghen komen / ende de jaeren naederen / van de welcke ghy seggen sult / ick en hebbe genen lust in de selve.

The head-nomber.

ONe, two, three, foure, five, sixe, seven, eight, nine, ten, eleven, twelve, thirteen, four­teen, fifteen, sixteen, seventeen, eighteen, nineteen, twenty, one [Page 106] and twenty two and twenty &c. thirty, fortie, fiftie, sixtie, seventy, eightie, ninety, hundred, two hundred, three hundred, foure hundred, five hundred, sixe hund­red, seven hundred, eight hundred, nine hundred, thousand, thr [...]e thousand, thousand thousand, or one million, &c.

Het hooft-getal.

EEn / twee / drie / vier / vijf / ses / seven / acht / ne­gen / thien / elve / twaelve / dertien / veertien / vijftien / sestien / seventien / achtien / neghentien / twintigh / een [Page 106] en twintigh / twee en twintigh / &c. dertich / veertigh / vijftigh / tsefrigh / tseventigh / tach­tenti h [...]tnegentigh / honderd / twee honderd / drie honderd / vier honderd / vijf honderd / ses honderd / seven honderd / acht honderd / negen honderd / duy­send / drie duysend / duysent: mael duysent / ofte een mil­lioen. &c.

The ordinall number.

THe first, second, third, fourth, fifth, sixt, seventh, eighth, nineth, tenth, eleventh, twelveth, thirteenth, fourteenth, fi [...]teenth, sixteenth, seventeenth, eighteenth nineteenth, twentieth, thirtieth, fortieth, fiftieth, sixtieth, seventi­eth, eightieth, ninetieth, hundreth two hundreth, three hundreth, foure hundreth, five hundreth, sixe hundreth, seven hundreth, eight hundreth, nine hundreth, thou­sandth &c.

Het order-getal.

DE eerste [...] / tweede / derde / vierde / vijfde / seste / se­vende / achtste / neghenste / thien­sie / elfste / twaelvste / der­thienste / veerthienste / vijf­thienste / sesthienste / seven­thienste / achthienste / negen­thienste / twintichste / dertichste veertichsie / vijftichste / sestich­ste / seventichste / tachtentich­ste / tuegentichste / hondertste / twee hondertste / drie hondert­ste / vier honderste / vijf hon­dertste / ses hondertsie / sove [...] hondertste / acht-hondertste / neghen honder [...]ste / duy­sentste / &c.

The dayes of the week, and moneths of the yeare.

The Lords day, Sunday: Moon­day: Tuesday: Wednesday: Thursday: Friday: Saturday.

  • Ianuary:
  • February:
  • March
  • April:
  • May:
  • Iune:
  • Iuly:
  • August:
  • September:
  • October:
  • November:
  • December.

De daghen van der weke; en maen­den van den jaere.

DEn dach des Heeren / Son­dach: Maendagh: Dinsdag: Woensdagh: Donderdagh / Vrydagh: Saterdagh.

  • Ianuarius (Lou-maendt) /
  • Fe­bruarius (Sprockel)
  • Martius (Meert):
  • April [...]:
  • Mayus (Bloey maent):
  • Iunius (wiede-maent):
  • Iulius (Ho [...] maendt):
  • Au­gustus (oogst maende):
  • Sep­tember (Herfst-maendt):
  • October (wijn-maent):
  • No­vember (slacht-maendt):
  • De­cember (wintes-maendt).

Dialogues and ordi­nary discourses a­mong men.
T' samen-sprekingen en gemeyne cou­tingen onder de menschen.

Morning salutations.

A

Good morrow Sir.

B

And you also Sir.

A

Good morrow neighbour.

B

And to you also my loving neighbour.

A

God give you good morrow Bernard.

P

And you also Austin: God give you good morrow.

A

Good morrow be to you.

B

I thank you Sir.

A

I wish you a good morrow.

B

I wish the like also to you.

A

I wish this day may be pros­perous to you.

B

And I wish it may not goe il with you.

A

What doe you up so earlie?

B

Is it not time to be up?

A

Wherfore doe you rise so soon?

B

To rise betimes in the morn­ing is the wholesomest thing in the world.

Morgen groetenissen.

A

GOede morgen Heer.

B

Ende u oock mijn Heer.

A

Goeden dagh beurman.

B

Ende u alsoo mijn lieve naesten.

A

God gheve u goeden dach Bernard.

B

Ende u nede Augustijn: go [...]den dach geve u Godt.

A

Goeden dach zy u. l.

B

Ick bedancke u mijn Heer.

A

Ick wensch u goeden dach.

B

Ick wensche u desghelijcx.

A

V moet desen dach wel zijn.

B

'Ten moet u oock niet qua­lijck gaen.

A

Wat maeckt ghy so broegh op?

B

Isset niet tijdt op telzijn?

A

Waerom staet ghy soo vroegh op?

B

S'morghens vroegh op te staen / is het ghesondste ding in de werelt.

2 Salutations at meet­ing and part­ing.

C

God save you David.

D

And you also Clemens.

C

God save you heartily.

D

And you also, as heartily.

C

How doe you?

D

I am well I thank God; at your service: and you Cle­mens, how is it with you? well?

C

I am also in health: how doth your father and mother?

D

They are in health praised be God.

C

How goes it with you my good friend?

D

It goeth well with me, goes it but so wel with you.

C

I wish you good health.

D

I wish the same to you also.

C

I salute you.

D

And I you also.

C

Are you well? Are you in good health?

D

I am well. Indeed I am in good health. I am health­full, and in prosperity.

C

That is good. That is well. That is pleasing to me. That maketh me glad. I love to heare that. I beseech you to take care of your health. Preserve your health.

D

I can tarrie no longer now. I am in hast to be gone. [Page 109] I must goe. I have need of of my time. I cannot abide standing here. Fare you well. God be with you. God keep you still. I wish your health may continue

C

And you also my loving friend God protect you. God guide you. God be with you. May it please you in my behalf, hartily to salute your wife and children.

D

I will doe your message: But I pray commend me also to your father and mother.

2 Groetenissen in 't gemoeten en van malcanderen scheyden.

C

Weest gegroet David.

D

Weest ghy oock ghe­groet Clemens.

C

Weest seer gegroet.

D

Ende ghy oock soo feere.

C

Hoe vaert ghy?

D

Ick vare wel Godt danck; tot / uwen dienst. Ende ghy Cemens / hoe ist met u? wel?

C

Ick vare oock wel: hoe va­ren u Dader en u Moe­der?

D

Sy zijn Godt of / ghesont.

C

Hoe gaet het met u mijn goede vrient?

D

Het gaet my wel / gaet 't maer so wel met u. l.

C

Ick wensche u gesontheyt.

D

Dat selve wensche ick u oock.

C

Ick groete u.

D

Ende ick u oock.

C

Daert ghy wel? zijt ghy wel te passe?

D

Ick vare wel. Ick ben voorwaer wel te passe. Ick ben ghesondt / ende welbarende.

C

Dat is goet, dat gaet wel. dat is my lief, dat ver­blijdt my. Ick hoore dat gaerne. Ick bidde u draeght forge voor uwe gesontheyt. Beware u gesontheyt.

D

Ick mach nu niet langher toeven. Ick ben hae­stich [Page 109] om gaen. Ick moet gaen. Ick heb mijn [...]ijt van doen. Ick kan hier niet blijve staen. Vaert wel Adieu. Blijft Gode bevolen. Blijf gesent.

C

Ende u oock mijn lieve vrient. God behoede u. Godt ghelerde u. God zy metu. Belieft u mijnent weghen u l. huyshrouwe en kinderen van herten te groeten.

D

Ick sal de boodeschap wel doen: Maer segget voor m [...] oock uwen Vador ende moeder goeden dagh.

3 Salutations for the evening tide and night.

E

Good even my friend.

F

you are wel come Edward: I am glad to see you. How is it with your whole fa­mily? come you now from home?

E

yea, I came even now from home, and have left al in good health for so much as I know: and am come hither to visit you myne old acquaintance.

F

That is very wel don: friends ought to be friendly. I am bound highly to thank you for your so great love and remembrance of us; I [Page 110] wish that I may deserve, and if it be possible, a­gaine require it.

E

Forbeare I pray you to com­plement so. I have doo you no such great friendship, but you have done ten times more for me. But I can not tatry here. I must returne home, for it be­ginneth to be late and darke My friend Francis, I wish you a good even.

F

I thank you hartelle: and I wish you the same with a good heart. But what hast have you? It is not so late as it seemeth to be: for the dayes begin to shorten.

E

Although it were not late, yet I must be at another place of an errand, be­fore I can goe home.

F

Goe to, I will not detaine you. Only I wish this evening may be prosper­ous to you.

E

And I wish it may not be un­prosperous to you.

Another.

G

What is the clock? what time a night is it?

H

It is ten a clock. It hath strucken ten. It is almost ten a clock.

G

I know it not. I think it is not so late. It cannot be [Page 111] so late.

H

It is indeed. It is surely. I have heard it strike.

G

Then it is time to goe to bed, We must then goe to sleep. We must then depart, and goe to rest.

H

I am not sleepie. I have at present no need of rest. I am not sleepie. I am very wakefull.

G

But I am verie sleepie. I have great need of rest. I am very sleepie. I cannot hold open mine eyes. I bid you therefore good night my friend. God give you good night.

H

Goe then to sleep: and God keep you. I wish this night may be prosperous to you. I wish you a good night. I wish this night may further you, and that you maie sleep soundly.

G

I thank you for al your kind­nes. God be with you.

H

But stay a little. Me thinkes you doe much forget your self. Ought we not first to pray to God togither?

G

I thanke you for your re­membrance. If it please you to performe the du­ty, I shal ioyne with you willingly.

H

Goe to, I will doe it for this time by Gods helpe.

Evening prayer.

O Merciful God, eternal light shining in darknes, thou who expellelt the night of sin and all blindnes of heart: seing thou hast ordained the night to rest, as the day to labour, wee beseech thee graunt, that our bodies may rest in peace and quiet, that after­wards they may be fit to undergo the labour which they must en­dure. Moderate out sleep, that it be not disorderly, that we may remaine unspotted both in body and soule: yea that our sleep it self may be to thy glorie. Engligh­ten the eyes of our understanding, that wee may not sleep in death, but alwaies expect our redemp­tion from this miserie. Defend us also against all assaults of the de­vill, taking us into thyne holy protection. And forasmuch as we have not passed this day without sinning greatly against thee, wee beseech thee to cover our sins by thy bottomeles mercy, like as now thou hast covered all things on earth with the naturall darknes of the night; that so wee may not therefore bee cast from thy presence. Graunt also rest and comfort to all sick, sorrowfull and assaulted hearts, through [Page 113] our Lord Iesus Christ, who hath thus taught us to pray: Our fa­ther. &c.

3 Groetenissen voor den avond-stont, ende nacht.

E

Goeden avont vrient.

F

Ghy zijt wellecom Ede­ward: het is my lief dat ick u sien. Hoe ist met u heel huysghesin? komt ghy nu van huys?

E

Iae / Ick komen soo even van huys en hebbe alle­gaer in gesontheyd ghe­laten voor soo veel als ick weet: en ben hier gekomen / om u. l. mijn oude kennis te besoec­ken.

F

Dat is heel wel ghedaen: vrienden behooren vrien­delijcke [...]e zijn Ick heb u hoogelijck te bedanc­ken wegheus uwen soo groote liefde en gedach­tenis i'onswaer [...]s; Ick [Page 110] wensche dat ick het ver­dienen / ende soo het mo­ghelijck is weder ver­gelden mach.

E

Laet af bidde ick u soo te complementeeren. Ick hebbe u. l soo grooten vrientschap niet gedaen of ghy hebt my thien­mael meer gedaen. Maer ick en kan hier niet bey­den / ick moet weder t' hurs gaen / want het begint laet en doncket te worden. Mijnen vrient Francoys ick wenschen een goeden avont.

F

Ick bedancke u herte ijck: ende wensche u. l. desge­lijcks uyt goede herten. Maer wat haest hebt gh [...]? Het en is so laet niet als 't schijnt: want de daghen beginnen te berkorten.

E

Al waer't niet laet / noch: tans moet i [...] op een an­der plaets om een boo [...] ­schap wesen / eer ick t'huys kan gaen.

F

wel aen / ick en sal u niet onhouden. Alleenlijck wenschende dat u [...] een geluckighen avon [...] mach sijn.

E

Ende u en zy het niet o [...] ­geluckigh.

Een ander.

G

HOe laet isset? wat tijt isset?

H

Het is thien uren. Het is thien gheslagen. Het is b [...] thien uren.

G

Ick weet 't niet. Ick mey­nt niet dat het soo la [...] [Page 111] is. Het kan so laet niet wefen.

H

'T is immers. Tis voor seeker. Ick hebbet hoo­ren slaen.

G

Soo isset tijdt om te bedde te gaen. So salmen gaen slaepen, w [...] moeten dan van malckander schey­den en gaen rusten.

H

Ick en heb geenen vaeck. Ick heb rechte voor gheen ruste van doen. Ick ben niet slaperigh. Ick ben heel wacker.

G

Maer ick ben vol vaeckx. Rust is my seer noodich. Ick ben heel flaperigh. Ick kan mijn oogen niet open houden. Daerom wens [...]he ick u goeden nacht mijnen vrient. God geve u goeden nacht.

H

Gae [...]dan slapen ende Godt beware u. Desen nacht zy u geluckigh. Hebt ee­nen goeden nacht. De­sen nacht vordere u / en slaept ghy gesondelijck.

G

Ick bedanck u voor alles goets. God sy met u l.

H

Maer wacht een weynich. My dunckt dat ghy u selfs vr [...] wat vergheet. Behooren wy met mal­kanderen Godt niet eerst aen te bidden?

G

Ick bedancke u weghens d'indachtichmakinghe. so het u l belieft te doen Ick sal u gheerne ghe­selschap houden.

H

Wel aen / ic sal 't voor dees tijt met Godts hulpe doen.

Het avondt ghe­bed.

O Barmhertighe Godt / een: wich licht schijnende in de duysternisse / ghy die verdrijft den nacht der sonden ende alle blin theyt des herten: na dien ghy den nacht verordineert hebt om te rusten / gelijck den dagh om te arbeyden / wy bid: den u geeft / dat onse lichame [...] in vrede en stilheydt rusten / o [...] datse daer na bequaem zijn mo­ghen / den arbeydt te lijden dien sy draghen moeten. Matight onsen slaap / dat die niet onordentlijck en zy / op dat wy aen lijf ende siele on­bevleckt mogen blijven: ja dat onse slaep selfs gheschiede t [...] uwer eere. Derlicht de ooghen onser verstandts / op dat w [...] in den doodt niet en onslaye [...] maar altijt verwachten op on­se verlossinghe uyt dese ele [...] dicheydt. Beschermt ons oock voor alle aenvechtinghe d [...] duyvels / ons in uw' heylight gheleyde neemende. Ende na­dien wy desen dach niet toe­ghebracht en hebben / sonder teghen u grootelijckx gheson­dicht te hebben / wy bidden u [...] wilt onse sonden bedecken doo [...] uw' grondeloose barmhertic­heydt / ghelijck ghy nu alle di [...] ­ghen op aerden mette natuu [...] lijcke duysternisse des nacht [...] bedeckt hebt; op dat wy daer om van uw' aenschijn niet vers [...]ooten en werden.

Gheeft oock rust ende troost aen alle krancken / bedroefden ende aenghevochten herte [...] [Page 113] door onsen Heere Iesum Chri­stum / die ons alsoo heeft lee­ren bidden: Onse Vader &c.

3 Childrens talke, of rising up in the morning, and goe­ing to schoole and o­ther familiar things

I

HEare you not? rise.

K

Let me sleep a little yet.

I

How long will you sleep? It is time to rise.

K

It is not yet day.

I

Open your eyes, and you wil see that it is late.

K

Tell mee truly I pray thee, what a clock it is.

I

It will suddainly strike seven: therfore rise presently, or otherwise you will bee chidden of the master. And as you rise, look to it, that you trusse up your hose close, and tye them round about, so shall you take the lesse cold.

K

Myne eylit-holes are all in peices.

I

Why have you not caused them to be mended?

K

I thought not on it

I

See that it be don to morrow.

K
[Page 114]

I will take care of it.

I

Doe you put on your best coate?

K

I thought it had bin my working dayes one.

I

Fit your cloths well. you stretch them too highe.

K

That adornes well.

I

Let us goe downe now; and let us look before us. But think you not on our lo­ving Lord?

K

We will doe that by and by, when we are at church.

I

What if some evill befall you in the meane time? Truly you are unthankfull.

K

Whence doe you gather that?

I

Know you not that hee hath preserved you this night?

K

What ought a Christian to doe herein?

I

You must kneele, and with great devotion pray after this manner.

Morning prayer.

LOrd God, heavenly father, wee thanke thee that thou hast so faithfully watched over us this night; and beseech thee to strengthen us by thy holy Spirit, who may henceforth guide us: that we may devote this day and all the dayes of our life unto all righteousnes and holynes, and that whatsoever we take in hand our eyes may alwaies look to the [Page 115] spreading abroad of thy glory; yea that we expect all the succes of our intendements only from thy bountifull band. And that we may obtaine such grace from thee, be pleased according to thy promise to forgive us al our sins, through that holy passion and blood-shedding of our Lord Ie­sus Christ: for wee are hartily sorrowfull for them. Illuminate our hearts, that we having put off all the works of darknes may walk as children of the light in a new life in all godlynes. Give also thy blessing to the preaching of thy divine word. Destroy all the works of the devil, strengthen all church-officers, and gover­nours of thy people. Comfort all persecuted and distressed hearts, through Iesus Christ thy beloved son, who hath promised us, that thou wilt assuredly give us all that wee beg in his name, and therefore hath taught us to pray after this manner, Our fa­ther &c,

K

Is that enough?

I

Yea, if you could doe that with good understanding true faith, and an upright heart.

K

Let us then go to schole now.

I

You must first wash your hands, and rinse your mouth: you must also ri [...]ze [Page 116] out your throat wel with gorgelling; after that dresse your head if it bee tangled, and buckle your shoes, if they be unbuck­led.

K

That is don already.

I

Let us now goe strait for­ward through the church, to schoole.

K

But I would break my fast first, for I am yet fasting.

I

Doe that freely, and forget not first to call upon Al­mighty God.

K

I pray you teach me that also: for I would faine doe it alwaies.

I

After this manner shall you doe it, if you please.

A short prayer before breakfast.

FEed our souls, oh Lord Christ, with thy love, who by thy goodnes doest sustaine all things that have receaved life. Graunt, Lord, that these thy gifts may bee holylie used by us, as thou the giver of the same art holy. Amen.

K

Come now and eat some­thing with mee, if you please: you are very wel­come.

I

Not I, I thank you hartily, it is yet too early for mee to break my fast. I doe [Page 117] not use to eat so soone. Or I have broken my fast an houre agoe, I can not fast so long. But I will attend you for your com­pany so long while you eat if you please.

K

I am sorry Sir to make you wait so long upon mee, but you know the pro­verb, Necessity hath no law: and I hope to recom­pence your patience ere long with the like atten­daunce, if I can but rise soon enough.

I

It is no matter Sir, the service is not so great as to have a word spoken of it.

K

Now God bee praised for his good gifts; I have eaten enough till noone.

I

Much good may it doe you, shall wee goe now?

K

Yea willingly. what a clock is it think you?

I

About eight.

K

That is the right time for to goe to schoole. How much am I obliged to you, that you have furthered mee so much this morning? It is surely a token that you beare good affection to mee: God graunt that I may in some kinde de­serve it from you.

3 Kinder gespreck, van s'morgens op te staen, schoole gaen, en andere gemeynsame saec­ken.

I

HOordy niet? her op.

K

Laet my noch een wey­nigh slapen.

I

Hoe lang wilt ghy slapen? Het is tijdt om op te staen.

K

Ten is noch geen dagh.

I

Doet uwe oogen op / ende ghy sult sien dat het laet is.

K

Ick bidde u seght my in waerheydt wat ure isset.

I

Het sal haest seven slaen: daerom staet datelijck op / of anders sult ghy van den meester beke­ven worden: Ende in't opstaen / sie toe / dat ghy uwe koussen van op treck / [...]n [...]stelse ront­som / al sosul [...] ghy te min couwe hebben.

K

Mijn nes [...]elgaten zijn alin stucken.

I

Waerom hebt ghy die niet doen vermaecken?

K

Ick dachter niet op.

I

Maeckt dattet morghen gedaen wort.

K
[Page 114]

Ick sal't besorgen.

I

Doet ghy u besten rock aen?

K

Ick meynde dattet mijnen dagelijckschen hadt ge­weest.

I

Schickt u klederen wel. Ghy strecktse te hooch waerts.

K

Dat ciert wel.

I

Laet ons nu afgaen / ende laet ons voor ons sien. Maer denckt ghy op onse lieven Heer niet?

K

Dat sullen wy vlus doen als wy in de kercke zijn.

I

Of u daerentusschen yet quaet ghebeurde? voor­waer ghy zijt ondanck­baer.

K

Waer uyt neemt ghy dat?

I

Weet ghy niet dat hy u de­sen nacht bewae [...]t heeft?

K

Wat behoort een Christen hier in te doen.

I

Ghy sult gaen knielen / [...] met groot devotie sul [...]y aldus bidden.

Het morgen-gebed.

HEere Godt / Hemelsche Va­der / wy dancken u dat ghy desen nacht so ghetrouwelijck voor ons gewaackt hebt; en­de bidden u dat ghy ons wi [...]de stercken met uwen Heylighen Gheest / die ons voortaen ge­leyde: dat wy desen dagh / mitsgaders alle de daghen on­ses ievens moghen besteeder tot alle gherechticheydt ende heylicheydt / ende wat wy i [...] handen neemen / dat onse o [...] ­ghen [Page 115] altijdt sien / om uw' eere te verbreyden; alsoo dat wy alle den voorspoed onses voor­nemens van uwe mi [...]de handt alleen verwachten. Ende op dat wy sulcke ghenade van u verkrijghen / wildt ons nae uwe beloftenisse / vergheven alle onse sonden / door dat Heylighe lijden ende bloedt­vergieten onses Heeren Iesu Christi: want sy zijn ons van herten leedt. Verlicht onse herten / op dat wy alle werc­ken der duysternisse afgeleydt hebbende / als kinderen des lichts / in een nieuw leven moghen wandelen in alle god­salicheydt. Geeft oock uwen seghen totte verkondighe u­wes goddelijcken woordts. Verstroyd alle wercken des duyvels / sterckt alle Kerc­ken-dienaers ende overheden uwes volcks. Troost alle vervolghde ende benaude her­ten / doo [...] Iesum Christum uwen lieven Soone / die ons belooft heeft / dat ghy ons alles wat wy in sijnen naam bidden / seecker [...]ijck gheven sult / ende daerom ons alsoo heeft leeren bidden: Onse Va­der &c.

K

Ist soo ghenoech?

I

Iae / indien ghy dat met goet verstandt / waere gheloove, ende een op­rechten herte kost doen.

K

Laet ons dan nu ter scholen gaen.

I

Ghy moet eerst u hāden was­schen / ende u mont spoelen [Page 116] oock moet ghy gorgelen­de uwe keel wel uyt­spoelen; daer na reedt u hooft / soo het ver­werret zy / ende uwe schoenen ghegespen / in­diense onghegespt zijn.

K

Dat is al gedaen.

I

Laet ons nu recht uyt door de Kercke nae der schoolen gaen.

K

Maer eerst soude ick wel ontbijten / want ick vast noch.

I

Doet dat vry / ende ver­geet niet eer den Al­machtighen Godt aen te roepen.

K

Ick bid u. l. leert my dat oock / want ick soude het gaerne altijt doen.

I

Aldus sult ghy het doen / als u belieft.

Een kort gebed eer­men ontbyt.

SPijst onse zielen / Heere Christus / met uwe liefde / die door uwe goedtheydt alles onderhout dat leven heeft ont­fangen. Geeft / Heere / dat dese uwe gaven heylichlijck by ons genuttigt mogen worden / ghelijck ghy der selfde ghever heyligh zijt. Amen.

K

Komt nu ende eet wat met my / so het u belieft: ghy zijt seer wellekom.

I

Neen ick. Ick danck u hertelijck / het is voor my noch te vroegh om te ontbyten. Ick ben [Page 117] niet gewent so vroech te eeten, ofte Ick hebbe over een ure ontbeeten. Ick en kan soo langhe met vasten. Maar soo het u belieft sal ick soo lang als ghy eetet na [...] geselschap wachten.

K

Het is m [...] leed Sr. u [...]. so lang op my te doen wachten maer ghy kent het spreeck-woort / noot breeckt wet: oock hope ick eerlanghe dese uwe geduldigheydt met ghe­lijck opwachten te ver­gelden / indien ick maer soo vroegh kan opstaen

I

Het is geen nood Heer het dienst is soo groot niet datter een woordt van behoorde gesproken te worden.

K

Godt zy nu ghelooft voor sijne goede gaven; Ick hebbe tot aen den mid­dach genoech gegeeten.

I

Wel mach het u bekomen. sullen wy nu gaen?

K

Iae gaerne. wat ure isset meyn dy?

I

Omtrent acht.

K

Dat is de rechte tijdt om na schoole te gaen. Hoe seer ben ick aen u.i. ver­obligeert / dat ghy my desen morgen so veel ge­boordert hebt. Het is een seker teyken dat ghy my goede genegent­heyt draget: Godt ge­ve / dat ick het van u eenighsins verdienen mach.

4 Schoole-talke, about writing, lessons, and the things thereunto belonging.

L

YOu make good letters, and write very brave­ly: but doe you write now in earnest, or doe you scribble?

M

Truly I write in good ear­nest, for why should I mispend the tyme? But wherfore doe you aske me that?

L

Becaus I have once seen, that you wrote better, and therfore I marvaile how it cometh to passe that now you write worse.

M

That is worthy of no admira­tion, for I want the helps to write well.

L

Which be they?

M

Good paper, good inke, a good pen: for this my pa­per (as you see) doth mi­serably fleet, the ink is waterie and whitish, the pen, is soft and il prepared: moreover I have also lost my copie.

L

Wherfore have you not pro­vided al these things in time?

M

I wanted money, and that I want now also.

L
[Page 119]

You are fallen into that com­mon proverb, Hee that wanteth money wanteth all things.

M

It fareth so with me.

L

But when doe you hope that you shall get it?

M

At the next market my fa­ther will send it mee, or els hee will come himself.

L

I will helpe you in the mean time.

M

If you can doe that, you wil doe me a great favour.

L

Take these sixe styvers which I lend you, to provide you paper and other things.

M

How truly is that spoken, A sure friend is tryed in a doubtful matter? But what is in your mynd, that you doe so wel for me of your owne accord?

L

The love of God, which (as Paul sayth) is shed abroad in our hearts.

M

The power of Gods spirit who is the author of that love is wonderfull in our hearts. But I must consider in the mean time how I may be thankfull to you.

L

It is a small matter: let those thoughts passe, least they hinder you from sleep­ing quietly; restore but to mee what have lent you, when It is conve­nient for you.

M

I shall I hope returne it to you with the first.

L

But what say you of [Page 120] the pen-knife which I sold you the day before yester­day? Is it not good enough?

M

Yea, it is very good, but (wretch that I am) there wanted little but I had lost it.

L

How, what say you? how happened that?

M

When I came without, it sel from me on the street.

L

From whence did it sal from you?

M

Out of my sheath, which un­wittingly I had left open.

L

How did you get it a gaine?

M

I stuck presently a note on the gates of the door; after dinner a boy out of the fixt forme brought it mee againe.

L

Oh that they were every one so faithfull who find lost things.

M

Indeed there are few which restore, if the matter bee but of any worth.

L

And yet that is expresly com­manded by the word of God.

M

Wherefore not? for it is a kind of theft, if any man keep an other mans mat­ter that is found, if hee doe but know to whom he must give it againe.

L

But many think that they do rightly enjoy whatsoever they have sound that is lost.

M
[Page 121]

They erre very grossely.

L

But (that wee may return to our begun discourse) what did you give the boy which found your pen-knife?

M

I gave him an ortgie and some wall-nuts: moreover I praised him, and in few words admonished him that hee must doe the same alwayes.

L

You did well, for so another time hee will restore the rather, if hee have found any thing. But what if you had lost it?

M

I should have borne it with good courage, and I would have bought an other.

L

Should you so have borne it with good courage?

M

Certainly not without some trouble.

L

Not with a good courage then, but I will not urge you more strictly.

M

wee are no divines (Theolo­gants).

L

What then?

M

Grammar-boyes.

L

And indeed unskilfull.

M

So much the more diligently must wee pray to God, that he would deliver us by his gospell from the darknes of ignorance, [Page 122] wherein we have walked and doe yet walke.

L

We will doe that if we obey his holy admonitions, which wee daylie heare from the master, and of­ten times of the preachers the administers of the word of God.

M

Behold how much the losse of my pen-knife hath pro­fitted us.

L

For that cause I am doubly glad in your behalf, first for that I had sold it wel, then that you have gotten againe that which you lost.

M

I thank you my Lambert.

L

To our heavenly father also be prais & thanksgiving. And now seing you have your pen-knife againe, what if you did make me two or three pens of these quils?

M

Let it content you, if for the present I make one for you. Are they new?

L

They are indeed new, but ready except cutting, for I made them all smooth but now, I cut off the tail and pluckt off the feathers.

M

Let me see them. Truly they are very good and very fit for writing.

L

Whereby knowe you that?

M

Becaus they have a great, stiffe, and cleare stalke, for [Page 123] the soft and such as have a shorter stalke are little sitting for the use of wri­ting.

L

I am glad that I bought them profitably.

M

Not without cause, but for how much?

L

I gave two doyts for these three, it is a smal price con­sidering the worth of the matter.

M

Of whom have you bought them?

L

Of a certaine pedlar.

M

By the merchaunts of this city each and yet not so good is sold for two pennies.

L

And yet they dare sometimes say, that they cost them more at Lions.

M

That is in a manner the cu­stome of merchaunts. For they gaine nothing except they lye much (as Cicero saith).

L

But goe to, that I may not longer delay, let us doe what we have to doe.

M

I shall presently dispatch it, marke me diligently, that you may learne it some time or other.

L

I observe you with a diligent eye: but I have longer space.

M

That shall be in the chamber if you will visit me.

L

When?

M

After the goeing sorth of the schoole, that is at eleven of the clock in the morning, or four of the clocke in the after noon. Now you [Page 124] have two pens well fitted (if I be not deceaved) for your use. This third you shall preserve whole for your self untill an other time.

L

Take it you, if you please.

M

Keep it rather for your self. There are enough brought to me from home.

L

Have you also good inke?

M

Why aske you that?

L

That you may give me a little.

M

Why, have you none?

L

Yea, but I can not write with it.

M

What is the matter?

L

Becaus it is too thicke.

M

Can you not mixe it?

L

I have no water.

M

Mixe it with wine.

L

Much lesse.

M

What if you mixed it with vineger?

L

That would make the paper fleet.

M

How know you that?

L

I have heard it from a cer­taine master who taught me to write.

M

But I have heard somewhat els.

L

Tell it me, I pray thee.

M

what will you give me?

L

A good quill.

M

Heare then what I have lear­ned of a certaine ussher of myne: The ink which is thinned with vinegar is hardly wiped out.

L
[Page 125]

That may bee, but in the meane time give mee a little for my present use.

M

Hold up your inck-horne well: I wil powre some in to it.

L

Loe there, powre in: fye! how thin it is.

M

Possibly becaus there is not gall enough in it.

L

But how pale is it?

M

Vse it if you pleas for such as it is; for I have no bet­ter.

L

What shall I doe then?

M

Ah fool, can you not mixe it well with your pen?

L

I have mixed it enough: what can I doe more?

M

Powre it againe into myne horne.

L

Hold it close to, is there enough?

M

Presse the cotton with your pen.

L

I have pressed it so much that it is almost dry, what wil it be at length?

M

Good inck, or at least between both.

L

The rule of mediocrity is good, as wee have learned of the master. But can any good be brought out of two evill things?

M

When I shall have mixed it and powred it in againe, you shal see the tryall.

L

I am inflamed through desire to see that.

M
[Page 126]

Reach now hither your inck­horne.

L

Loe there powre in oh the e is enough now: wh t wast is that? you have g [...] ­ven me more than you have kept for your self.

M

Mixe it once or twice togither.

L

A Cook were never able to confound his pattages and sauces better togither.

M

Try it now at length.

L

Rehearse before me some pro­verbe that I may learn some thing in the mean time.

M

Experience (as men common­ly say) is the mistres of things. Have you it? doe you understand it?

L

I rehearse it sooner.

M

To wit, becaus you could say it before.

L

Who should not know that, which is so common?

M

Let us see now.

L

The matter wil appeare better when the writing is dry.

M

Wherefore will you tarry? It is now more than dry enough.

L

Ho! see how black it is.

M

Have not I spoken true?

L

You bad tryed it at some time or other.

M

It will be then sure that ex­perience is the mistres of thinges.

L

By this wee also finde, that by mixeing things togither a good medicrity is [Page 127] made.

M

Now you begin to philoso­phate higher, therfore Ile bee gon. For wee have written long enough. I must goe to my book.

L

That is well said: let us goe and repeat togither.

M

What should I repeat?

L

That which the master hath this day written out.

M

Is it not sufficient that I have repeated allone?

L

If you have repeated but once or twice, it is little to learne without book.

M

Yea, I have repeated neare ten times.

L

And yet that is not enough.

M

What will you more then?

L

If you will say your lessen perfectly to the master, it is necessary that you have repeated with some body?

M

I knew not that: but I assent willingly to you. Beg in you then who have admo­nished mee.

L

Goe to, attend diligently, and suffer me not to misse.

M

I am more ready to beare than you are to pronounce.

L

But if the observatour cometh in the mean time, he will thinke that we prate.

M

why doe you seare where no feare is? If he comes hee shall not find us in [Page 128] idlenes or a bad matter: let him if hee will heare our discours.

L

You speak very well: let us sit aside somewhere in a corner, that no body may hinder us.

M

But I feare that it is too late for us to benefit our selves by so doeing, for we must presently say our lessen to the master.

L

For your good companie, and all your good deeds to mee I give you as great thanks as I can. Fare wel.

M

God preserve you in health. But heare, never spare my labour.

L

And doe you use me and my things againe, if there bee any need. Againe fare well.

4 School-praetghe wegens schrijven, lessen, ende 't ge­ne daer aen be­hoort.

L

GHy maeckt goede let­teren / ende schrijft heel treffelijck maer schrijft ghy nu met eenst / of beufelt ghy?

M

Voorwaer ick schrijf ern­stelijck / want waerom soude ic de tijt misbruyc­ken? Maer ghy / waerom vraeght ghy dat?

L

Om dat ick eens ghesien heb / dat ghy beter schreeft / ende daerom ben ick verwondert / hot het komt / dat ghy nu qualijcker schrijft.

M

Dat is geen wonder waer­dich / want my ontbreec­ken de behulpfelen om wel te schrijven.

L

Welcke zijnse?

M

Goedt pampier / goeden inckt / een goede penne: want dit mijn pampier (ghelijck ghy siet) slaet ellendigh deur den inckt is waterich ende wit­achtich / de pen is weeck ende qualijck bereydt: voorders heb ick oock mijn voorschrift verlo­ren.

L

Waerom hebt ghy alle dese dinghen niet in tijts voorsien?

M

Het gelt ontbrack my / en­de dat ontbreeckt my nu oock.

L
[Page 119]

Ghy zijt in dat ghemeene spreeck-woordt verval­len / die ghelt ontbreect ontbreecken alle dingen.

M

So gaet het met my.

L

Maer wanneer hoopt ghy dat ghy het su [...]t krijgen?

M

Op de toecomende merct sal het mijn Vader my senden of hy sal selver komen.

L

Ick wil u ondertusschen helpen.

M

Soo ghy dat vermeucht / ghy sult my een groote weldaet gedaen hebben.

L

Neemt dese ses sluyvers te leenom pampier en­de andere dinghen te versorghen.

M

Hoe waerlijck is dat ghe­seyt / Een seecker vrient werdt in een onsekere saeck gesien? Maer wat hebt ghy in u sin dat ghy my van selfs soo wel doet?

L

De liefde Godts / de welc­ke (gelijck Paulus seyt) in onse herten uytghe­stort is.

M

De macht des Goddelijc­ken Gheests is wonder­lijck in onse herten die de autheur van die lief­de is. Maer ick moet on­dertusschen over leggen hoe ic u dancbaer falsijn.

L

'T is een kleyne saeck: Laet die gedachten va­ren / op dat sy u niet en belet / dat ghy te geru­ster slaept; gheeft my maer weder't geen ick u gheleent heb als 't u te pas komt.

M

Ick sal't so ic hoop u eerst daegs weder gheven.

L

Maer wat seght ghy van [Page 120] het pennemes dat ick u eergisteren verkocht hadde? Ist niet goed ghenoeg?

M

Iae het is seer goed / maer (my ellendighe) het iffer [...] wernich afgheweest of ick had het verloren.

L

Hoe / wat seght ghy? hoe is dat ghebeurt?

M

Als ick buyten quam / was het my ontvallen op de straet.

L

Van waer was het u ont­vallen?

M

Wt mijn koocker / die ick onversiens open ghela­ten hadde.

L

Hoe hebt ghy 't weder ge­creghen?

M

Ick had terstont een brief­ken aen de poorten van de deur ghehecht: nae het noenmael heeft een jonghen uyt het seste school het my wederge­brocht.

L

Och of sy alle te samen soe getrou waren / die ver­loren dinghen vinden.

M

Voorwaer daer zijnder weynich die wederghe­ven / indien de saeck maer van eenighe waerde is.

L

Ende dat wordt nochtans door 't woord Godts by­namen geboden.

M

Waerom niet? want het is een manier van dieverije soo yemandt een ander mans saeck die gevon­den is / houdt / soo hy maer weet / wien hy het wedergeven moet.

L

Maer vee [...]e meynen dat sy met recht besitten / al wat sy ghevonden heb­ben dat verloren is.

M
[Page 121]

Die dwaelen seer swaer­lijck.

L

Maer (op dat wy weder­keeren tot onse begon­nen reden) wat hebt ghy de jonghen gegeven die u pennemes gevon­den had?

M

Ick heb hem een oortgen ghegheven ende eenighe ocker-nooten: ick heb hem daer en boven ghe­presen / ende met wey­nigh woorden hebbe ick hem vermaendt dat hy het selve altijdt moste doen.

L

Ghy hebt wel ghedaen / want soo sal hy op een ander tijdt te liever we­dergheven / soo hy yets ghevonden heeft. Maer indien ghy het verloren hadde?

M

Ick soude het met een goet gemoet verdragen hebben / ende ick soude een ander ghekocht hebben.

L

Soud ghy het also met een goet ghemoet verdra­ghen hebben?

M

Voorseeker niet sonder eenighe moeyelijckheyt.

L

Niet dan niet een goet ge­moet / maer ick wil u niet nauwer dringhen

M

Wy zijn gheen Godts ge­leerde.

L

Wat dan?

M

Grammaticas jonghens.

L

Ende oock on ervaren.

M

Soo veel te neerstigher moeten wy Godt bidden / op dat hy door sijn E­vangelie ons verlosse van de duysternissen der onwetentheydt in de [Page 122] welcke wy berkeert hebben / ende noch ver­keeren.

L

Dat sullen wy doen so wy sijne Heylighe verma­ninghen ghehoorsamen / die wy dagelijcx hooren van de meester / ende dickmaels vande predi­canten bedienaers des Goddelijcken woordts.

M

Siet hoe veel ons de ver­liesinghe van mijn pen­nemes gebaet heeft.

L

Om die oorsaeck ben ick dubbelt van uwent we­ghen bly / eerstelijck om dat ick het wel verrocht hadde / daer nae om dat ghy 't gheen verloren was weder gekreghen hebt.

M

Ic danc u mijn Lambertus.

L

Oock zy onsen Hemelschen Vader lof ende danck­segginge. Ende nu de­wijle ghy uwe penne­mes weder hebt / wat so ghy my twee of drye pennen van dese schaf­fen versneet?

M

Laet het u genoech zijn / so icker een voor teghen­woordich sal versneden hebben / zijn se ooc nieuw?

L

Sy zijn wel nieuw / maer veerdich als sy versnee­den zijn / want ick hebse nu al glat ghemaeckt / ick heb de steert afghe­sneden / ick heb de veer­kens afghetrocken.

M

Laet sien, voorwaer sy fijn seer goet ende tot het schrijven seer bequaem.

L

Van waer weet ghy dat?

M

Om dat sy een groote stijve ende heldere steel [Page 123] hebben / want de weec­ke ende die een korter steel hebben zijn wey­nigh tot het ghebruyck van schrijven be quaem.

L

Ic ben blijde dat icse profij­telijck ghekocht hebbe.

M

Niet sonder oorsaeck / maer hoe veel?

L

Voor dese dry heb ick twee duyten gegeven / het is een kleyn prijs nae des saeckx waerde.

M

Van wien hebt ghyse ghe­kocht?

L

Van een seecker kramer.

M

By de coopluyden van dese Stad wert elck eū noch so goet niet / voor twee penninghen verkocht.

L

Ende nochtans durven sy somtijts segghen / datse haer te Lions meer kosten.

M

Dat is by na de gewoonte der coop uyden / want sy doen gheen profijt / ten sy sy seer lieghen (ghe­lijck Cicero seyt).

L

Maer wel aen / op dat ick niet langer en vertoeve / laet ons doen dat voor handen is.

M

Ic sal't haest beschict heb­ben siet my naerstich aen / op dat ghy't d'een tijdt of d'ander eeren mogen.

L

Irk sit u aen met opmerc­kende ooghen: maer ick heb langer tijdt.

M

Dat sal inde kamer geschie­den soo ghy my wilt be­soecken.

L

Wanneer?

M

Nae het uytgaen van de School; dat is s [...]morghens ten elf uren / ofte vier uren nae de middagh. Na [Page 124] hebt ghy twee pennen / (ten sy ick bedrogen ben) tot u ghebruyck wel be­reyt. Dese derde sult ghy tot op een ander tijt heel voor u bewaren.

L

Neemt ghy het / soo 't u belieft.

M

Bewaert het liever voor u selven / daer werdender my ghenoech van huys gebracht.

L

Hebt ghy oock goeden inckt?

M

Waerom vraeght ghy dat?

L

Op dat ghy my een wey­nighsken geeft.

M

Hoe / en hebt ghy geen?

L

Iae / maer ick en kan daer niet me schrijven.

M

Wat schorter aen?

L

Om dat het al te dick is.

M

Kunt ghy het niet men­gen?

L

Ick heb geen water.

M

Menght het met wijn.

L

Veel minder.

M

Of ghy het met edick menghde?

L

Daer soud het pampier van deur slaen.

M

Hoe weet ghy dat?

L

Ick heb dat ghehoort van een seeker meester / die my leerde schrijven.

M

Maer ick heb wat anders ghehoort.

L

Ey lieve vertelt het my.

M

Wat sult ghy my gheven?

L

Een goede schaft.

M

Hoort dan wat ick van een seecker onder-mee­ster van my gheleert heb­be: Den inckt die met edick dun ghemaeckt is / wert nauwelijcx uyt ghe­beeght.

L
[Page 125]

Het kan gheschieden / maer onder tusschen gheeft my een weynich voor mijn teghen-woordich ghe­bruyck.

M

Houdt u inckt-koocker te deghen op: ick fal u daer in gieten.

L

Siet daer / giet in / feye [...] hoe dun isse?

M

Moghelijck om datter niet gals genoegh by is.

L

Maer hoe bleeck:

M

Ghebruyckt het soo ghy wilt voor het geene dat het is / want ick en heb geen beeter.

L

Wat sal ick dan doen?

M

Ho beuselaer / kunt ghy het met u pen niet wel menghen?

L

Ick heb het ghenoegh ge­menght: wat soude ick meer konnen?

M

Giedt het weder in mijn hoorn.

L

Houdt het dicht aen / isse [...] ghenoech?

M

Druckt de boom wol met u pen.

L

Ick hebt so ghedruckt dat het by nae droog zy / wat sal 't eyndelijck wesen?

M

Goeden inckt / ofte ten minsten middel-matighe.

L

Den regel van middelma­tigherdt is goet ghelijck wy van de meester ghe­leert hebben. Maer kan daer uyt twee quade saecken yets goets ghe­maeckt werden?

M

Als ick het ghemenght ende wederinghegooten sal hebben / sult ghy de proef sien.

L

Ick ben vierich door ver­langhen om dat te sien.

M
[Page 126]

Langht nu hier u'inckt­kooker.

L

Siet daer / giet in. Oh 'tis nu ghenoegh: wat is dat voor een verquistin­ghe? Ghy hebt my meer gheghoven als ghy voor u selfs behouden hebt.

M

Menght het eens of twee mael t'samen.

L

Een kock en soude nimmer­meer sijn soppen ende saussen beter konnen t'samen storten.

M

Versoeckt het nu eyndelijc.

L

Verhaelt my eenige spreuc­ken voor / op dat ick on­dertusschen wat leere.

M

De eervarentheyt (gelijck men gemeenelijcke seyt) is de meestersse der din­ghen. Hebt ghy't? ver­staet ghy 't?

L

Ick segh het rasser.

M

Namenslijck om dat ghy het te voren kont.

L

Wie sou dat niet weeten / dat soo ghemeen is?

M

Laet ons nu sien.

L

De saeck sal beter blijcken als het schrift gedroogt sal zijn.

M

Wat wilt ghy wachten? het is nu meer als droogh ghenoech.

L

Ohe siet hoe swart dat het is?

M

Heb ick niet waer geseyt?

L

Gh [...] had het al op d'een of d'ander tijt versocht.

M

Het sal dan seecker zijn dat de ervarentheydt een meestersse der din­ghen is.

L

Hier door proeven wy oock dat u [...]t de t'samen men­ginghe der dinghen een goede middel maticheydt [Page 127] ghemaeckt wordt.

M

Nu begint ghy hooger te philosopheren / derhal­ven gae ick wegh. Want 'tis langh ghenoech gheschreven. Ick moet aen mijn boeck gaen.

L

Dat is wel gheseydt: laet ons t' samen gaen ver­haelen.

M

Wat soude ick verhaelen?

L

'T gene heden van de mee­ster is voorgeschreven.

M

En ist niet ghenoech / dat ic alleen verhaelt heb?

L

So ghy maer eens of twee­mael verhaelt hebt dat is weynigh om van buy­ten te leeren.

M

Iae ick heb by nae thien mael verhaelt.

L

En dat is noch niet ghe­noegh.

M

Wat wilt ghy dan meer?

L

Soo ghy tegens de meester seer sekerlijck wilt op­seggen / so ist van noode / dat ghy met yemant verhaelt hebt.

M

Dat en wist ick niet maer ick s [...]aet u gaerne toe. Begint ghy dan die my vermaent hebt.

L

Wel aen letter op / ende en laet niet toe / dat ick afdwale.

M

Ick ben veerdigher om te hooren / als ghy om te spreecken.

L

Maer indien ondertusschen de toesiender quame / hy soude meynen dat wy klapten.

M

Wat vreest ghy daer niet te breesen is? so hy komt hy sal ons niet in [Page 128] leedicheydt ofte in een quade faeck bevinden laet hem onse t' samen sprekinghe hooren soo het hem belieft.

L

Ghy spreeckt seer wel: laet ons elders in een hoeck af schicken op dat ons niemant en belette.

M

Maer ick vrese dat het te laet is om ons so doende te behelpen / want wy moeten stracx aen de meester op seggen.

L

Ick weet u voor u goedt gheselschap ende all'u weldaeden aen my / soo grooten danck als ick kan. vaertwel.

M

Godt spare u ghesondt. Maer hoort / en spaert nimmermeer mijn ar: beydt.

L

Ghy oock / ghebruyckt my ende mijn dinghen we­derom / so der yets van noode sal zijn. wederom vaert wel.

5 A child relateth orderly to his ussher what hee and his school-fellowes have don in their riseing up, clothing them, and other thinges. wherein the names of many thinges be­longing to the body are spoken of. After that they discourse of divine matters. A sermon is heard but nothing remem­bred of it.

V

AT what houre were you awakened this morning?

S

Before day, but at what houre I know not.

V

Who awakened you?

S

The weekly awaker came with his lanthorne; knoc­ked hard at the chamber doore, some body opened (to him), the awaker [Page 130] lighted our candle, called out with a loude voice, all were awakened.

V

Relate to mee orderly what you have don from that time untill the end of breakfast. You children attend diligently with ears and hearts, that you may learn to imitate this your schoole-fellow.

S

Being awakened I arose out of my bed, I put on my coat with my dublet, I sate me downe on a foot­bench, I got my breeches and my stockens, I put them both on, I put on my shoes, I made fast my breeches to my dublet with points, gattered my stockens above my knees. I put on my girdle, comb­ed my head diligently, I put my hat on myne head I put on my gowne, after that being gon cut of the chamber, I went down, I made water in the yard against the wall, I got cold water out of the paile, washed both myne hands and face, rinzed my mouth and teeth, I wiped myne hands & face with a [Page 131] towell, in the mean time the token to prayer was given with the little bell, thay came into the private hall (parlour) we prayed togither, we receaved our break-fast orderly from the servant of the kitchin (Cooke), we breakfasted sitting at the hearth, and that still, without mur­muring, without noise: Such as I heard prating unseemly, or speaking idle words, or have seen wanton, I admonished friendly, and such as were not obedient to my admonition I brought them to the observatour that he might note them.

V

Did no body oversee you, while you were at break-fast

S

Yea, the uss [...]er.

V

What did he in the mean time?

S

He walked along in the midst of the hall, holding a book in his hands, and some times exhorting the obser­vatour, that he should note those that did prate un­seemly.

V

Is it not then permitted to let fall a word?

S

Yea, it is permitted, but they use only to be noted, who prate long and with many words unseemly and without any fruit. But it is lawfull for every [Page 132] one among themselves to hold pleasaunt discourses of good and honest mat­ters, yet so as it bee don quietly, without cry­ing out and brawling.

V

You have satisfied me hither­to. But you, have you pronounced already the context against to mor­row morning?

S

I have repeated it.

V

Well enough?

S

Enough God be thanked.

V

Who hath heard you?

S

The master.

V

It's well [...] but there is some thing which I wil admo­nish you.

S

I desire much to heare that.

V

You must often meditate, how much you are indebted to God the giver of al things who hath given you un­derstanding and such an happy memory.

S

what am I not indebted to him, who hath given me all things?

V

Tell some of his espetiall benefits, as I have some­time taught you.

S

That heavenly father hath gi­ven me a body, a soul, life, a good mynd, good pa­rents, rich, noble, well affected to me; and who doe not only abundantly supply mee with all things needfull for this life: but also (which is the [Page 133] greatest of all by far) take care to have mee so dili­gently instructed in good languages and good man­ners, that there is no more to be desired.

V

You have said al those things truly: but you have omit­ted one thing, which is an espetiall blessing of God. Doe you know what it is?

S

Let me meditate a little.

V

Meditate at leasure.

S

Now I remember it, but by reason of the greatnes of the matter, I know not with what words I shall expresse it.

V

Say it nevertheles in so good a manner as you can.

S

I bethink me more and more.

V

Speak it at last.

S

Innumerable are the benefits of the most great and good God towards me in my body and soule in ex­ternall things; but there can be no greater said or thought, than that of his grace he hath given mee his only son, who hath redeemed me most mise­rable sinner, and capti­vated under the tyranie of Satan, and that by his death (which was) of all (deaths) the most [Page 134] cruell and shamefull.

V

You have said it wel enough, and very neare just with so many words, as I have taught you at other times. But hath God don those so great benefits to you only?

S

No truly.

V

To whom more?

S

To all as many as God out of his pure grace hath chosen to eternall life in Christ, and accordingly doe faith­fully and truly beleeve the gospell.

V

Goe to, produce a place out of the gospell of Iohn to that purpose.

S

God so loved the world, that he gave his only begotten son: that every one that beleeveth in him should not perrish, but have everlasting life. For God sent not his son into the world, that hee should condemne the world, but that the world through him might be saved. Hee that beleeveth in him is not condemned▪ but hee that be [...]eev th not is con­demned already, becaus hee hath not beleeved in the name of his only be­gotten son.

V

Hitherto enough. But whose wordes are they?

S

Christs himself, speaking of himselfe.

V
[Page 135]

To whom doth he speake?

S

Nicodemus, who came to him by night.

V

Christ himself our only Sa­viour graunt, that you may grow more and more in the knowledge of him.

S

He will doe it, I hope.

V

Goe forward then chearfully, as you have begun, which I pray God prosper to the glory of his name.

S

That is my desire.

V

Let us goe to supper. But in the meane time let me aske you one thing more. Have you not bin to day at the holy sermon?

S

I was there.

V

Who are your witnesses?

S

Many of the schoole-fellowes who saw me can witnes it.

V

But some must be produced.

S

I shall produce them when you commaund it.

V

Who did preach?

S

Master N.

V

At what time began he?

S

At seven a clock.

V

Whence did he take his text?

S

Out of the epistle of Paul to the Romanes.

V

In what chapter?

S

In the eighth.

V

Hitherto you have answered well: let us now see what follows. Have you remembred any thing?

S

Nothing that I can repeat.

V
[Page 136]

Nothing at al? Bethink (your self) a little, and take heed that you bee not di­sturbed, but bee of good courage.

S

Truly master I can remember nothing.

V

What, not one word?

S

None at all.

V

I am ready to strike you, what profit have you then gotten?

S

I know not, otherwise than that perhaps I have in the mean time abstained from evill.

V

That is some what indeed, if it could but so be that you have kept your self wholy from evill.

S

I have abstained so much as I was able.

G

Graunt that it bee so, yet you have not pleased God, se­nig it is written, depart from evill and doe good, but tell mee (I pray thee) for what cause principal­ly did you goe thither?

S

That I might learne something.

V

Why have you not don so?

S

I could not.

V

Could you not knave? yea you would not, or truly you have not addicted your self to it.

S

I am compelled to confesse it.

V

What compelleth you?

S

My Conscience, which ac­cuseth [Page 137] me before God.

V

You say well: oh that it were from the heart.

S

Truly I speak it from myne heart.

V

It may bee so: but goe to, what was the caus that you have remembred no­thing?

S

My negligence: for I attended not diligently.

V

What did you then?

S

Sometimes I slept.

V

So you use to doe: but what did you the rest of the time?

S

I thought on a thousand foole­ries, as children are wont to doe.

V

Are you so very a child, that you ought not to be atten­tive to heare the word of God?

S

If I had bin attentive, I should have profitted something.

V

What have you then meritted?

S

Stripes.

V

You have truly meritted them, and that very many.

S

I ingenuously confes it.

V

But in word only I think.

S

Yea truly from myne heart.

V

Possibly, but in the meane time prepare to receave stripes.

S

O master forgive it, I beseech you, I confes I have sin­ned, but not of malice.

V

But such an evill negligence [Page 138] comes very neare wicked­nes (malice).

S

Truly I strive not against that: But nevertheles I implore your clemencie through Iesus Christ.

V

What will you then doe, if I shall forgive you?

S

I will doe my dutie hence­forth, as I hope.

V

You should have added there­to, by Gods helpe: but you care little for that.

S

Yea master, by Gods help, I will hereafter doe my duty.

V

Goe to, I pardon you the fault for your teares: and I forgive it you on this condition, that you bee myndful of your promise.

S

I thank you most Courteous master.

V

You shall bee in very great favour with mee, if you remember your promise.

S

The most good and great God graunt that I may.

V

That is my desire, that hee would graunt it.

5 Een kindt verteldt ordentlijck aen sijn ondermeester al wat hy ende sijn mede-ghesellen gedaen hebben in haren opstaen, be­kleedinghe, ende andere dinghen. waerinne van de namen van veele dingen het lijf aen gaende gesproken zijn. Daerna spre­ken sy van God­delijcke saecken. Een predicatie wordt ghehoort: maer niets daer van onthouden.

V

OP wat ure sijt ghy huy­den morghen opghe­weckt?

S

Voor den dagh / maer wat uyr en weet ick niet.

V

Wie heeft u opgeweckt?

S

Den weeckelijcken opwec­ker is met sijn lanteern gekomen / heeft hert op de deur van de kamer geklopt / yemant heeft opgedaen / den opwec­ker [Page 130] heeft onsen keers opgesteeken / heeft met een verheven stemme uytgeroepen / altemael werden opgheweckt.

D

Vertelt my ordentlijck wat ghy gedaen hebt van die tijt af tot het eynde des ontbijtens. Ghy kinde­ren hoort met ooren en­de herten naerstelijck toe / op dat ghy lieden leert dese uwen mede­discipel na te volghen.

S

Opgheweckt zijnde ben ick uyt het bed opghestaen / ic heb mijn rock aenge­trocken met mijn wam­buys ick heb geseten op een bancxkenic heb mijn broec ende mijn koussen gecregen ick hebse bey­de aengetrocken / ic heb mijn schoenen geschoeyt ick heb mijn broeck aen mijn wambuys met ne­si elenvast gemaect / mijn koussens boven mijn knien gebonden / ick heb mijn gordeles omgedaen mijn hooft naerstelijck gekemt / ic heb mijn hoe­tgen op mijn hooft ge­voeght / ic heb mijn tab­bert aengedaen / daerna uyt de kamer ghegaen zijnde / ben ick nae bene­den gegaen / ic heb mijn water op de plaets te­gen de muer gemaeckt / ick heb coudt water uyt den emmer ghekreghen bey mijn handen ende aensight ghewasschen / mijn mondt ende tanden ghespoelt / ick heb mijn handen ende aensicht met een droogh-doeck [Page 131] afgewist / ondertusschen wort het teecken om te bidden gegeven met het kleyne klocxken / men komt op de bysondert zael / wy bidden t' sa­men / wy krijgen orden­telijc onse ontbyten van de keucken knecht / wy ontbeetenaen den heert sittende ende dat stille / sonder gherurs / sonder geraes: die ick gehoort hebbe onbequamelijck klappen / ofte leedighe woorden spreken / ofte oock dertel gesien heb / die heb ick vriendelijck vermaent / ende die mijn vermaninghe niet heb­ben ghehoorsaem ghe­weest / heb ick aenghe­brocht by den opsiender op dat hy haer teycke­nen soude.

V

En was niemant ober u. l. doen ghy ontbeet?

S

Iae de ondermeester.

V

Wat deed' hy ondertusschen?

S

Hy wandelde midden over de zael / houdende een boeck in de handen / ende somtijdts en toesiender vermanende / dat hy die onbequamelijck klapten soude teyckenen.

V

Is het dan niet geoorlooft een woord uyt te laeten gaen?

S

Ia / het is geoorlooft / maer die pleghen alleenelijck geteyckent te worden / die langh ende met veele woorden onbequame­lijck ende sonder eenighe vrucht klappen. maer het is een yder [Page 132] geoor'ooft onder male­kanderen gheneugelijc­ke redenen te handelen van goede ende eerlijc­ke saken / soo nochtans dat het stillekens ghe­schiet / sonder gheroep ende kevagie.

V

Tot hier toe hebt ghy my vo daen. Maer ghy / hebt ghy nu al den inhout te­gen morghen vroegh opghese [...]de?

S

Ick heb het opgheseydt.

V

Te deegh ghenoegh?

S

Genoe [...]h Godt zy danck.

V

Wie heeft u ghehoort?

S

De meester.

V

'T is wel / maer daer is yets dat ic u wilde ver­manen.

S

Ick begeere seer dat te hooren.

V

Ghy moet dickwils denc­ken / hoe veel dat ghy Godt den verleener van alle dinghen schuldigh zijt / die u verstant en­de soo gheluckighen me­morie ghegheven heeft.

S

Wat sal ick hem niet schul­dich zijn / die m [...] alle dingen ghegeven heeft?

V

Verhaelt eenighe van sijn voornaemste weldaden / ghelijck ick u t'eenigher tijd gheleert hebbe.

S

Dien hemelschen Vader heeft my ghegeven een lichaem / een ziel / het leven / een goeden sin / goede ouders / rijcke / edele / wel tot my ge­negen; ende die my niet alleen overbloede [...]ijck alle dingen noodi [...]htot het leven beschaffen: maer oock (het welcke [Page 133] verre het aldergrootste is) my in goede talen / ende goede manieren versorghen soo naerste­lijck onderwesen te wer­den / datter niet meer te vereyschen zy.

V

Ghy hebt alle die dinghen waerlijck gheseyt: maer ghy hebt een dingh ach­ter gela [...]en / het welc­ke een besondere wel­daet Gods is weet ghy wat het zy?

S

Laet my een weynigh be­dencken.

D

Denckt met ghemack.

S

Nu gedenck ick het / maer door de groot heydt van de saeck en weet ick niet / met wat woor­den dat it dat uytdruc­ken sall.

V

Seght het nochtans op so­dani en manier als ghy k [...]unt.

S

Ick dencke voort ende voort.

V

Seght het eyndelijck.

S

On tallijck zijn des seer goeden ende grooten Gods we daden tegens my in mijn 'ichaem / in mijn ziel in de uyterlijc­ke din hen; maer daer kander gheen grooter gheseyt noch ghedacht worden / dan dat hy sij­nen eenighen Sone uyt ghenade m [...] ghegheven heeft die my seer el­lendighe sondaer ende ghevanghen onder de tyrannie des Satans / verlost heeft / ende dat door sijn dood van alle de wreetste ende schan­delijckste.

V
[Page 134]

Ghy hebt het bequaem ge­noegh gheseydt / ende by nae met even soo veel woorden / als ick u 't an­deren tijden gheleert hadde. Maer heeft Godt u alleen die soo grooten weldaet bewesen?

S

Geensins voorwaer.

V

Wie daer en boven?

S

Allen so veel alsser Godt uyt sijn loutere genade uyt­verkoren heeft tot het eeuwighe leven in Chri­sto / ende nadien het Evange'ium getrouwe­lijck ende waer [...]ijck ge­looven.

V

Wel aen brenght voort een plaets uyt het Evange­lium Iohannis op die sin.

S

Also heeft Godt de werelt lief gehadt dat hy sijnen eenigen gebooren soone gegeven heeft: op dat alle die in hem ghelooft niet verloren en gaen / maer het eeuwige leven hebbe, want Godt heeft sijnen soone niet in de werelt gesonden op dat hy de werelt verdoeme / maer op dat de wereldt behouden worde door hem. Die in hem ghe­looft en wort niet ver­doemt: Maer die niet en gelooft die is nu alreede verdoemt / om dat hy niet ghelooft en heeft inden name van sijn ee­nighen geboren soon.

V

Tot hier toe genoegh. Maer wiens woorden zijn die?

S

Christi selfs van sich selven spreeckende.

V
[Page 135]

Wien spreeckt hy aen?

S

Nicodemus / die tot hem in de nacht ghekomen was.

V

Christus selfs onsen eenige Salighmaker maect, dat ghy meer ende meer in sijn kennisse toeneemt.

S

Hy sal't doen / so ick hoop.

V

Gaet dan ghelijck ghy be­gonnen hebt wackerlijc voort / het welcke Godt ter eeren sijns naems wel wildoen gelucken.

S

Soo bid ick.

V

Laet ons gaen om het avonsmael te houden, maer ondertusschen laet my u. l. noch een dinghe vraghen, zijt ghy huyden niet in de He [...]lige pre­dicatie gevreest?

S

I [...]k bender gheweest.

V

Wie sijn u ghetu [...]ghen?

S

Veyle van de mede d [...]scipu­len / die my gesien heb­ben / konnen 'tgetuygen

V

Meer men moeter eenighe voortbrengen.

S

Ick false voortbrenghen / als ghy het fult ghebie­den.

V

Wie heefter ghepreeckt?

S

Den Heer N.

V

Wat u [...]r heeft hy begon­nen?

S

Te sevenen.

V

Waer uyt heeft hy sijn text ghenomen?

S

Wt ven brief Pault tot den Romeyren.

V

In het hoe heel [...]e capittel?

S

In het ach [...]ste.

V

Tot noch we hebt ghy wel geantwoo [...]: lae [...] ons nu sien warter volicht. Hebt ghy [...]ets onthouden?

S

Niets dat it vertellen kan.

V
[Page 136]

Niet met al? Bedenckt een weynigh ende siet toe dat ghy niet ont­roert en wort / maer zijt goets moets.

S

Voorwaer meester ick en kan niets bedencken.

V

Niet een woord?

S

Gantsch niet.

V

Ick slae by kans: wat voor­deel hebt ghy dan ghe­daen?

S

Ick en weet niet / dan dat ick misschien ondertus­schen van quaedt my onthouden heb.

V

Dat is wel wat / soo het maer heeft konnen ge­schieden / dat ghy ghe­heel van 't quaet u hebt onthouden.

S

Ick heb my onthouden soo veel als ick heb ghekon­nen.

V

Seght dat het so zy / ghy en hebt nochtans Godt niet voldaen / dewijl daer gheschreven staet / wijckt af van het quae­de ende doet 't goede: maer seght my (bid ick) om wat oorsaeck waert ghy daer voornament­lij [...]k a hegaen?

S

Op dat ick yets soude leeren.

V

Waerom en hebt ghy dat niet ghedaen?

S

Ick heb niet ghekonnen.

V

Hebt ghy niet ghekonnen boef? jae ghy hebt niet ghewilt / ofte voorseker gh [...] hebter u niet nae geschickt.

S

Ick werde het gedwongen te bekennen.

V

Wat dwinght u?

S

Mijn ghewisse / die my [Page 137] voor Godt beschuldicht.

V

Ghy seght wel: och of 't van herten waer.

S

Voorwaer ick segh't van herten.

V

Het kan geschieden: maer wel aen / wat is d'oorsaeck gheweest / waerom ghy niets onthouden hebt?

S

Mijn onachtsaemheydt: want ick hoorde niet naerstich toe.

V

Wat deed' ghy dan?

S

Somtijts sliep ick.

V

Soo pleeght ghy: maer wat deed' ghy in de o­verige tijdt?

S

Ick docht om duysent beu­selinghen / ghelijck de kinderen pleghen.

V

Zijt ghy soo seer een kint / dat ghy niet en behoor­de aendachtigh te we­sen om Godes woord te hooren?

S

So ick aendachtich ware geweest / ick soude yets konnen voorderen heb­ben.

V

Wat hebt ghy dan / ve [...] ­dient?

S

Slaghen.

V

Voorwaer ghy hebtse ver­dient / ende dat vry wat veel.

S

Ick beken het vryelijck.

V

Alleenlijck met woorden meen ick.

S

Iae voorwaer van harten.

V

Moghelijck / maer onder­tusschen maect u bereyt om slaghen te ontfan­gen.

S

O meester vergheeft het / bid ick / ick heb ghe­sondigt ick bekent / maer uyt geen quaetheyt.

V

Maer soo een verkeerde [Page 138] onachtsaemheydt komt seer na by de boysheyt.

S

Voorwaer ick en siry daer niet tegen: Maer nochtans hid ic om u goedertieren­heyt door Iesum Christum.

V

Wat sult ghy dan doen / in­dien ick het u vergheven sal.

S

Ick sal hier na mijn ampt doen / soo ick hoop.

V

Men behoorde daer by ge­daen te hebben met Godts hulpe: maer daer vraeght ghy weynigh nae.

S

Iae meester / met Gods hulp / sal ick hier nae mijn ampt doen.

V

Wel aen / ick vergeef y schult door uwe tranen: ende ick vergeef het u op dese conditie / dat ghy u be­loften gedachtigh zijt.

S

Ick bedanck u seer beleef­de meester.

V

Ghy sult by my in een seer grooten aenghenaemheyt zijn / indien ghy uwe be­loften gedencken sult.

S

De seer goede ende groote Godt maeckt dat ick kan.

V

Dat hy het maeckt / dat wensch ick.

6 Certaine short dia­logues wherein Schollers ask their master leave to goe forth on severall oc­casions.

S

AM I permitted to goe out with my Brother?

M

What is the occasion?

S

That our mother may buy us shoes: afterwards that we may go to the barbers.

M

What to doe there?

S

To cut off our haire.

M

What need is there of y t now?

S

That to morrow we may goe and visit our uncle if the Lord permit.

M

Goe, and betimes in the morning bring me a testimo­ny or witnes with you.

S

I will d [...]ligently take care of that by God's helpe. Will you have any thing more Sir (master)?

M

That you remember my ser­vice to your mother.

Another.

S

MAster, may I have leave to goe forth?

M
[Page 140]

Whither.

S

First to the taylor, then to the barber.

M

Why to the taylor?

S

That I may put my hose to be amended.

M

Are they torne?

S

Yea so torn that I can hardly draw them on.

M

Wherefore to the barber?

S

That I may shew him a sore which is risen this day on my thigh.

M

Vncover it, that I may see it.

S

See it when you please.

M

It is a byle.

S

I gessed it so.

M

When you shew it to the barber, desire him to lay a fit plaister thereon.

S

I will follow your Counsell.

M

But is there no body that will goe with you?

S

Yes, Iohn Fluvian.

M

What hath he to doe?

S

He wil goe to the barber also.

M

Go then togither, and return in like manner.

S

Will you have any thing els?

M

That you make hast to come againe, that you lose not your after-noons drinking.

Another.

S

MAster, may I speak a lit­tle to you?

M
[Page 141]

Say on.

S

We two have propounded if you think so good, to walk abroad while the rest doe play.

M

Whither will you goe?

S

In the next suburb.

M

But what wil yee doe as you are walking?

S

Wee will discourse (handle some dialogue).

M

But it must be of some good and honest matters.

S

This clearnes of the season, and the beautifull face of the earth, will afford us an honest subject.

M

There never wants matter to prais God, only it must be by his faithfull ser­vants.

S

Truly never. But to returne to the matter propound­ed, doth it please you master to permit us to goe without the city?

M

Vnles your constant fidelity, and true love of learning were known to mee, I would never suffer it: es­petially for that wicked youths have often decea­ved me in this way. Goe yee therfore hence, and come againe▪ betimes to supper.

An other.

S

MAy it pleas you to give me leave to goe out?

M

Whither?

S

Home.

M

How is it that you goe so often home?

S

My mother commanded that I and my brother should come to her this day.

M

For what cause?

S

That our mayd may beat out our clothes.

M

What is that to say? Are you louzie?

S

Yes very louzie.

M

Wherefore have you not told my wife of it?

S

we dare not.

M

You speak as if shee were so chur [...]ish, she keeps a mayd principally for that cause, that she may take care to keep you all clean, and you know that well enough, but you are glad when you can have an oppertunity to visit your mother. Tarry ther­fore, to morrow I will take care that your clothes shalbe beaten out.

S

But our mother will chide us.

M

I will satisfie her. Bee you still.

6 Eenige korte t'sa­men sprekingen waerinne Schole­jongens van haren meester verlof ey­schen om ver­scheydene oor­saecken uyt te gaen.

S

IS het my gheoorloft uyt te gaen met mijn Broe­der?

M

Wat is de oorsaeck?

S

Dat onse moeder ons schoenen koopt: daerna dat wy aae de barbier gaen.

M

Wat daer?

S

Om ons hayr af te snijden.

M

Wat is dat nu van noode?

S

Op dat wy morghen (so het de Heer sal toeghelaten hebben) onsen Oom ver­soecken.

M

Gaet ende brengt morgen vroegh een ghetuyghe­nisse ofte een ghetuyge met u.

S

Met God's hulp sal ick dat naerstelijck versor­ghen; wilt ghy noch jets meer meesier?

M

Dat ghy van mijnent we­ghen u moeder ghedien­stelijcken groet.

Een ander.

S

IS het geoorloft buyten te gaen meester?

M
[Page 140]

Waer henen?

S

Eerst na de snyer / daerna tot de barbier.

M

Waerom tot de snyer?

S

Dat ick mijn koussen te vermaken besorghe.

M

Sijn se ghescheurt?

S

Also ghescheurt / dat ickse nauwelijcx kan aentrec­ken.

M

Waerom tot de barbier?

S

Op dat ick hem toone een gezweer / het welcke my desen dagh op mijn dye ontstaen is.

M

Ontdeckt het / op dat ick het sie.

S

Siet het wanneer 't u be­lieft.

M

Het is een puysken.

S

Soo gisten ick.

M

Als ghy 't ontdeckt sult hebben / soo begeert dan dat hy een bequame pleyster daer op leyt.

S

Ick sal doen dat ghy my raet.

M

Maer isser oock niemandt die met u gaen wil?

S

Ia / Ioannes Fluvianus.

M

Wat heeft hy te doen?

S

Hy wil oock na de Barbier gaen.

M

Gaet dan t' samen / ende keert te ghelijck wede­rom.

S

Wilt ghy yets meerder?

M

Dat ghy u haest weder te komen / op dat ghy u achternoenmael niet en verliest.

Een ander.

S

MEester / isset geoorloft een weynigh te spreecken?

M
[Page 141]

Spreeckt.

S

Wy twee stelden voor / soo het u alsoo goet dunckt / buyten te gaen wan­delen / terwijl de andere speelen.

M

Waer wilt ghy lieden he­nen gaen?

S

In de naeste hooren.

M

Maer wat sult ghy al wan­delende doen?

S

Wy sullen eenige t'samen­sprekinghe handelen.

M

Maer van goede ende eer­lijcke dinghen.

S

Dese he [...]detheydt des tijts / ende soo schoonen gelaet des aerdrijcx sullen ons een eerlijcken inhoudt gheven.

M

Daer en ontbreect nimmer­meer stoffe om Godt te loben / alleen door sijne ware dienaers.

S

Nimmermeer voorwaer: maer op dat wy tot onse voorghestelde reden we­der keeren / laet ghy het ons toe meest er buyten de Stadt te gaen?

M

Ten waer dat my bekent waer uwe geduerighe ghetrouwicheydt ende ware liefde tot de talen / ick en soude het nim­mermeer toelaten voor­namentlijck nadien loo­se jonghelinghen my dickmaels in dese ma­niere bedroghen hebben. Ghy lieden dan gaet heenen en keert broegh wederom tot het avont­mael.

Een ander.

S

IS het niet gheoorloft uyt te gaen?

M

Waer henen?

S

Na huys toe.

M

Hoe so dickwils t'huys te gaen?

S

Mijn moeder had gheboden dat ick ende mijn broe­der op huyden tot haer souden gaen.

M

Om wat oorsaecks wille?

S

Om dat de meyt onse klee­deren soude uyt-cloppen.

M

Wat is dat te segghen? hebt ghy lieden luysen?

S

Iae seer veel.

M

Waerom hebt ghy 't mijn huysbrouw' niet ver­maent?

S

Wy durben niet.

M

Al even eens of sy so stuers waer / sy heeft een meydt aldaermeest om die oorsaer wil / op dat sy sorghe draeght voor uwer allen reyndelijck­heydt / ende ghy lieden weet dat wel / maer ghy zijt blijde dat u ghele­ghen theydt ghegheven wordt om u moeder te versoecken. Ghy lieden blijft dan / morgen sal ick versorghen dat uwe kleederen uytgheklopt werden?

S

Maer onse moeder sal'ons berispen.

M

Ick sal haer versoenen, Rust u. l,

7 A Scholler inviteth his master in his fathers name to walke to the gar­den.

S

GOd save you master.

M

You are well come, what message have you?

S

My father desireth that wee may goe togither on plea­sure into his garden with­out the city.

M

The fairnes of the weather inviteth us thereunto, and we have now leasure, but what shall we see there that is pleasant to be looked upon?

S

Divers and faire trees with their fruits, also a wonder­full variety of hearbs and flowers.

M

There is nothing more plea­saunt than those things.

S

That is the bounty of God toward us.

M

Which wee must prosecute with continuall praises.

S

But I feare that we make my father tarry for us.

M

Tarry so long till that I put off my gowne, that I may bee [Page 144] the fitter to walke. now I am ready, let us goe, but is your father at home?

S

He tarryed for us at the doore.

M

That's well: See that you salute him decently.

S

Wee have bin often warned of that by your teaching.

7 Een School-jon­ghen noodight sijn meester uyt naem van sijn Va­der in den hof te gaen.

S

ZYt ghe [...]roet Meester.

M

Met ghe'uck moet ghy ghekomen zijn / wat voorschapt ghy?

S

Mijn Vader bid dat wy t'samen om geneught / in sijn tuyn / buyten de Stadt moghen gaen.

M

Tot die saeck noodight ons de helderheydt des weers / ende wy hevben nu tijt / maer wat sullen wy daer s [...]en gheneug­lijcx om te aenschou­wen?

S

Verscheyden ende schoone boomen met hare vruchten item een wondere ver­scheydenheyt van cruyden ende bloemen.

M

Daer en is niet geneuge­lijcker als die dinghen.

S

Dat is de mi'daedigheydt Godts teghen ons.

M

Die wy met gedurigen lof moeten navolghen.

S

Maer ick breese dat wy mijn vader naer ons doen wachten.

M

Wacht soo lang tot dat ic mijn tabbaert veran­dere / op dat ick te [Page 144] veerdiger zy om te wan­delen. Nu ben ick be­reydt / laet ons gaen▪ maer is u vader t'huys?

S

Hy wacht ons voor de deur.

M

Die saeck is goet: Siet dal ghy hem bequamelijth groet.

S

Daer van zijn wy door u leeringhen dickmaels vermaent gheweest.

8 The diligence of a learned father in teaching of his chil­dren at home.

N

WHen came you again from home?

O

I came but even now.

N

Where is your brother?

O

He stays at home.

N

Why doth he tarry?

O

That he might dine with his mother.

N

But wherfore did you not tarry also?

O

I had dyned before with my father.

N

Who served you?

O

The maide.

N

What did your mother? where was she?

O

At home also, but busy.

N

About what busines?

O
[Page 145]

In receaving wheat, which was brought to us.

N

when shall you goe home a­gaine?

O

When I shalbe sent for by my father.

N

On what day will that be?

O

It may be foure daies hence.

N

Wherfore goe you home so often?

O

Our parents will have it so.

N

What doe ye at home?

O

That which our parents bid us.

N

But in the meane time your time of learning is lost with you.

O

It is not altogither lost.

N

What then?

O

As often as my father is not very busie, he exerciseth us at all houres, in the morning, before and af­ter dinner, before supper, long enough after supper, lastly also before we goe to bed.

N

In what things doth be exer­cise you?

O

He asketh of us principally those things which wee learned the whole week at schoole, he looketh into our theams, and questio­neth us from the same: Often times doth he give us something to write out sometimes in latin sometimes in our mo­thers tongue, Some­times [Page 146] also be pro­poundeth to us a short sentence in our mothers tongue, which we trans­late into latin: Some­times on the other hand he bids us translate some thing out of latin into our mothers tongue. Lastly before and after meat, doe we read something out of the English or French bible and that in the pre­sence of the whole family.

N

Doth hee ask you nothing of the Catechisme?

O

He doth that every Sunday, un­les perhaps he be from home.

N

You tell me wonderful things if they be but true.

O

Yea there are many more than I have told you: For I have forgotten the civility of manners, of which he useth also to admonish us at the table.

N

Why doth your father take so much paines to teach you?

O

That so hee may understand whither in the schoole wee doe cast away his labour, and mispend the time.

N

Wonderfull diligence and providence of man! Oh how much are you bound to your heavenly father, who hath given you such a father!

O

God graunt, that wee may never forget that and al his other benefits.

N

It is a good and godly thing to wish that: Take heed [Page 147] that you have it not only in your mouth, but more also in your heart.

O

I thank you, that you ad­monish me so faithfully.

N

We owe the duty of good ad­monition to all men, but most of all to our brethren.

O

Doe we then owe that to our brethren allone?

N

I call them chiefly brethren here, who are made one with us by faith in Christ.

O

You judge well. But I will goe and see whither my brother he also come from home at last for hee is more than too ready to loyter.

8 De neersticheyt van een geleerden Vader in't onder­wijsen van sijn kinderen binnens huys.

N

WAnneer zijt ghy we­der van huys ghe­komen?

O

Ick kom nu eerst wede­rom.

N

Waer is u broeder?

O

Hy is t'huys ghebleven.

N

Waerom is hy ghebleven?

O

Op dat hy met sijn moeder het middachmael soude houden.

N

Maer ghy warom zijt ghy oock niet ghebleven?

O

Ick / had mijn middach­mael al ghehouden met mijn vader.

N

Wie dienden u?

O

De meyd.

N

Wat deed u moeder? waer was die?

O

Oock t'huys / maer besigh

N

In wat saeck?

O
[Page 145]

In tarw te ontfanghen dit ons toeghevoert werde.

N

Wanneer sult ghy weder na huys keeren?

O

Als ick van mijn vader ontboden sal worden.

N

Op wat dach sal dat zijn?

O

Moghelijck over vier de­ghen?

N

Waerom gaet ghy lieden soo dickmaels t'huys?

O

Soo willen 't onse ouders.

N

Wat doet ghy lieden t'huys?

O

Dat ons van onse ouders bevolen werdt.

N

Maer ondertusschen gaet by u de tijt der leeringen verloren.

O

Sy en gaet niet gheheel verloren.

N

Wat dan?

O

So menighmael mijn Va­der niet noodsaecke ijck besigh is / so oeffent hy ons tot allen uren smor­gens / voor ende nae het middachmael / voor het avontmael / nae het a­vontmael langh ghe­noegh / eyndelijck oock eer wy te bedde gaen.

N

In wat dinghen oeffent hy u?

O

Hy vereyscht van ons al­dermeest die dinghen die wy de gantsche weeck in het school gheleert hebben / hy siet in onse themata / ende vraeght ons van de selve: dickwils gheeft hy ons nu yets in Latijn ofte in onse moeders tael uyt te schrijven / somtijts ste dt hy ons oock voor een korte [Page 146] spreucke in onse moe­ders tael / die wy in het Latijn oversetten som­tijts daerenteghen ghe­biet hy yets latijns in onse moeders tael over­setten. Eyndelijck voor ende nae den eten / le­sen wy altijts yet uyt de Engelsche of Fran­sche Bijbel ende dat in het bijwesen van het geheele hursghesin.

N

En vraeght hy niet van de Catechismus?

G

Dat doet hy alle Sondagh ten sy dat hy misschien van huys zy.

N

Ghy vertelt wonderlijcke dinghen / soose maer waer­achtich zijn.

O

Iae daer zijnder noch veel meer als dien ick u ver­telt heb: want ick heb vergheeten de beleeft­heyt der manieven / van de welcke hy ons oock pleeg te vermaenen o­ver de taeffel.

N

Waerom neemt u Vader so veel arbeyt om u te lee­ven?

O

Op dat hy also verstae / of wy in het School sijn ar­beyt verdoen / ende de tijdt misbruycken.

N

Wonderlijcke neersticheyt ende voorsichtigheydt des menschen! O hoe seer zijt ghylieden verbonden aen den Hemelschen vader / die u sodanighen vader ghe­gheven heeft!

O

Godt geve dat wy dat ende sijne andere weldaden nim­mermeer vergheten.

N

Het is goedt ende Godt bruchtig dat te wenschen [Page 147] Maeckt dat ghy het niet alleen inde mondt hebt / maer oock noch meerder inder harten.

O

Ick bedanck u dat ghy my so ge trouwelijc vermaent.

N

Den dienst van wel te ver­manen zijn wy schuldigh aen alle menschen maer aldermeest aen onse Broe­ders.

O

Sijn wy dat dan aen onse broeders alleen schuldich?

N

Ick noem die hier voor­namelijck broeders / die uyt het gheloove in Christum met ons vereenight zijn.

O

Ghy oordeelt wel. Maer ick ga sien of mijn broeder ten laetsten oock weder van huys gekomen is: want hy is meer dan al te veerdigh om te vertoeven.

9 Two boys compare their age togither. The diligence of a learned pedagogue is praised.

P

HOw old are you?

Q

Thirteen years, as I have understood from my mother: but how old are you?

P

Truly I am not so old.

Q

How old then?

P

I want one yeare of it.

Q

You are then twelve.

P

That accompt is ready.

Q

But your brother, what yeare doth he goe in?

P
[Page 148]

In his fift.

Q

what say you? Hee speaks la­tin already.

P

Why doe you marvaile? wee have alwayes apeda­gogue at home, who is both learned and diligent, he teacheth us alwayes to speak Latin, and speak­eth nothing in our mo­thers tongue except to expound somthing: also we dare speak none other to our father but latin.

Q

Doe you then never speak English?

P

Only with our mother, and that at a certaine bou [...]e when shee bids us come to her.

Q

What doe you with the hous­hold?

P

We have seldome speech with the houshold, and that only as they go by: and yet the men servants themselves speak to us in latin.

Q

What doe the mayds?

P

When occasion is offered that we speak to them, then we use our mothers tongue, like as we use with our mother herself.

Q

Oh happy are ye, who are so diligently instructed.

P

God bee thanked, by whose grace wee have a father, that taketh care to have us so well taught.

Q

Truly the prais and glory of that matter belongeth on­ly to the heavenly Fa­ther.

P
[Page 149]

But what doe wee? I heare the roul called.

Q

Let us then make hast.

9 Twee jonghens vergelijcken hare jaeren. De naer­stigheydt van een gheleerde kinder­meester wert ge­presen.

P

HOe veel jaren hebt ghy?

Q

Derthien / ghelijck ick van mijn moeder ver­staen hebbe maer ghy?

P

Voorwaer ick hebber soo veel niet.

Q

Hoe veel dan?

P

Daer ontbreeckter een.

Q

So sijnder dan twaelf.

P

Die rekeningh is veerdich.

Q

Maer u Broeder / in sijn hoe veelste jaer gaet hy?

P
[Page 148]

In sijn vijfste.

Q

Wat seght ghy? hy spreect nu al Latijn.

P

Wat verwondert ghy u? altijt hebben wy t'huys een kinder-meester die gheleert ende neerslich is / hy leert ons altijdt latijn spreecken / oock en seydt hy in onse moe­ders tael niet ten sy om yet te verklaren: oock en derven wy onsen Vader niet dan in 't Latijn aenspreecken.

Q

Spreeckt ghy lieden dan nimmermeer Engelsch?

P

Alleen met onse moeder ende dat op een seker ure als sy ons ghebiedt tot haer te komen.

Q

Wat doet gh [...]lieden met het huysghesin?

P

Met het huysgesin hebben w [...] selden reeden / ende oock alleen in h [...]t voor­b [...] gaen: ende nochtans de knechten selfs spreec­ken ons in 'r Latijn aen.

Q

Wat doen de meyskens?

P

Soo wanneer het te pas komt dat w [...] haer aen­spreecken / so gebruycken wy onse moeders tael / ghelijck wy met onse moeder selfs pleghen.

Q

O ghy gheluckighe die soo naerstighlijck onderwe­sen werdt!

P

Godt zy danck door wiens gratie wy een Vader hebben / die versorght dat wy so fraey geleert werden.

Q

Voorwaer den lof ende de eere van die saeck komt alleen den Hemelschen [Page 149] Vader tee.

P

Maer wat doen wy? ick hoor de naem-rollen nu al opsegghen

Q

Laet ons dan haesten.

10 Two boys count their books. Men must read extraor­dinary books some­times. It is better to learn late than never. A book that is finely bound is shewed. Some questions about it. we must not provoke God in our jests.

R

HAve you many books also?

S

Not v [...]ry many.

R

But which have you?

S

The grammar rudiments, the schoole dialogues Terence, Tullies epistles, Cato, a dictionary, the high [Page 150] dutch testament, the Psalms with a catechisme besides a writing book to write out the masters dictates. But what books have you?

R

I have all them which you reckoned except Cato, Te­rence, and Tully's epistles. For wherfore should I have books that are not read in our Schoole?

S

But I read those sometimes when wee are at leasure, that I may alwaies take on some new thing espetially in the latin tongue and good manners.

R

You doe wisely my Solomon. O wretch that I am, who have never yet learned, what it is to be studious.

S

Learne therfore for it is better to learne late than never.

R

But what is that new guilded book which you shew so stately?

S

A Terence.

R

Where was it printed?

S

At Paris.

R

Who gave it you?

S

I bought him with my money.

R

Where got you the money?

S

You ask that foolishly, as if I had stollen it.

R
[Page 151]

Far bee it from mee to think so, but I asked that for my mynds sake.

S

Neither do I reprove your words in good earnest: but we are wont to jest so with our good friends.

R

Iesting is not forbidden, if God bee not provoked thereby. But goe to, let us returne to our purpose. Of whom did you buy that Terence?

S

Of Clement.

R

Of that pedler?

S

Yes indeed.

R

How much did it cost?

S

Ten styvers.

R

No more at all.

S

Not at all.

R

Truly a price small enough.

S

Espetially seing it is gilt & bound so finely.

R

were there other such like books also?

S

Two or three.

R

Conduct me I pray thee to him.

L

Let us goe.

10 Twee jonghens tellen malckan­ders boecken. Men moet som­tijts onghewoone boecken lesē. Het is beter te laet als nimmermeer te leeren. Een boeck dat fraey gebon­den is werdt ver­toont. Eenighe vraeghen daer o­ver. In onse boer­tinghen moetmen Godt niet ver­toornen.

R

Hebt ghy oock veele boec­ken?

S

Niet seer veel.

R

Maer welcke hebt ghy?

S

De beginselen van de gra­ma [...]ica / d [...] Schoo [...]sche t'samen-spreekinghen / Terentius / de brieven van Cicero / Cato / een dictionarium / het hoogh­duytsche [Page 150] testament / de psalmen met een Cate­chismus / daerenboken een schrijf boeck / om de uyt­legginghen des meesters in te schrijven. Maer ghy wat boecken hebt ghy?

R

Ick hebse al die ghy getelt hebt behalven Cato / Terentius / ende de brieven van Cicero. Want waerom soude ick boecken hebben die in onse School niet boor­geleesen en werden?

S

Maer ick lees die somtijts terwijl wy lecdich zijn / om dat ick altijt wat nieuws aennee [...]e / voornaement­lijck inde latijnsche tael ende de goede zeden.

R

Ghy doet voorsichtigh mijn Solomon. O mijn ellendige die nimmermeer gheleert hebbe wat het zy vlytigh te zijn.

S

Leert dan / want het is be­ter te laet als nimmer­meer te leeren.

R

Maer wat is dat voor een nieuw vergult boeck dat ghy so heerlijck vertoont?

S

Een Terentius.

R

Waer ghedruckt?

S

Te Parijs.

R

Wie heeft u die ghegeven?

S

Ick hebt hym voor mijn gelt ghekocht.

R

Van waer hadt ghy het gelt ghekreghen?

S

Sottelijc vraeght ghy dat / al even eens of ick het gestoolen hadde.

R
[Page 151]

Dat zy verre van my dat te dencken: maer ick vraeghde dat om de ghe­neught.

S

Nochte ick en berispe u woorden niet ernstelijc: maer op die manier pleeghen wy te spotten met onse goede vrienden

R

Niet verbieter te jocken als Godt maer niet ver­toornt en werde. Maer wel aen / laet ons tot onse voorneemen wederkeeren: van wien hebt ghy dien Terenti­us ghekocht?

S

Van Clement.

R

Van dien Kramer?

S

Iae voorwaer.

R

Hoe veel heeft hy gekost?

S

Thien sluyvers.

R

Niet met al meer?

S

Gantsch niet.

R

Voorwaer een prijs slecht genoech.

S

Voornamenslijck dewijl het vergult ende so fraey ge­bonden is.

R

Waerender oock andere diergelijcke boecken?

S

Twee ofte drye.

R

Geleyt my bid ick tot hem.

S

Laet ons gaen.

11 All things ought to bee set after hea­venly matters. It is shamefull for one to reprove another of that whereof hee himself is guilty. A father giveth the master charge of his son. Correction is necessary, and ther­fore to be borne. The commendations of Scholasticall disci­pline. A rare exam­ple of a boy that de­sires of himself to dwel in the Schoole.

T

WHerfore were you not at the sermon to day?

V

I was busy in writing let­ters.

T

Could you not defer that busines?

V

The hast of the Car [...] er forced me.

T
[Page 153]

But the master teacheth us that we must set all things after Gods matters.

V

He teacheth it indeed, nei­ther doe I make dout of it: but we are never so per­fect, but wee often set God after earthly things.

T

That is naught.

V

Yea very evil but we are al­wayes men, untill God doe chaunge us by his spi­rit. But tell mee (I pray thee) was the auditory ful?

T

Not very full, according to the wonted manner.

V

Whereby comes that?

T

Know you not that the people are now busie in gathering grapes?

V

I know it well: but can not men spend one houre in divine matters?

T

It belongeth not to mee to give you a reason of that; Only this I say, It is a shame to a teacher when the fault doth reprove himselfe againe.

V

Ho: what a blow hast thou given mee on the ch [...]ek! Farewell, I wil not add a word more.

T

Be more circumspect then an other time. But I heard even now that your father came to schoole to day.

V

You have heard the truth.

T

For what cause I came [Page 154] he?

V

To pay the master money for my dyet: and with one to give him charge of me.

T

Had he never given him charge of thee?

V

Yes very often.

T

What meane then so many­fold admonitions?

V

He loveth me truly.

T

What [...]hen?

V

Therfore he desires that I may be taught diligently.

T

What if he give charge that you should be often beaten?

V

It may bee that is the cause, but what of that? hee doth not therfore love me the lesse.

T

whence doe you draw that?

V

Becaus correction is so necessa­ry for a child as food.

T

Indeed you speak true: but few judge so. Also there is no body but he would rather have bread than the rod.

V

That is naturall to everyone, who denyeth it? but yet men must beate punish­ment patiently, espetially when it is just.

T

This sentence is in the little book of manners: Remem­ber to beare patiently that which you suffer justly. But what if the punishment bee unjust?

V

Wee must beare that also nevertheles.

T
[Page 155]

For whose sake?

V

For Iesus Christ, who hath suffered an unjust and cruell death for our sins.

T

Oh that that came into our mynds so often as we suffer any thing.

V

The master doth often teach us that, so often as the oc­casion serveth: but he knoc­keth at a deaf mans door as the proverb i [...].

T

Let us then doe our indeavour that wee may be more dili­gent hereafter.

V

God graunt it.

T

But doe you not know what came into my mynd a while since?

V

What is it, I pray?

T

I think to betake my self to the Schoole.

V

what in the schoole? to dwel?

T

Not that I would dwell there as an hireling, but that I may learne with you at the ma­ster's table.

V

O would to God that you spake that heartily and truly.

T

By our mutuall acquaintance and friendship you ought suffitiently to understand, that I am not wont to feigne or dissemble any thing with you.

V

I understood that plainly long since, but when I heard that word from you, [Page 156] my affection caught me into that exclamation, so wholy was I forgetfull of my self.

T

I take your speech none other­wise, but to the purpose, My father truly doth not compel me: but I per­ceave wel enough by his countenance and words that it pleaseth him very well.

V

Namely that is, becaus your father being a very prudent man knoweth well, that liberall wits will not bee compelled, but wilbe easily led. But yet I doubt not but that it happeneth by the in­stinct of Gods Spirit. But what doe you think?

T

I am of the same mynd: espe­tially sith that I am bent therto of myne own accord.

V

It is a great argument, that that counsell is of God.

T

I believe that, for they who are compelled to that thing by their parents, doe for the most part seek refuges (excu­ses) by which they may avoyd the command.

V

To speak the truth, I have found it sometimes in my selfe, namely before I entred ther­in. For what thinkest thou? I heard of those slaves of [Page 157] Sathan, so many evil speeches what of the master, & what of the discipline, that mee thoughts I rather went into a prison or a bakehous than into a schoole. If you also should fal into such a plague, it is no marvail if hee doe with hands and feet and al his power attempt to ter­rify you from so holy a pur­pose.

T

I have not yet made it known to any body.

V

what you say to me is not to make it knowne.

T

I know it wel enough, but that happened to mee out of Terence, let us now proceed to the things which remaine.

V

What remayneth, but that you pray to God, and that you goe forth manfully with your purpose?

T

You shall heare of your daily dyet at your table, of the fa­miliarity of the master and ussher in hearing the repeti­tion of the lessons, of y e ma­sters gentlenes while wee are eating togither, of that friendly strife of the learn­ing after supper, of the free­dome of speaking of honest things when there is leasure time, of the free reproofe which is among you. I say of all these things you [Page 158] have told mee enough at an other time, all which pleas me very well: yet me thinks there is nothing more pro­fitable than that continu­all exercise of speaking la­tin; For what greater fruit is there of study? what more honest? what more pleasant? espetially where one doth freely reprove an­other without hatred or envy.

V

What is in that, that the conquered in the strife of those things are only punished with shame, and the conquerours rewar­ded with a pr [...]ze?

T

In a word, all your exerci­ses doe delight mee marve­lously, by the very hearing of them.

V

How much more would you say that, if you saw those things, if you were pre­sent when they are don?

T

I will God willing bee pre­sent.

V

would to God it might bee shortly.

T

I hope so truly: But there re­maines one scruple. whereof you can easily free me if you will.

V

I will doe it in good truth if I am able, but in the mean time take b [...]ed that you bee not too inquisitive, as wee have heretofore seen in Te­rence. Goe to, tell mee at length what that difficulty is?

T

I have evill thoughts of your [Page 159] Scholastical discipline, not y t I will therefore desist from my begun work: but that when I have heard of that matter I may come the more cheerfully and pleasantly.

V

Vnles you were one who (as I know) esteeme me nei­ther vaine nor a lyar, I would verely bee rather wholy silent of that, than tell those things to you which I conceave.

T

why so?

V

Becaus it is difficult to make those things seem true, albeit they are otherwise very true, so long as y e Common people speak and judge very evill things of them.

T

why so, I pray?

V

For by the lyes of the ungodly our discipline soundeth so ill among those idiots, that it is a wonder that any one will dwell in our schoole: Nevertheles (which is the work of God) how worse name wee have, so many the more come to us.

T

There is no need of so long an introduction: Tell mee all things plainly, and feare not: you shal not terrifie mee. I have understood all things, and pondered them in my mynd before.

V

Attend therfore: I wil breifly tell all that seems to bee of any worth. First I would that you did perswade your self this [Page 160] that the master is much more courteous to us than in the schoole bee maketh shew of before us. For he converseth so familiarly with us, as a wise father useth to doe among his children. But you will say then, why is he so severe in publike? I an­swer, becaus that without such a severity (as I have heard from himself when he once told it to a good friend) so great an heap of schollers endued with so many diffe­rent fashions, can neither be kept under, nor held to their bounden duty, for every one would live after his own fashion, after his own mynd.

T

Besides that I have by my self often admired that there is in the Schoole such great reverence, so great silence, lastly so great modesty.

V

You would wonder much more, if you had ever seen the Country schooles.

T

I have seen them sometimes, and have dil [...]gently conside­red them. There is more quietnes in our schoole of sixe hundred, than of fourty children, yea thirty in those petty schooles. But goe for­ward I pray thee; I feare that you will bee an Asian Oratour for your speech [Page 161] begins already to digres too far.

V

But you doe interrupt my speech your self.

T

I have spoken nothing besides the purpose: but goe on now.

V

Shall I tell you in a word? This domesticall discipline although it seems odious to a few ungodly ones, yet it very well liketh the good and diligent children for the profits sake. For if our matters were loose at home what should we have then against the assaults of those wanton and saucie fellows? what rest should we have? what stilnes of our studies? Therefore the discipline it self is to the true lovers of study a refuge & as it were a bulwark, none otherwise than as an haven is to seamen in a storme. To conclude, whosoever among us is peaceable, & alwaies ready to doe well, he is preserved by the discipline. For the master doth not busy him­self to draw us by stripes to the study of learning: but he rather indeavoureth to bring us therto most chiefly by these things, by an honest and new entertaynment, by good wil, Courtesie, and gentlenes of manners, by [Page 162] benefits, and lastly by the love of virtue and lear­ning, whence it comes to pas, that the great­est part of us are so affected that we study how to obey him heartily.

T

Otherwise yee would not discharge the bounden duty of schollers.

V

But there are some knaves, who fear neither God, nor their parents, nor stripes who doe also hate study worse than a dog and snake that I may use the words of Horace: Against such (I say) severe discipline is some times used; namely becaus necessity constraineth.

T

I have enough. For now I see to what [...]nd the seve­rity of your discipline tendeth.

V

Namely, that it may defend good manners, but either to amend or drive out the bad.

T

Truly I doe salute that disci­pline very much, so far is it from mee to fear it. And I love you my Valentine for this freedome of speech of those things, whereby you have given me sharper pro­vocations.

V

But I give immortall thanks to our heavenly father who [Page 163] hath given you a good mynd & sincere judgment.

T

Farewell then, and expect me the next week if God per­mit. Againe farewell, and earnestly commend the work which we have begun unto God in your prayers.

V

I wish you a quiet night, and sound sleep.

11 Alle dinghen moet men achter de Goddelijcke saken stellen. Het is schandelijc voor yemant een ander te berispen voor't ghene hy selver doet. Een vader beveelt syn Zoon, aende meester. Tucht is noodt­saeckelijc en daer­om moet men 't verdragē. Loff der school tucht. Een uytnemendexem­pel van een jon­ghen die van sich selfs in 't school begheert te woo­nen.

T

Waerom zijt ghy heden niet in de predicatie ghe­weest?

V

Ick was besich met brie­ven te schriven.

T

Kont ghy d [...]e saeck niet uyts [...]len?

V

De haes [...]ic [...]eydt des beed [...] drough my.

T
[Page 153]

Maer de meester leert ons datmen alle dingen ach­ter Gods saken moeten stellen.

V

Hy leert het wel / daer twijfel ick oock niet aen: maer wy en zijn nimmermeer soo vol­maeckt / of wy stellen dickmaels Godt achter de aertsche dinghen.

T

Dat is quaed.

V

I [...]e seer quaet: maer wy zijn altijt menschen / ten sy dat Godt ons door sijn gheest verandere: Maer seght my (bid ic) was de hoor-plaets vol?

T

Niet seer vol / nae de ge­woone manier.

V

Waer doorkomt dat?

T

Weet ghy niet dat het volck nu besich is in de wijn pluckinghe?

V

Ick weet het wel: maer konnen de menschen in Goddelijcke saecken niet een ure besteden.

T

Het en komt my niet soe u daer reden van te ge­ven. Ick segh alleen; dat het schandelijck is voor een leeraer als de schult hemse [...]fs weder berispt.

V

Ho: wat een kinne-back­slagh hebt ghy my ghe­gheven! Vaert wel / ick en salder niet een woort by doen.

T

Zijt dan op een ander tijt voorsichtigher. Maer terstont heb ick gehoort dat u Vader huyden in 't School gekomen is.

V

Ghy hebt de waerheydt gehoort.

T

Om wat oorsaeck, was [Page 154] hy ghekomen?

V

Op dat hy voor mijn kost de meester ghelt soude tellen: Met eenen op dat hy my aen hem sou­de beve [...]en

M

Had hy u nimmermeer be­volen?

V

Iae seer dickwi's.

T

Wat wil sigh die so menich­vuldige vermaninghe?

V

Hy heeft mijn waerlijclief.

T

Wat dan?

V

Daerom begeert hy dat ic naers [...]elijck onderwesen werde.

T

Wat indien hy beveele dat ghy dickmaels gheslaghen wierde?

V

Dat is misschien de oor­saeck / maer wat daer van? hy en sal my daerom niet te minder lief heb­ben.

T

Waer uyt treckt ghy dan

V

Om dat de bestraffinghe den kinde soo noodigh is als voedsel.

T

Ghy seght wel waer: maer weynigh oordeelen soo. Daer is oock niemandt maer hy wil liever broodt als de garde.

V

Dat is natuerlijck by een yeder / wie [...]cochent het? maer nochtans moetmen de s [...]raffe lijtsamelijck ver­draghen / voornamentlijck alse rechtveerdigh is.

T

Defe spreucke staet in't boecxken van de manieren: Dat ghy met recht lijdt, ge­denckt dat lijdsamelijck te draghen. Maer wat soo de straffe onrechtveerdigh zy?

V

Die moetmen oock niet te min verdraghen.

T
[Page 155]

Om wiens wil?

V

Om Iesum Chris [...]um / die een seer onrechtvaerdige ende wreede doot voor onse sonden geleden heeft.

T

Och of ons dat inde sin quame / soo menighmael wy yets lijden.

V

De meester vermaent ons dat dickwils so menigh­mael de ghelegenthe [...]dt voorkomt: maer het is voor een [...]oofmans deur gheklopt / ghelijck in het spreeckwoordt staet.

T

Laet ons dan alle vlijdt aenwenden / op dat wy hier nae naerstigher zijn.

V

Dat geve Godt.

T

Maer weet ghy niet wat my dese daghen in den sin gekomen is?

V

Wat is dat bid ick?

T

Ick gedent my in 'tschool te begheben?

V

Wat in 't school? om te woonen?

B

Niet op dat icker als een huerlinck woone / maer op dat ick met u. l. leere aen de tafel des meesters.

V

O och ofte ghy dat van herten ende waerlijck serde!

T

Wt onse onderlinghe ghe­woonte ende vriendtschap behoorde ghy het genoeg­saem te verstaen / dat ick niet ghewenten ben by u. l. yets te veynsen ofte te verswijghen.

V

Dat verstonde ick over langh claerlijck. Maer als ick van u dat woordt ghe­hoort hadde / heeft my de [Page 156] genegentheyt gheruckt tot die uytroepinghe / so was ick gheheel mijner vergeeten.

T

Ick en neem u reden niet anders / maer tot de saecke / mijn Vader en dwinght my wel niet / maer uyt sijn ghelaet ende woorden s [...]e ick ge­noegh dat het hem seer wel behaeght.

V

Namentlijc dat is daerom / u Vader een seer voor sichtigh man weet wel / dat vrije geboorne ver­standen niet en willen ghedwenghen worden / maer dalse lichtelijck gheleydt worden / maer nochtans en twijfel ick niet of dat sulcx ghe­beurt door ingeven des Goddelijcken Gheests. Maer wat oordeelt ghy?

T

Ick ben in het selve ghe­voelen: voornament­lijck de wijl ick oock na [...] die zy van selfs helle.

V

Het is een groote bewij [...] ­reden / dat die raet van Gode is.

T

Dat gheloof ick wel / want die tot die saeck van haer ouders ghedwonghen wor­den / seecken by nae uyt­bluchten door de welcke sy de gebeden ontgaen.

V

Ick (op dat ick het vrije­lijck bekenne) heb dat somtijts in mijn selfs bevonden / namentlijck eer dat ick daer in ghe­treden was. Want wat ghevoelt ghy? ick hoorde van die slaven [Page 157] des Satans / soo veel schelt-woorden so van­de meester / als van de tucht / dat my docht dat ick waerlijcker een ghevanghenisse oft een backhu [...]s inginck als een school. Indien ghy oock in eenighen sooda­nighen peste vervallen waert / het en is gheen twijfel ofte hy soude u oock met handen ende voeten ende alle cracht getracht hebben te ver­veeren van een soo hey­lighen voornemen.

T

Ick had het noch niemant gheopenbaert.

V

Dat ghy my seght / dat eu is geen openbaren.

T

Ick weet het ghenoegh / maer my is dat ontvallen uyt Terentio / laet ons nu voortgaen tot de aer­dighe dinghen.

V

Wat isser over / dan dat ghy Godt biddet / ende dat ghy kloeckelijck in u voorne­men voortgaet.

T

Ghy sult hooren van u da­ghelijcxse kost over uwe tafel van de geme ensaem­heydt des mees [...]ers ende ondermeesters in het ver­hooren vande verhalinghe der lessen / vande goeder­tierenthe [...]dt des meesters in het t'samen eten / van dien vriendelijcken strijdt der leeringhen nae het avondtmael / van de vry­he [...]dt om t'samen te spreecken als het leegh tijdt is van eerlijcke din­ghen / vande vrye berispin­ge onder u. l. Van dese dinghen al (segh ick) hebt [Page 158] ghy my ghenoegh vertelt op een ander tijdt; de welcke my al t'famea seer behaghen: mijn dunckt nochtans niets profijtelijcker / dan die ge­durighe oeffeninghe van latijn te spreken / want wat isser grooter vrucht der leeringhen? wat eer­lijcker? wat gheneughe­lijcker? voornamentlijck als den een den anderen sonder haet ofte nijdic­heyt vr [...]elijck berispt?

V

Wat is daer aen / dat de overwonnene inde strijdt van die dinghen / alleen met schaemte ghestraft werden / ende de overwin­ners met prijs begaeft?

T

E [...]ndelijck alle uwe oeffe­ninghen / verheughen my wonderlijck / selfs door het ghehoor.

V

Hoe veel te meer sout ghy dat seggen so ghy die din­ghen saegt / so ghy terwijl sy gedaen worden tegen­woordigh waert?

T

Ick falder indien het God wil / by wesen.

V

Och ofte eerst daeghs.

T

Soo hoop ick wel: maer daer is nochtans een zwaericheyt daer ghy wy lichtelijck van sult bevrij­den (so ghy wilt).

V

Ick sal't ter goeder trou­wen doen soo ick sa' kun­nen / maer siet ondertus­schen toe dat ghy niet al te naeuwsiende zijt / gelijt wy te voren ghesien heb­ben in Terentio: we aen / wat is dat eyndelijck voor een swaericheydt?

T

Ic heb quaet vormoeden op [Page 159] u School tucht niet dat ic wil van mijn begonnen werck afstaen: maer op dat ic te wackerder come ende te gheneughelijcker / a [...]s ick van die saeck ghe­hoort sal hebben.

V

Ten waer dat ghy die gene wert / die (ge [...]ijck ic ken) my niet yd [...]l nochte een leugenaer achtede / ic wil­de voorwaer liever daer van gheheelijck swijgen / dan die dinghen u verha­len die ick ghevoele.

T

Hoe so eyndelijck?

V

Om dat het swaer is die dinghen waerschijnelijck te maken / hoewel sy an­dersins seer waerachtigh zijn / de wijl van desedingen het ghemeene volck seer quade dinghen seydt ende oordeelt.

T

Waerom dat / bid ick?

V

Want onse tucht luyt so qua­lijck door de leughens des godloosen onder die slechte bloets / dat het wonder zy datter een eenighe in onse school woonen / alhoewel wy (het welcke een werck God's is) hoe wy quader naem hebben / hoe veel te meer tot ons komen.

T

Daer en is so langen inley­dinge niet van doen: seght my opentlijc alle de dingen en vreest niet: gh [...] en sult my niet verveeren ick heb alle dingen verstaen / ende met mijn gemoet te voren overleyt.

V

Letter dan op ic sal het seer kort segghen al wat van eeniger waerde sal schij­nen te wesen. Voor eerst / wilde ick wel dat ghy [Page 160] u selven wijs maeckte d [...] de meester veel be [...]eefder tegens ons is als hy in het School voor ons schijnt, want hy gaet so gemeen­saem met ons om / als een voor sichtighen vader pleegh onder sijne kinde­ren. waerom (sult ghy dan segghen) is hy in het open­baer soo gestrengh? Ick antwoorde: om dat son­der soodanigen ghestren­gicheyt (gelijck als ick uyt hem ghehoort hebbe / als hy 't eens een goed vrient vertelde) so grooten school hoop / begaeft zijnde met so verscheyden manieren / noch bedwonghen / nochte in haer schuldighe plicht ghehouden konde worden / want een yder soude op sijn manier / een [...]y der soude na sijn ghevoelen willen leven.

T

Daerenboven so verwon­dere ick my by my selven seer dickwils / datter in het school soo grooten eerbiedicheyt / soo grooten stilswijgentheyt / eyndelijck soo grooten zedicheyt is.

V

Veel meer soud ghy u ver­wonderen / soo ghy immer­meer de dorp-schoolen ge­sien haddet.

T

Ick hebse somtijts ghesien ende hebse naerstelijck overleydt. Daer is meer s [...]il [...]e in onse school van ses hondert / als van veer­tigh kinderen / jae als der­tigh inde gemeyne schoo­len Maer gaet voort (bid ick) ick sorge dat ghy een Asiaen Orateur sult zijn: [Page 161] want u reden begint nu ghelijck als veerder af te' dwalen.

V

Maer ghy valt selfs in mijn reden.

T

Ick heb niet buyten my voornemen geseyt: maer nu vervolghtse.

V

Wilt ghy dat ic het u met een woord segghe? Dese binnenshuysighe tucht al­hoewel sy weynige God­loosen hatelijck schijnt / so behaegtse nochtans de goede ende naerstige kin­deren seer om het profijts wil. Want indien t'huys onse saeck onghebonden waer / wat soude ons dan teghen die dertele ende broodronckene een aen­stoot zijn? wat rust soude ons zijn? wat stillicheyt van onse leeringen? Der­halven soo is de tucht selfs den waren lief-heb­bers der leeringhen een toevlucht ende gelijc een bolwerck / niet anders als de schippers een ha­ven in onweer. Eyndelijc al wie onder ons vreed­saem is / ende bere dt om altijt wel te doen / die is van de tucht seer behou­den. Want de meester is daer over niet besich / op dat hy ons met sla­ghen ende straffen treckt tot de letterkonsien: maer hy tracht ons lie­ver in te leyden alder­meest door dese dinghen / door een eerlijck ende nieu onthael / door goet­willicheyt / beleefthe [...]dt ende goediche [...]t der ma­nieren / door we [...]daden / [Page 162] eyndelijck door de liefde des deuchts ende der lee­ringhen / waer uyt dat volght / dat het meeste deel van ons also genegen is / dat wy hem van her­ten trachten te ghehoor­samen.

T

Anders soudet ghy lieden de schuldighe plicht der discipulen niet onderhou­den.

V

Maer daer zijn sommighe leckers / die noch Godt vreesen / noch haer ouders uoch de slaghen die oock de s [...]udien haten slimmer als een hont ende slangh / op dat ic de woorden van Horatius ghebruycke: te­gens de sulcke (segh ick) werdt somtijts een ghe­strenghe tucht gebruyct: namentlijck om dat de noodsakelijcheyt dwinght

T

Ick heb genoech. want nu sie ick waer heen / dat u de manier van de gestren­gicheyt uwer tucht siet.

V

Namentlijck op dat hy de goede manieren bescher­me / maer de quade ver­betere ofte uytdrijve.

T

Voorwaer ic kusse die tucht seer / soo veer is het daer af dat ickse soude vreesen. Ende u mijn va [...]en tijn / be­min ick / om de vryicheydt van die dinghen te spre­ken / waer door ghy my scherper prickelen hebt ghegheven.

V

Maer ick weyt onsterflic­ken danck den Hemel­schen Vader / die u een goeden sin ghegheven [Page 163] heeft ende een oprecht oordeel.

T

Vaert dan wel / ende ver­wacht my soo het Godt sal toeghelaten hebben / tegen toekomende weec. vaert wederom wel / ende beveelt onse begonnen werc Gode seer door uwe ghebeden.

V

Ick wensch u een geruste nacht ende een stille slaep.

12 A meale of ten persons.

H

FRom whence come you?

I

From Schoole. From Church. From the exchaunge. From the market.

H

Whither goe you? whither are you goeing?

I

I goe home. I am goeing home.

H

What a clock is it? what houre is it?

I

It is almost twelve a clock. It is past twelve a clock.

H

Is it so late?

I

Yea surely, and therfore I must goe hence, for I f [...]are that my mother wil be dis­pleased with me. I shalbe I doubt shent of my mother. God with you Hermes.

H

Have you such great hast? hath not our master asked for me?

I

I have not heard him: I can tarry no longer. [Page 164] Farewell. I goe.

H

Goe your way. God guide you.

I

God give you good even mo­ther, and al the company.

M

Whence come you Iohn? where have you tarryed so long? wherfore come you so late? Is 't well don? I bade you to come at foure of the clock: it is now al­most sixe. Tell mee now where you have bin? For you have bin long out of the schoole, I know that well: I will tell your master.

I

Pardon me I pray, I come even now from the Schoole. I knew not that it was so late. I have tarryed no where. you may send and aske our master, if you pleas whither it be not so.

M

I wil doe that, I wil know the truth. Goe now, cover the table, (lay the cloth) prepare the table, and hast you quickly.

I

well mother, I will doe it. I will set all things well. But where is the tablecloth?

M

The tablecloth is within there upon the cupbord. Set on the salt first. Can you not remember that? I have told you of it more than twenty times: you learne nothing. It is a great shame. Goe fetch trenchers, goblets, and napkins.

I

Well mother, where bee [Page 165] they?

M

You can finde nothing. There they bee, was it not well sought? Goe fetch bread.

I

well, give me money. How much shall I bring?

M

Bring two styvers worth, for one styver of white and for one styver of browne, half one and half an other. Bring that which is new baked.

I

well, I goe. Loe here is bread mother.

M

You have don wel. wash the beere pots.

I

I have washed them a good while since.

M

Bring hither the spoon-basket.

I

That hangeth there on the naile.

M

Set on the platter-ring. And goe fetch wood to make a­fire. Goe whet the knives. Put water into the laver, and hang up a white to wel there. And then come and make the fire burne.

I

Hitherto mother I have don what you have commanded. what now is your further pleasure?

M

Come now to me, and I wil teach you manners which you ought to observe at the table.

I

I pray you teach them me, and I will barken diligently to you without interrupting a word in your speech: and I hope that I shall also ob­serve what you give me in charge.

M
[Page 166]

Goe to, first of all you shall cleans [...] your nailes. After that wash your hands. Presently after that blesse God. Then set your selfe handsomely downe. Take the meat with your fingers, and grasp it not with the fist, offer not to eat first. Also drink not first Lean not on your elbowe. Sit upright. Spread not out your armes. Drink not gree­dily. Also eat not hastily or greedily. Take that which lyeth next before you. And keep not your trencher too long. Gape not on other folkes, wipe your mouth when you will drink, not with your hand but with the napkin. What you have bitten of dip not again into the dish. Lick not your fingers. Gnaw also no bones Cut your meat in peeces with your knife. Greaze not your mouth. Wipe your fingers often. Pick not your nosthrils. Be silent when no body asketh you any thing. Eat so much as you desire. when you have eaten enough then rise from the table, and bow submissively to the Company, wash your hands againe. Take away the table cloth, and give thanks to the Lord.

I

I thank you forsooth. I shall indeavor God willing to ob­serve al that you have bidden [Page 167] me. But in the meane time what further service have you for me to doe?

M

Be hold your father is coming and your cosin David with him: Goe meet them, put off your hat, and bow your self handsomely.

I

well mother, I goe, you are well come my father, and your Company.

D

Peter is that your son?

P

Yes, it is my son.

D

It is a goodly child. God make him a good man. I pray God make him alwaies to prosper in vertue. God blesse him.

P

I thank you cousin.

D

Doth he not goe to Schoole?

P

Yea, hee learneth to speak french.

D

Doth hee so? It is very well don. Iohn can you speak good french?

I

Not very good cousin: but I learne.

D

Where goe you to Schoole?

I

In the Lombard street.

D

Have you gon to Schoole long?

I

About half a yeare.

D

Doe you learne to write also?

I

Yes cousin.

D

That is well don, learne al­waies well.

I

well cousin, if God please.

M

Cousin, you are wellcome.

D

I thank you Cousin.

M

Cousin, wil you tarry there? why come you not in? Come warme you and then wee'll goe eat.

D

Doe you think that I am a cold? That were great shame for me.

M

Cousin, how doe you?

D
[Page 168]

well, I thank God.

M

where is my neece (my cou­sin) your wife? wherefore have you not brought my cousin with you?

D

She is sick.

P

Is it true? Is she sick? what d [...]seas hath she?

D

She hath an ague.

M

Hath she had it long?

D

About eight daies.

M

I knew that not. I will goe see her to morrow if it please God. Francis bring hither a stool for your cou­sin. Cousin come to the fire. Francis, goe to the doore, some body knocks, Look who is there. It is Roger, I know very wel.

F

well mother, I goe. who is at doore there?

R

A friend. Open the door.

F

Are you there Roger?

R

Yea, I am here. Is your fa­ther at home?

F

Yes, and my mother too. Come in I' le tell my father that you are come.

P

Francis, make all ready that wee may goe eat.

F

Father, All is ready you may go eat when you please.

P

Well, I come presently. Call the children.

F

Well father, Iohn where are you? you must come to supper (or to dinner). where doe you tarry? what doe you there?

I

what should I doe? I have busines here.

F
[Page 169]

Know you not that wee are goeing to supper? Come say the blessing.

I

well, I come.

P

Iohn, why come you not? Must you be called? Bring hither chaires.

M

Peter, let us sit downe it is time.

P

well, I am content.

M

David, sit in there.

D

I! be not displeased, I wil not doe that, let Peter sit there I pray.

M

Peter is not wont to sit there. Hee will sit here, it is his place. Iohn give thankes.

I

No mother, excuse me I pray you. It doth not become me to doe that worke when my father & so many wise friends are present: For I am but a youth, and wee must give to God the best wee have, when wee serve him.

D

The lad speaks very wisely. Peter, you are master of the house. I pray desire a bles­sing of the Lord.

P

Well, let us then doe it.

Prayer before meat.

LOrd God almightie, who hast made al things of nothing and yet preservest them by thy divine power, and hast led the people of Israel in the wilde [...]nes: B [...] pleased to extend thy blessing over us thy poor servants, and sanctifie to us these thy gifts, which we receave of thy bounti­full hand, that we maie use them soberly and holylie according to thy good will, & therby acknowledge that thou art a father and the fountaine of all good to us. Graunt also that we may alwaies and before all things seek that Spirituall bread of thy word, whereby our souls may bee fed unto everlasting life, which thou hast prepared for us through the holy passion and bloodsheding of thy beloved son of our Lord Iesus Christ. Amen.

I

God blesse you my father and mother, & al your company.

M

Francis, bring us the victuals. Bring the salad, and the sal­ted flesh Fil us some drink. Fil for your cousin, and then round about. Francis sit down with us. Iohn, goe fetch some pottage for your brother: and let the other be made ready. Run quick­ly.

I
[Page 171]

Brother, take your pottage. Have you too much?

F

Yea I have too much.

I

Fat it not all: leave that which you have too much.

P

wherefore eat you not your pottage while they be hot?

F

They be yet too hot.

M

Iohn, bring hither some bread. Roger hath no bread. Fetch a trencher, and bring some mustard.

P

Give me the beere pot.

R

Hold there, Hold it fast.

P

Let go [...]. I hold it well.

M

Peter, drink not after your pottage for it is unwhol­some: Eat first a little be­fore you drink. Peter cut me some meat. Cut me some bread too. Cut Francis some meat, for hee hath nothing to eat.

P

Must I serve him? Can hee not serve himself? Cut for your self, you are big enough. Help your self: for I will not serve you. I serve no body but my selfe.

M

Give him some meat, for he is ashamed: hee dareth not eat, that I see well.

P

well, hold there. Bring some what else.

I

It is not yet ready.

M

Looke whither the pyes and the tarts bee brought. [Page 172] Goe fetch the roast meat, & fill wine here. Fill for your father. Fill it full. Fill it not so full. See you not what you doe? you spill. Roger hath no wyne. See you not that?

I

Make roome there for to set on the platters.

M

Now you are all togither wellcome.

A

Here is indeed wherewithal. you have bin at too much charge.

M

I have not truly. I am sorry that there is no more. But you must be content.

A

Truly it is well said.

M

Peter, carve up the shoulder. Bring hither radishes, Car­rots, and capers. Give Da­vid some of that hare and of the Conyes. Carve up the partridges. you carve not to us. Be merry I pray you.

R

Here is enough to make mer­ry withall.

P

Iohn, fill us to drinke.

I

Here is no more wine.

P

Goe fetch more. How like you this wine?

D

Me thinks it is good.

P

Shall wee bid him bring of the same?

D

Even as it pleaseth you.

I

where shall I goe fetch it?

P

where you fetched this. Or goe fetch it on the mar­ket at the white floure [Page 173] de luce, or where you wil.

I

How much shall I bring?

P

Bring two quarts, or three pints. Goe apace, and come againe quickly.

I

I wil run al the way father.

M

Francis, rise you now up & serve at the table. See if there be any thing lacking. will you yet have any more meat? Speak boldly.

F

No mother: I have eaten enough, God be praised.

M

Drink now. Is there any beere in your pot?

F

Yea mother, there is enough in it.

M

If there be none in, goe fetch some.

A

Doth not some body knock at the door? goe look.

F

Is there any body?

M

Yea, open the door, I have been here more than half an houre.

F

What is your pleasure? (what would you have?)

H

Good even friend. Is your master at home?

F

Yes, wherefore? would you speak with him?

H

Yea, where is he?

F

He sits at table would you have any thing with him? I wil doe your errand, who shal I say asketh for him?

H

I must speak with himselfe. Tell him that I am his un­cles servant. (Or) tell him that I come from his un­cle.

F

well I will goe tell him so, Tarry here a little. Father [Page 174] here is a man would speak with you.

P

what man is it?

I

I know him not. He saith that he cometh from myne vncle.

P

Ask him what his pleasure is.

I

He saith that he must speak with you.

P

wel, let him come in.

F

Come in friend.

M

who is there within? Are there many folks?

I

No, but three or foure.

H

God blesse all the Company.

P

welcome Henry. What good news bring you?

H

Peter, my maner hath sent me hither intreating you, that you wil please to come to dinner to him to morrow at noone.

P

How doth my uncle?

H

He is in health thanks be to God.

P

And all his houshold?

H

They are al very wel.

P

I am glad to beare it. but you must tell [...], tha [...] I thank him with all ioyne heart, & that it is unpossible [...]or me to come at noone: for I was foure daye, a [...]n invited foorth. If that where not, I would come willingly, But I wil come to him to morrow after [...]oon without faile.

H

Wel, I wil tel him. God give you good night.

P

Tarry Henry. Drink before you goe.

H
[Page 175]

I am not a thirst, I thank you.

[...]

Tarry you must drink.

H

I must goe.

M

Is not Iohn come yet? where tarryeth be so long?

F

He comes. (He is coming.)

P

Iohn what is the reason that you tarry so long?

I

I could not com [...] sooner Fath [...]r, There were many folkes. I have run al the way.

M

Wel, fi l some wine here.

P

David tast it whether it be good.

D

That I will. Fill me some th [...]rein. The other was better.

R

It was not. This is better in my iudgement.

M

Anna, you are not merry. How cometh it that you say nothing?

A

What should I say? It is better to be silent than to speak badly. I cannot speak En­glish wel, therfore I hold my peace.

M

what say you? you speak as well as I do, and better too.

A

I doe not. I would I did it, although it cost me twenty guldens.

M

David, you eat not. Cut me of that. That is sodden too much, and this is roasted too little. is it not?

D

I think so too.

A

Roger, lend me your knife, I pray you.

R

Take it, but give it me againe when you have dyned.

A
[Page 176]

If I doe not give it you again, lend it me no more.

R

No truly.

R

It is a good knife, how much did it cost you?

R

It cost me three styvers.

A

It is good cheape: Let mee have it for that price: I will give you your money againe.

R

I am content.

M

Roger, you do eat nothing. Me thinks you mince it. H [...]lpe your selfe. Are you asha­med?

R

Doe I not eat well? I eat more than any one at the table.

M

That doe you not.

A

You eat nothing your selfe.

M

I have bin eating all this while.

P

Let us drink well, if wee have not enough to eat.

A

what say you? Is not here enough to eat? Here is enough for twenty per­sons to eat. you have put your selfe to too much charge.

P

I have not. Now I drink to you. and I beseech you for all the company, and first for your next neigh­bour. wil you pledge me?

A

Yes, with a good will if it please God. Drink now: you have not drunck all out. I will fill it you yet once againe.

P

Wherfore should you do so? Have I not drunk it out? [Page 177] How much lacketh it? I will drink it out. Look there, now it is out. Pledge me now, you seek nothing but to beguile me.

A

I shall not bee able to drink this out, I have too much.

P

What should hinder you? I have drunck it out.

A

You had not so much as I your cup was not full.

P

But it was.

A

It was not.

P

It's true, but my cup is grea­ter than yours.

A

Well, let us chaunge.

P

I am content, give me yours.

A

I will not. I wil keep myne own, keep that which you have.

P

Drink then.

A

well presently. Look now if it be not cleane out.

M

Yea, wherfore must you be so much intreated? To whom did you drink? Drink to me once. Are you angry with me?

A

why should I be angry with you?

M

Becaus you doe not drink to me.

A

I have drunk to you.

M

I did not heare it. There is enough of drinking. It were a comendable thing if the law of Ahasuerus were well observed a­mong Christians in their [Page 178] feastings, where none were compelled to drink more then he desired, or he sound good for him, Wee must eat also, I am very hungrie. Cut me a peece of meat there.

A

Have you no handes.

M

Yea but I cannot reach to the dish.

P

Well, I will serve you, have you enough?

M

I have nothing yet.

P

Hold there. Have you enough now.

M

Look what he giveth me, what is that good for? Keep it you, and eat it your selfe. Roger, cut me some of that shoulder.

P

well, hold there.

M

I thank you.

P

Iohn bring bread, and fill wine, fill round about.

M

Some-body knocks at door, Heare you not Iohn?

I

I goe mother. It is Luke, An­drews servant.

M

what would be have with me?

I

He bringeth somewhat.

M

Doth he? bid him come in.

I

Luke goe in.

L

God blesse the Company.

P

Luke are you there?

L

Yea Peter.

P

what news bring you.

L

Not much Peter.

P

How doth your Master.

L

He is well Peter, he wisheth you a good night, he com­mands him to you, and hath sent you this, intreating you [Page 179] to accept it lovingly; and that you would not onely receave the small gift, but also his good will: for he sendeth it you a [...] a token of his love, therfore vouchsafe to receave it in good part.

P

Thank your master, and tell him, that I will deserve it if God please.

L

well Peter.

P

Fill Luke some drink, and light him foorth.

L

Good even Peter, and your Companie.

P

Good even Luke. Have you drunck?

L

Yes Peter I thank you.

M

Iohn snuffe the Candle, look if the o her be ready, Take all this away, and bring some thing els. Bring cleane treachers, and bring us the fruit with the cheese.

F

It is all here Father.

P

Take away the dish.

A

David drink to me.

D

That will I doe gladly, I drink to you with all myne heart.

A

Much good may it doe you, I expect it earnestly: I will pledge you.

D

Roger know you no news?

R

No truly, I know none but good.

D

Doe not men talke of peace.

R

I cannot tell what to say of any peace. I beleeve that peace is yet far to seek.

D
[Page 180]

Have you not heard tell how that the king of Fraunce hath lost a battaile against the Spaniards?

R

I have heard such a report in­deed, but men speak so falsely, that one can not tell what to beleeve, Men speak indeed of great wonders, but God only knowes what shal happen.

D

You say true.

R

If wee would make peace with him, the was should not long continue.

D

That is true indeed.

P

Iohn, take all this away, and come let us give God thanks for all his benefits.

Thankes after meat.

LOrd God heavenly father, we thank thee for all thy benefits, which we continually receave of thy bounteous band: that it is thy divine will to susteine us in this temporall life, and to supply us with all things necessary for us; but espetially, that thou hast begotten us againe to an hope of a better life, which thou hast re­vealed to us by thy holy gospell. we beseech thee mercifull God and father, not to suffer our hearts to be rooted in these earthly and fading things, but that we may [Page 181] alwayes looke upwards to heaven expecting our Saviour Iesus Christ untill hee shal appeare in the clouds for our redemption. Amen.

I

Much good may it do you, my father, my mother, and all the Company.

P

Let us now drink round be­fore we rise.

R

That is well said, but then wee must also give thanks the second time. Peter how much wine have we had? we will pay for the wine.

P

Indeed you shall not, you shall pay nothing, one word for all. If I be able to make you eat, I shall also have wherewithall to make you drink.

R

What is that to the purpose? The wine is now deare.

P

You heare what I say.

D

Well then, wee thank you Sir. It stands us in hand to deserve it.

M

It's deserved already.

P

I thank you also that ye came. Francis bring hither a fa­got, and make a good fire for to warm us.

F

The fire is kindled father.

D

We are not a cold, we will goe hence, for it is time.

M

what hast have you?

A

It is almost ten a clock.

M
[Page 182]

Tis not yet.

R

But it is.

M

Iohn, fetch the Lanthorne.

D

We will not have the lan­thorne. It is cleare weather, there is no need of it.

H

God give you good night.

P

And you also, I commit you to God.

12 Een maeltijdt van thien persoo­nen.

H

Van waer komdy?

I

Vander Schoolen. vander kercken. van de beurse. vanden merckt.

H

Waer gae dy? waer gaet ghy heen?

I

Ick gae t' huys. Ick gae na huys toe.

H

Wat ure ist? wat tijdt ist? Hoe laet isset?

I

Het is by den twaelf uren. Het is over den twaelf uren.

H

Ist also laet?

I

Ia voorseker / ende daerom moet ick heene gaen / want ick vrese dat mijn moeder quaet op my sal zijn. Ick twijfel dat ick van mijn moeder bekeven sal sijn. Gode Herman.

H

Hebdy soo grooten haeste? en heeft ons meester na my niet ghevraeght?

I

Ick en hebt niet gehoort. Ick en mach niet langer [Page 164] toeven Adieu. Ick gae.

H

Gaet. Godt gheleyde u.

I

Godt geve u goeden avont my moeder / ende al het geselschap.

M

Van waer komt ghy Ian? waer hebdy soo lang ghe­beyt? waerom komdy so laet? Ist wel ghedaen? Ick hebbe u bevolen ten vier uren te komen: het is nu by den sessen. Seght my nu waer ghy geweest hebt? want ghy hebt lan­ghe uyter Schoolen ghe­weest / dat weet ick wel▪ ick sal 't uwe meester segghen.

I

Behoudens u gratie / Ick kome nu terstont vander schoolen: Ick en wiste niet dattet so laet was. Ick en hebbe nerghens ghebeydt. Ghy moghet onse meester doen vrae­gen / soo het u belieft / oft also niet en is.

M

Dat sal ick doen. Ick sal de waerheyt weten. Gaet nu / deckt de tafel. Be­reyt de tafel. ende haest u seer.

I

Wel moeder ick sal 't doen. Ic salt te rechte beschic­ken. Maer waer is de ammelaken?

M

D' ammelaken is daer binnen op't tresoor. Set­tet sont eerst op / Condy dat niet on thouden? Ick hebbe u meer dan twin­tigh reysen gheseyt: ghy en leert niet. 'T is groo­te schande. Gaet halen telloiren / kroesen / ende servietten.

I

Wel mijn moeder. wae [...] [Page 165] zijnse?

M

Ghy en kont niet vinden / daer zijnse. Is 't niet wel ghesocht? gaet broodt halen.

I

Wel gheeft my ghelt. voor hoe veel sal ick bren­ghen?

M

Brenght voor twee stuy­vers / voor eenen stuyver wits / en voor eenen stuyver bruyns / half een half ander / en brenghet al nieu backen.

I

Wel / ick gae. Siet hier is broot moeder.

M

Ghy hebt wel [...] ghedaen. wascht die drinc potten.

I

Die heb ick langh ghe­wasschen.

M

Brenght hier den lepel­korf.

I

Die hangt aen den naghel.

M

Set op den Schotel rinck. Ende gaet nu hout halen / om een bier te maken. Gaet wet de messen. Giet water in't lavoor ende hanght daer een witte hantdoeck. komt dan ende doet het vier branden.

I

Moeder tot nu toe heb ick gedaen t' gheene ghy my bevolen hebt. wat ist dat ghy nu verder begeert.

M

Komt nu by my / ende ick sal u manieren leeren / die ghy over de tafel be­hoort te houden.

I

Ick bidde u leertse my / en­de ick sal u neerstelijck toehooren sonder met een woord tusschen u reden te vallen: Ick verhoope oock dat ick onderhouden sal 't ghene ghy my bevelen sult.

M
[Page 166]

Wel aen / In den eersten su [...]t ghy u naghelen rey­nighen. Daer na wasschet u handen. Terstont daer­na gebenedijt Godt. Dan stelt u properlijck neder. Grijpt de spijse met de vingheren aen / en vatse niet met de vurst. En be­staet niet eerst te eeten. Drinckt oock niet eerst. Leenet niet op dynen el­leboghe. Sit recht op. Spreyt de armen niet uyt. Drinckt niet begheerlijck. Oock en eet niet haeste­lijck of begeerlijc. Neemt dat naest voor u leyt. En houdt u tellioor niet te langhe. Gaept ander lie­den niet aen. Vaegh dynen mont als ghy drin­ken wilt / niet metter handt maer mettet ser­vet. Daer ghy aen gebe­ten hebt en sopt niet we­der. En leckt u vingeren niet. knaecht oock gheen beenders. Snijt u spijse metten messe ontwee. En besmeert dynen mont niet Vaeght u vingeren dick­wils. En peutert u neus­gaten niet. Swijght als men u niet en vraeght. Eet soo veel als ghy be­geert. Als ghy ghenoech ghegheten hebt staet dan van de tafel on / en buygt u onderdanichlijck voor 't geselschap. Wascht u handen weder. Neemt de tafel laken op ende danct den Heere.

I

Ic bedancke u. l. Met Godts hulpe sal ick trachten al t' gheene ghy my bevo [...]en hebt na te comen. Maer [Page 167] wat hebt gy ondertuschen voor voorderen dienst voor my te doen?

M

Siet u Vader komt / ende David u [...]eve komt met hem gaet hen [...]ieden tegen / doet u bonette af / ende buycht eerlijck.

I

Wel mijn moeder / I [...]k gae­weest wel [...]ecom mijn Va­der / ende u gheselschap.

D

Pieter is vat u sone?

P

Iaet / het is mijn Soon.

D

'Tis een schoon kint. Godt maeck hem een goed man. God laet hem altijdt in deuchden toenemen. Godt seghene hem.

P

Ick danck u neve.

D

En gaet hy niet ter schoolen

P

Iae hy / hy leert Francoys spreecken.

D

Doet hy [...] het is seer wel ghedaen. Ian kondy wel Francoys spreecken?

I

Niet seer wel neve: maer ick leere?

D

Waer gaedy ter schoolen?

I

In de Lombaerdt straete.

D

Hebdy langhe ter schoole [...] ghegnen?

I

Omtrent een half jaer.

D

Leerdy [...]ock schrijven?

I

Iae ick neve.

D

Dat is wel ghedaen / leert altoos wel.

I

Wel neve / be [...]ievet Godt.

M

Neve / weest wellecom.

D

Ick danc [...]e u nichte.

M

Neve wi [...]dy daer blijven? waerom en komdy niet binnen? Comt u wer­mon dan sullen wy gaen eten.

D

Mayndy dat ick coude heb? het zonde my grout scha [...]de zijn.

M

Neve hoe ist met u?

D
[Page 168]

Wel Godt danck.

M

Waer is mijn nichte? wae­rom hebdy mijn nichte niet mede ghebracht?

D

Sy is sieck.

P

Isset waer? Is sy sieck? wat sieckte heeft sy?

D

Sy heeft de koortse.

M

Heeft sy die langhe ghe­hadt?

D

Omtrent acht daghen.

M

Dat en wist ick niet. Ick false morghen gaen be­soecken soo 't God be­lieft. Francoys brenght eenen stoel voor u neve. Neve comt by den viere. Francoys / gaet daervo [...] ­ren / Men klopt daer / be­siet wie daer is. Het sal Rogier zijn / dat weet it wel.

F

Wel moeder / ick gae, wit is daer voren?

R

Het is een vriendt. doet de deure open.

F

Zijdy daer Rogier?

R

Iae / ick ben hier. Is u Vader t' huys?

F

Iae hy / ende mijn moeder oock. komt binnen / ick sal mijn Vader seggen / dat ghy ghekomen zijt.

P

Francoys maecket al ghe­reede / om te gaen eeten.

F

Vader 'tis al ghereet. Ghy meught gaen eeten alst u belieft.

P

Wel / ick kome terstondt. Roep de kinderen.

F

Wel mijn Vader. Ian waer zijdy? ghy soudet komen eeten. waer blijft dy? wat maeckt ghy daer?

I

Wat soude ick maken? Ick heb hier wat te doen.

F
[Page 169]

En weet ghy niet dat men gaet eeten? Comt seght de Benedicite.

I

Wel ick kome.

P

Ian waerom en komdy niet? Moetmen u roepen? brenght hier stoelen.

M

Pieter laet ons gaen sit­ten. het is tijt.

P

Welick benste vreden.

M

David / sit daer inne.

D

Ick! en belgt u niet / dat en sal ic niet doen / laet Pie­ter daer sitten / dat bidde ick u.

M

Pieter is niet gewent daer te sitten. Hy sal hier sit­ten / het is sijn plaetse. Ian seght de benedicite.

I

Neen mijn moeder / behou­dens u gratie. dat werck te doen en betaemt my niet int bywesen van mijn Vader en soo veel wijse vrienden / want ick maer een Ionghen ben / en als wy Godt dienen / moeten wy hem het beste gheven dat wy hebben.

D

Den Iongelinck spreeckt seer wyselijck. Pieter ghy zijt meester van 't Huys. Ick versoecke dat ghy den Heere om een seghen bidden wilt.

P

Wel aen. Laetet ons dan doen.

Her ghebedt voor den eten.

HEeer almachtighe Godt / ghy die alles uyt niet ghe­schapen hebt / ende noch door uw' Goddelijcke kracht onder: hout / end' het volck Israel in de woestijne gespijst hebt wild uwen seegen strecken over ons uw' arm dienaers / ende ons he [...]tighen defe uwe gaven / die wy van uw' milde handt ont­fangen / op dat wijse matelijck ende heylichlijck / nae uwen goeden wille mogen ghebru [...]c­ken / ende daer door bekennen dat ghy ons een vader ende oorspronck alles goedts zijt, Geeft oock dat wy altijt ende voor alle dinghen soecken dat geestelijcke broot uwes woorts met welcke onse sielen gespijst worden ten eeuwighen leven / 't welck ghy ons bereydt hebt door 't he [...]lig lijden ende bloet vergieten uws lievens soons onses Heeren Iesu Christi Amen.

I

Godt seghen u mijn Vader mijn moeder / ende al u geselschap.

M

Fransoys / brenght ons t'eeten. Brengt dat salaet ende 't gesouten vleesch. Schenct ons te drincken. Schenct uwen neve ende voort allomme. Fransoys sit hy ons. Ian gaet po­tagic halen / voor uwen broeder ende doet d'an­der gereet maken. Loopt seer.

I
[Page 171]

Broeder houdt u potagie. Hebdijs te veele?

F

Iae ick / ick hebs te vele.

I

On eetet niet al / laet het ghene dat ghy te vele heb­ben su [...]t.

P

Waerom eet ghy uwe pot­tagie niet / dewijle dat sy heet is?

F

Sy is noch te heet.

M

I [...]n brengt hier brood. Rogier en heeft gheen broot. Haelt een rellio­re [...]en brengt hier mo­staert.

P

Geeft my den bier pot.

R

Houdt daer. Houdt hem wel.

P

Laet hem gaen. ick houde. hem wel.

M

Pieter / en drinckt niet nauwe potagie / want het is onghesont: Eet eerst een futtel eer ghy drinckt. Pieter snijt my vleesch, Snijt my odek brood. Snijt Franco [...]s teeeten / want hy heeft niet t'eeten.

P

Moet ick hem dienen? Ca [...] hy hem selven niet dienen? Snijt selve / ghy zijt groot ghenoech. Helpt u selven: want ick en sal u niet die­nen. Ick en dien niemant dan my selven.

M

Geeft hem wat t'eten / want hy schaemt hem: hy en derft niet eten / dat sie ick wel.

P

Wel / houd! daer: brengt. hier wat anders.

I

Ten is noch niet ghereet.

M

Besiet oft de pasteyen en­de de taerten gebracht zijn, [Page 172] Gaet hale 't gebraet / ende schenct hier wijn. Schenct voor uwen Vader. schenct al vol. En schenckt niet so vol: En siet ghy niet wat ghy doet? Ghy stort. Ro­gier en heeft geenen wijn En siedy dat niet?

I

Maeckt daer plaetse om de schotelen te setten.

M

Nu zijt t' samen alle wel­lekom.

A

Hier is wel waer mede. Ghy hebt te veel kosten ge­daen.

M

Ic en hebbe seecker niet. Het is my leedt datter niet meer en is. Maer ghy moet te vreden we­sen.

A

T'is seecker wel gheseyt.

M

Pieter ontgint de schou­der. Brenght hier radij­sen / karotten / ende cap­pers. Dient David van dien hase / en van de Conijnen. Ontgint de patrijsen. Ghy en dient ons niet. Maeckt alle goede ciere ick bids u.

A

Hier is wel om goede chiere te maken.

P

Ian schenckt ons te drinc­ken.

I

Hier en is ghenen wijn meer.

P

Gaet anderen halen. wat dunckt u van desen wijn?

D

My dunckt dat hy goet is.

P

Willen wy vanden selven doen brenghen?

D

Alsoo 't u belieft.

I

Waer sal icket gaen halen?

P

Daer ghy desen ghehaelt hebt, ofte halet op de merckt / inde witte lelie / [Page 173] ofte daer ghy wilt.

I

Hoe vele sal ick brengen?

P

Brenges twee potten / oft drie pinten. Gaet rasch / en komt haest weder.

I

Ick sal altoos loopen Va­der.

M

Franso [...]s / staet nu op / en dient ter tafelen. Besiet ofter niet en ghebreeckt. wildy noch t' eten heb­ben? Segghet stoute­lijck.

F

Neen ick moeder. Ic heb­be ghenoech ghegheten Godt zy ghelooft.

M

Drinckt nu. Isser bier in uwen pot?

F

Iaet moeder. Daer is ge­noech in.

M

Isser niet in / gaet haelt wat.

A

Cloptmen niet aen de deu­re? Gaet besiet het.

F

Is daer yemandt?

H

Iaet / doet open. Ic hebbe hier meer dan een half ure gheweest.

F

Wat belieft u?

H

Goeden avont vrient. Is de meester t'huys?

F

Iae hy: waerom? wildy hem spreecken?

H

Iae ick / waer is hy?

F

Hy sidt ter tafelen belieft u yet? ick sal de boodt­schap wel doen. wie sal ick segghen die nae hem vraeght?

H

Ick moet hem selve spre­ken. Seght hem dat ick sijns ooms dienaer ben. (oft) segt hem dat ic kome van sijn oome.

F

Wel ick sal't hem gaen seg­ghen. Beydt hier een lut­tel. Vader hier is een [Page 174] man die u spreken wilt.

P

Wat man is [...]?

I

Ick en ken hem niet. Hy seydt dat hy komt van mijnen oom.

P

Vraeght hem wat hem be­lieft.

I

Hy seyt dat hy u spreken moet.

P

Wel / doet hem binnen ko­men.

F

Mijn vrient komt in.

H

Wie is daer binnen? isser vele vol [...]x?

I

Neen / maer drye ofte viere.

H

Godt seghen a'let ghesel­schap.

P

Wellekom Hendrick. Wat segdy goedis?

H

Pieter / mijn meester heeft my hier ghesonden / u bid­dende / dat u believe mor­gen middaghe met hem te komen eten.

P

Hoe vaert mijn oom?

H

Hy vaert wel Godt danck.

P

[...]yde al sijn huysgesin?

H

'Tis al in goeden doen.

P

Dat he or ick gaerne. maer ghy sult hem segghen dat ick hem bedancke met goeder herten / ende dar my onmoogelijc is te mid­dach tekomen want ic ben over vier daghen u [...]tghe­noot. Ten ware dat ick souder geerne gaen. Maer ick sal morghen na de mid­dach sonder eenighe faute by hem komen.

H

Wel / ick salt 't hem seg­ghen. Godt gheve u goeden nacht.

P

Beyd Hendrick. Drinckt eer ghy gaet.

H
[Page 175]

Ick en heb ghenen dorst / ick bedancke u.

F

Beyde. Ghy moet eens drincken.

H

Ick moet gaen.

M

Is Ian noch niet gheko­men? waer toeft hy soo langhe?

F

He komt.

P

Ian / hoe koemt het dat ghy soo langhe toeft?

I

Ick en konde niet eer ko­men Vader. Daer was veel volck. Ick hebbe al­toos gheloopen.

M

Wel / schenckt hier wijn.

P

David / proeft oft hy goet is.

D

Dat sal ick doen. Schenct my daer inne. Den ande­ren was beter.

R

Hy en was niet. Desen is na mijn oordeel beter.

M

Anneken ghy en zijt niet vroolijck. Hoe komt het dat ghy niet en seght?

A

Wat soude ick seggen? 'Tis beter te swijghen dan quaelijck te spreecken Ic en kan niet wel Engelsch spreecken daerom swijghe ick.

M

Wat segdy? Ghy spreeckt soo wel als ick doe / ende beter oock.

A

Ick doe niet. Dat soude ic wel willen: al kostent my twintich guldens.

M

David ghy en eet niet / Snijt my daer af. Dat is te seer ghesooden / ende dit is te­luttel ghebraden ist niet?

D

Dat dunckt my oock.

A

Rogier / leent my u mes / Ick bids u.

R

Neemet / maer ghevet my weder als ghy gheghe­ten hebt.

A
[Page 176]

En gheve ic'tu niet weder / en leenet my niet meer.

R

Neen ick seecker.

A

'Tis een goed mes. hoe veel heeft 't u ghekost?

R

Het heeft my drye stuyvers ghekost.

A

Het is goedt koop. Laetet my voor dien prijs heb­ben: ick sal u gelt we­der gheven.

R

Ick bens te vreden.

M

Rogier / ghy en eet niet. My dunct dat ghy pronct. Helpt u selven. Sijt ghy beschaemt?

R

En eet ick niet wel? ick eet meer dan yemandt die ter tafelen is.

M

Ghy doet niet.

A

Ghy en eet selve niet.

M

Ick heb alsoos gheghe­ten.

P

Laet ons wel drincken / ist dat wy qualijck t' eeten hebben.

A

wat segdy? is hier niet wel t' eeten? hier is voor twintich persoonen ghe­roech t'eeten. Ghy hebt al te groote kost ghe­daen.

P

Ick en doe niet. Nu brenghe icket u. l. ende ick bidde u voor alle 't ge­selschap / ende in den eer­sten voor uwen naesten ghebuer. Suldy my be­sche [...]t doen?

A

Ia ick / met goeder bersen indien 't Godt belieft. Nu drinckt: ghy en hebtet niet uytghedroncken I k sal 't u noch eens vol­schencken.

P

Waerom foudy dat doen? En heb icket niet uytghe­droncken? [Page 177] hoe veel schil­let? I [...]k sal't uytdrinc­ken. Siet daer het is nu uyt. Doet my bescheyt: ghy en soect niet dan my te bedrieghen.

A

Dit en soude ick niet kon­nen uytdrincken: ic heb­be te veel aen.

P

Wat foude u ghebreken? Ick hebbet wel uytghe­droncken.

A

Ghy en hadt so veel niet als ick uwen kroes en was niet vol.

P

Hy was immers.

A

Hy en was niet.

P

'Tis waer / maer mijnen kroes is grooter dan den uwen.

A

Wel laet ons manghelen (tuylen).

P

Ick ben te vreden / gheeft my den uwen.

A

Ick en sal niet / ick houde my aen den mijnen / be­waert datghy hebt.

P

Drinckt dan.

A

Wel terstond. Siet nu oft niet schoon uyt is.

M

Iae 't / waerom laet ghy u soo bidden? wien hebdy 't gebracht? Brenghet my eens: Zijdy gram op my?

A

Waerom soude ick op u. l gram zijn?

M

Om dat ghy 't my niet en brenght.

A

Ick hebbet u ghebracht.

M

Ick hebt niet ghehoort. 'Tis ghenoech van drincken. Het waer een prijs-weerdigh dingh indien de wet Ahusueri wel onder de Christenen [Page 178] gehouden werde in't hou­den harer gast-malen daer niemandt ghedwonghen werde meer te drincken als hy begheerde oft hem goed dochte. Wy moeten oock eeten / ick hebbe grooten honger Snijdt my daer een stuck vleesch af.

A

Heb ghy ghene handen?

M

Iae ick: maer ick kan niet wel aen de schottel ghe­raken.

P

Wel / ic sal u dienen. hebt ghy ghenoech?

M

Ick en heb noch niet.

P

Hout daer / hebt ghy nu ghenoech?

M

Besiet wat hy my gheeft. Wat mach dat helpen? Hout het voor u / ende e [...]t ghy het selve. Rogier / snijt my van die schouder.

R

Wel / neemt daer.

M

Ick dancke u.

P

Ian / brengt broodt / ende schenckt wijn. Schenckt contomme.

M

Men klopt daer voren. En hoort ghy niet Ian?

I

Ick gae moeder. Het is Lucas Andries knape.

M

Wat wil hy my hebben?

I

Hy brengt wat.

M

Doet h [...]? doet hem bin­nen komen.

I

Lucas gaet binnen.

L

Gods seg [...]en 't gheseschap

P

Lucas [...]t ghy daer?

L

I [...] ick Pieter.

P

Wat seght ghy nieus?

L

Niet veel Pieter.

P

Hoe vaert u meester?

L

Hy vaert wel Pieter / hy voet u goeden nacht seg­gen Hy gebiedt hem in a goede gratie / ende seyndt [Page 179] u dit / u biddende dat ghy't ontfangen wilt met goe­den herten / ende en wilt niet a [...]een de kleyne gif­te ontfanghen / maer ooc sijnen goeden wille-want hy sendtet u. l. in teycken van liefde / daerom willet in dancke ontfangen.

P

Ghy sult uwen meester be­dancken / ende sult hem seggen dat ick't verdienen sal / b [...]lievet Godt.

L

Wel Pieter.

P

Schenckt Lucas te drinc­ken / ende icht hem uyt.

L

Goeden avont Pieter / ende [...] geselschap.

P

Goeden avont Lucas. hebt ghy ghedroncken?

L

Ia ick Pieter / ick bedanc­ke u.

M

Ian snuyt de keersse. Be­siet of o'ander ghereet is. neemt dit altesamen wegh / ende brenght wat anders. Brengt schoone tellooren / ende brenght ons't fruyt met de keese.

F

'Tis hier al vader.

P

Neemt de schottel wech.

A

David / brenghet my eens.

D

Dat sal ick gheerne doen. Ick brengt u met goeder herten.

A

Wel moetet u bekomen / ick wachts gheerne Ick sal u bescheyt doen.

D

Rogier / en weet ghy niet nieuws?

R

Neen ick seker / ic en weet niet dan goet.

D

Spreeckt men niet van de vreede?

I

Ick en weet van gheenen vrede te spreken. Ick ghe­loove dat de vreede noch verre [...]e soecken is.

D
[Page 180]

Hebt ghy niet hooren seg­ghen hoe de Coninc van Vranckrijck den strijdt verlooren heeft teghen de Spaniaerden?

R

Dat heb ick wel hooren seggen / maer men liecht soo vele / dat men niet en weet wat men ghe­looven sal. Men spreeckt van groote wonderen / maer Godt weet alleene watter gheschieden sal.

D

Ghy seght waer.

R

Waer 't dat wy peys met hem wilde maecken / sou­den d'oorlooge niet lan­ghe dueren.

D

Dat is seker waer.

P

Ian / doet dit al wech / en­de komt laet ons Godt dancken voor alle sijnen weldaden.

Danck-segginghe na den eeten.

HEere Godt hemelsche Va­der / wy dancken u voor al­le u weldaden / die wy sonder ophouden van uw' milde hand ontfangen: dattet uwen god­delijcken wille is / ons te on­derhouden in dit tijdelijcke le­ven / ende ons te versorghen met alle onse nooddruft; maer insonderheyt / dat ghy ons her­boren hebt tot een hope van een beter leven / 't welck ghy ons hebt gheopen baerd door uw' Heylige Evangelium. Wy bidden u harmhertige Godt en­de Vader / dat ghy niet toc en laet / dat onse herten in dese aerdtsche ende verganckelijcke [Page 181] dinghen ghewortelt zijn / maer dat wy altijt mogen opwaerts sien ten Hemel / verwachten­de onsen Sa [...]ighmaker Iesus Christus / tot dat hy in de wo [...]ken verschijnen sal tot on­ser verlossinghe Amen.

I

Wel moet u bekomen mijn Vader / mijn moeder ende alle het geselschap.

P

Laet ons nu eens om drin­ken / eer dat wy opstaen.

R

Dat is wel gheseydt / maer dan moeten wy oock de tweede reys danckseg­ghen. Pieter hoe veel wijns hebben wy ghe­hadt? wy willen de wijn betalen.

P

Ghy en sult seker niet / ghy en sult niet gheven eens voor al Heb ick de macht gehadt u t'eeten te gheven / ick false ooc wel hebben om u. l. te drincken te gheven.

R

Wat soude dat zijn? de wijn is nu diere.

P

Ghy hoort wat ick u seg­ghe.

D

Wel dan / w [...] dancken u l. het staet ons te ver­dienen.

M

'Tis al verdient.

P

Ick dancke u oock dat ghy ghekomen zijt. Fransoys brengt eenen mutsaert / ende maeckt goed vier / om ons te warmen.

F

'T v [...]er is ontsieken mijn Vader.

D

Wy en hebben geen coude / wy willen heenen gaen / want het is tijt.

M

Wat haest hebt ghy?

A

Het is wel thien uren.

M
[Page 182]

Ten is noch niet.

R

'T is immers.

M

Ian haelt de lanteerne.

D

Wy en willen de lanteerne niet hebben: het is klaer weder / ten is genen noot.

H

God gheve u goeden nacht.

H

Ende u oock: te Gode be­vele ick u.

13 How to learne to buy and sell.

L

God give you good morrow Gossip, and your Company.

M

And you also gossip.

L

What doe you here so early in cold? Have you been here long?

M

About an houre.

L

Have you sold much to day?

M

What should I have sold al­ready I have not yet taken handsell.

L

Nor I neither.

M

Be of good cheare, it is yet early: God will send us some merchants (or chap­men.)

L

I hope so. Here comes one, he will come hither, Friend what will you buy? Come hither. Doe you pleas to buy any thing? Look if I have any thing for your turne. Come in, I have here good cloth, good linnen cloth of al sorts, good silke, Chamlet, damaske, vel­vet. I have also good [Page 183] flesh good fish, and good Herrings. Here is good but­ter, and good cheese also, of all sorts. will you buy a good cap? or a good book, in French, or in dutch, or in Latin, or English, or a writing book? Buy some­thing. Look what you please to buy, I will sell it you good cheape. Aske for what you please, I will let you see it: the sight shal cost you nothing.

D

How much shall I pay for an ell of this cloth?

L

You shall pay for it five shil­lings.

D

How much must an ell of this cloth cost m e?

L

It must cost you twenty sty­vers.

D

How much is a pound of this cheese worth?

L

A pound will cost a styver.

D

How sell you a quart of this wine?

L

The quart wil cost three sty­vers.

D

How much hold you the peece?

L

I hold it at five guldens, at one word.

D

what shall I give for this? but set me not too high a price.

L

No truly, I will not set you too highe a price. I wil tell you at one word: you shal pay for it seventeen styvers and an half if it please you.

D

It is a great deal too much.

L
[Page 184]

It is not truly. How much doe you bid mee? Bid something. I will not sel it for that which you bid me. Bid me something.

D

what should I bid you? you have set it at too highe a price.

L

I have not: but I did not say that I would not give it for lesse than I told you. Tell mee what you will give me for it.

D

I will give twelve styvers for it.

F

For that price it is not to bee sold, you proffer me losse, you bid me too little. I have some here which I will sell you for that price: but it is not so good as that. I wil shew you that which I wil sell you for lesse price; but the lowest price is not al­wayes good to bee sought. you can not doe better than to buy that which is good. If you were my brother I could not give you any bet­ter.

D

will you take my money?

L

Not so.

D

You shall have two styvers and an half more.

L

I can not, I should then lose by it.

D

I can give no more.

L

well, God guide you. Goe try elswhere if you can buy better cheap: you shall have it no where [Page 185] for lesse price; I am able to sell you as good cheap as an other, but I will not lose by it. I offer it you very neare for the same price that it cost me, I must gain somewhat, I fit not here to get nothing, I must live by it. You know well enough that every thing is deare, the one must follow the other, if you will not give the fifteen styvers I cannot helpe you, you are too hard (too wise.)

D

That I am indeed.

L

One can gaine nothing by you: If every one were so hard as you are, I might well shut up my shop, for I should not get bread to eat.

D

It is your pleasure to say so.

L

It is true verely.

D

Now heare one word.

L

Well, say on.

D

I will give you another sty­ver, & no more: I can bestow no more, I shall be shent.

L

That were a small matter, I should also bee chidden, if I sold it for lesse: Are you within a styver? It is a shame that you stand so long for a styver: what will a styver or two availe you?

D

Yes, you say well, here one styver, and in an other place [Page 186] another, that is two styvers. wel, shal I not have it?

L

Not for that price.

D

Farewel then, I am gonne.

L

God guide you. Now come hither, take it, I may not refuse my handsale, it is too good cheape.

D

You say so, but I say it is too deare, you have beguil­ed me.

L

I wil free you of it, if you be not contented.

D

It would be a shame for me to doe so. Hold there is your money, how much must you have?

L

you know that wel enough, thirteen pounds & an half. Is it not so?

D

Wel, hold there: give me ten styvers back again.

L

I have no smal money. For how much doe you give me this?

D

For foure shillings and sixe pence.

L

I wil not take it at that rate, it is not worth so much.

D

But it is, aske els.

L

Give me other money, I shal not be able to put off this.

D

You may very wel, I will make it good to you: If you cannot put it away, bring it me again I will give you other money, Hold there is an other.

L

Now I am content. Will you have it carried for you? I will cause it to be carri­ed [Page 187] for you. Take that Sirra and goe with him.

D

There is no need of it, I can carry it my self, farewell mistres.

L

I thanke you hartily my friend: when you have need of any thing come to me, I will sel you good cheap.

D

Well mistres, I will doe it willingly. Now God be with you.

13 Om te leeren coopen ende ver­coopen.

L

GOdt geve u goeden dach ghevader / ende u ghe­selschap.

M

Ende u also ghevader.

L

Wat maeckt ghy hier soo vroegh in de koude? heb­dy langhe hier geweest?

M

Omtrenteen ure.

L

Hebt ghy veel van desen daghe verkocht?

M

Wat soude ick alreeds ver­kocht hebben? I [...] en he [...]be noch gheen hantg [...]t ont­fangen.

L

Noch ick oock.

M

Hebt goeden moet / 't is noch vroech: God sal ons eenige Coopluyden senden.

L

Ick hoop het. Hier coemt eenen / hy sal hier ko­men. Vriendt wa [...] wildt gh [...] koopen? Coemt hier belieft u ye [...]s te coopen? Besiet of ick niet en heb dat u dient. Coemt bin­nen. Ick hebbe hier goet laken / goed lijnen laken van alle soorten / goede zij [...] de lacken / Camelot / da­mast / Fluweel. Ic hebbe [Page 183] oock goedt vleesch / goeden visch / ende goeden har­ringh, Hier is goede bo­ter / ende oock goeden keese / van alle soorten. wildy een goede bonette koopen? oft een goeden boeck in Francoys / ofte in duytsch / oft in Latijn / oft Engelsch / ofte eenen schrijft boec? Coopt wat. Besiet wat u belieft te koopen / ick sal u goeden coop geven. Gyscht wat u belieft / Ick sal 't u laeten sien: 't ghesichte en sal u niet costen.

D

Hoe veel sal ic voorden elle van dit laken betalen?

L

Ghy sulter vijf schellingen voor betalen.

D

Hoe veel sal m [...] d'elle van dit laken kosten?

L

Het sal u twintich stuyvers kosten.

D

Hoe veel ghelt het pondt dan desen keese?

L

Het pont g [...]lt eenen stuy­vet.

D

Wat gelt den pot van desen wijn?

L

Den pot gelt daie stuyvers.

D

Hoe vee [...] l [...]of ghy 't stuck?

L

Ick looft / met een woort vijf gu [...]dens.

D

Wat salick daer voor ge­ven? Meer en verlovet my niet.

L

Neen ick seker / ic en sal u niet berloven ick sal 't u seggen met eenen woorde, Ghy sulter voor betalen seventien s [...]u vers ende eenen halven soo het u ve­lieft.

D

Het is veel te veele.

L
[Page 184]

'T en is seker niet. Hoe veel biedt ghy my? biet wat: Ick en sal 't niet gheven voor't gene ghy my biedt. biedt my wat.

D

Wat soude ick daer op bie­den? ghy hebbet my te vele ghelooft.

L

Ick en hebbe niet: maer t'is niet gheseyt dat ic't niet minder gheven sal als icket ghelooft heb­be. Seght my wat ghyer voor gheven wilt.

D

Ic salder twaelf stuyvers voor geven.

L

Voor dien prijs ist niet te coop / gy biedt my verlies / ghy biedt my te luttel ick hebt hier wel dat ick u voor dien prijs gheven wil / maer 't en is soo goet niet als dat. Ick salder u wel laeten sien / die ick voor minderen prijs gheven sal; maer den minsienprijs en is niet al­toos goet ghesocht. Ghy en meucht niet beeter doen / dan wat go [...]ts koopen. Alwaert ghy mijn broeder soude ick u niet beter konnen gheven.

D

Wilde ghy mijn ghelt hebben?

L

Alsoo niet.

D

Ghy sult noch twee stuy­vers ende eenen halven hebben.

L

Ick en kan niet / ick so [...] ­der dan aen verliesen.

D

Ick en mach niet meer ge­ven

L

Wel / Godt ghelerde u [...] Gaet elders besien of ghy beter koop kondt koopen: ghy en sult het [Page 185] neeghens voor minder prijs b [...]e komen; ic hebbe de macht u so goedt coop te gheven als een ander / maer ick en wil niet verliesen. Ick verlaet 't u by nac voor dien prijs datlet my ghee kost heeft. Ick moet wa [...] winnen / ick en sit hie [...] niet om niet te winnen / ic moeter af leven. Ghy weet wel dat alle dingh dier is / d'een moet d'ander volghen / īst dat ghy de vijfthien stuyvers niet geven wilt kan ick u niet helpen / ghy zijt al [...] te vroet.

D

Dat ben ick seker.

L

Men kan aen u niet winnen [...]e dat een yegelijck so broet waere als ghy / soude ick mijn winckel wel mogen sluyten / want ick en sou­de het broot niet winnen dat ick eeten soude.

D

Het belieft u soo te se [...] ­ghen.

L

'Tis seecker waer.

D

Nu hoort een woordt.

L

Wel / seght.

D

Ick sal u noch een stuy [...] gheven / ende niet meer: ick en mach niet meer ge­ven / ick soude bekeven worden.

L

Dat waer een kleyne sake / ick soude oock bekeven worden dat icket minder gave: zijt ghy op eenen stuyver na? 'Tis schan­de / dat ghy my soo lange om eenen stuyver temp­teert: wat mach u een stuyver of twee helpen?

D

Ia / ghy seght wel / eenen stuyver hier / ende eenen [Page 186] daer en zijn twee stuyvers. wel / sal ick't niet hebben?

L

Om dien prijs niet.

D

Adieu / Ick gae.

L

Godt gheleyde u. Nu komt hier neemtet / ick en mach mijn handtgift niet ont­segghen / 'tis te goeden coop.

D

Dat seght ghy / ick segghe dat 't te dier is / ghy hebt my bedroghen.

L

Ick schelde u quijt ist dat ghy qualijck te breden zijt.

D

Het waer my schande dat ick dat dede. Hout daer u ghelt / hoe veel moet ghy hebben?

L

Dat weet ghy wel / det­thien pondt ende een half. Ist soo niet?

D

Wel / houdt daer: gheeft my thien stuyvers we­der.

L

Ick en hebbe geen kleyn gelt-voor hoe veel geeft ghy dit?

D

Voor vier schellinger en­de ses penninghen.

L

Voor dien prijs en sal icket niet ontfanghen / 'ten is soo veel niet weert.

D

'Tis immers / vraeghtet.

L

Gheeft my ander ghelt / ick en soude dit niet konnen begheven.

D

Ghy sult wel / ick doet u goet: Ist dat ghy 't niet uyt gheven kont / bren­ghet my weder / ick sal u ander ghelt geven. Houdt daer is een ander.

L

Nu ben ick te breden wilt ghy't gedragen hebben? ick sal 't u doen dragen. [Page 187] Ghy knecht neemt dat ende gaet met hem.

D

'Ten is gheen noodt / ick sal't wel draghen / adie [...] Vrouwe.

L

Grooten danc mijnen vrient: a's ghy iets van doen hebt komt by my / ic sal u goeden coop gheven.

D

Wel Vrouwt / Ick sal't gheerne doen. zijt Gode bevolen.

14 How to demand a debt.

M

Good morrow my friend

G

And you also.

M

You know wherefore I am come hither. Doe you not?

G

No truly.

M

How so? know you not who I am? Doe you not know me?

G

No who are you?

M

Have you forgotten that you had lately merchandize of me?

G

It is so indeed.

M

Well, when shall I have my money?

G

Truly I have no money now, I have paid away all the money I had, you must have patience yet for eight dayes.

M

I can not tarry any longer, I wil be paid, I have tarryed [Page 188] long enough: Make shift [...]at I may have my money or I will cause you to bee arrested, or give me secu­rity.

G

How much is it that I owe you?

M

You know that wel enough.

G

Truly I have forgotten it I have set it downe, but I cannot tell where.

M

You owe me ten pounds and foure shillings, is it not true? is it not so?

G

I beleeve surely that it is so,

M

You did promise me to give me money two moneths since, you know it wel, but you have not kept your promise.

G

That is true indeed, but I [...]ould not get any money of them that are indebted to mee.

M

I have nothing to doe with that, make them pay you.

G

Yea, and when the people have no money, what should I doe to them? I must be faine to tarry untill they have it. We ought not to be so rigo­rous, wee ought to have compassion one with an other, as God hath com­maunded us.

M

That is true indeed, but I have tarryed long enough, I can tarry no longer, for they to whom I am indebted [Page 189] will also tarry no longer: if that were not so, I would tarry willingly.

G

Now come with mee, I will pay you, or I will give you security.

M

Well, let us goe, I am con­tent. well, what say you?

G

Come hither my friend, this man shall stand surety for me.

M

will he doe that? Is it true my friend? will you bee surety for this man?

F

Yea, how much is it that hee oweth you?

M

It is twelve pounds flemmish.

G

How▪ Is it so much? it is not so much.

M

But it is.

G

It is not truly, I dare sweare that it is not so much.

M

How much is it then?

G

It is no more then ten pounds and foure shillings, you your self told me so even now.

M

Did I tell you so? I did not.

G

But you have.

M

wel, to be it then Neverthe­les I thinke that it is twelve, but I am content seing you say that it is no more. When shall I be paid?

G

Within ten dayes.

M

I am content: but keep your word.

G

That I will doe without faile.

F
[Page 190]

If so be that he doe not pay you, I wil pay you.

G

I am content. fare wel.

F

Farewel my friend.

14 Om een schuldt te eysschen.

M

Goeden dach mijne [...] brient.

G

Ende u oock.

M

Ghy weet wel / waero [...] dat ick hier kome. Doet ghy niet?

G

Neen ick seeker.

M

Hoe! en weet ghy nie [...] wie ick ben? en kent ghy my niet?

G

Neen ick / wit zijt ghy?

M

Hebt ghy vergheten / dat ghy laetst Coopmanschap van my hadt?

G

Het is seker waer.

M

Wel wanneer sal ick mijn gelt hebben?

G

Ick en heb seecker nu geen ghelt / ick hebbe al uytge­gheven dat ick hadde / ghy moet noch acht daghen patientie hebben.

M

Ic en kan nietlanger wach­ten: ik wil be taelt zijn, [Page 188] ick hebbe ghenoegh ghe­beydt: Maeckt dat ic gelt hebbe oft ick sal u doen [...]rresteren / of gheeft my borghe.

G

Hoe veel ist dat ic u schul­dich ben?

M

Dat weet ghy wel.

G

Ick heb't seker vergeeten▪ ick heb het gheschreven maer ick weet niet waer.

M

Ghy zijt my schuldich thien ponden en vier schellin: ghen / ist niet waer? ist niet soo?

G

Ick gheloove seker dat het soo is.

M

Ghy hadt my belooft over twee maenden ghelt te gheven / dat weet ghy wel: maer ghy en hebt uwe belofte niet naghe­komen.

G

Het is wel waer / maer ick en hebbe gheen ghelt konnen krijghen vanden gheenen die my schul­dich zijn.

M

Daer mede en heb ick niet te doen / doet haer be­talen.

G

Iae / en als de lieden geen ghelt hebben / wat sal ic haer doen? ick moet wel [...]eyden tot dat sy 't heb­ben. Men behoort soo straf niet te zijn / wy be­hooren medelijden met malckanderen te hebben / also Godt ons bevolen heeft.

M

Het is wel waer / maer ick hebbe lang ghenoech gewacht: langer en kan ick niet beyden / want de ghene die ick schuldich [Page 189] ben; en willen oock niet langher heyden: als dat niet en waere / soude ick wel beyden.

G

Nu komt met my / ick sal u betalen / oft ick sal u borghe stellen.

M

Wel / gaen wy / ick ben te vreden. Wel / wat seght ghy.

G

Comt hier mijnen vriendt / desen man sal borghe voor my blijven.

M

Sal hy dat doen? ist waer mijn vriende? wildt ghy voor dese man borghe blijven?

F

Iae ick / hoe veel ist dat hy u schuldich is?

M

'T is twae [...]f ponden vlaems

G

Hoe! ist sovele? ten is so veel niet.

M

'Tis immers.

G

'Ten is seker niet▪ ick der [...] sweeren datter soo veel [...]et en is.

M

Hoe veel ist dan?

G

'Ten is niet meer dan thieu ponden ende vier schellin­ghen / ghy hebt [...]ay terstont selve soo gheseyt.

M

Heb ick u dat gheseyt? ick en hebbe niet.

G

Ghy hebt immers.

M

Wel / het zy dan soo / my dunckt nochtans dattet twaelve is / maer ick ben te vreden na dat ghy seght dattet niet meer en is. wanneer sal ick betaelt werden?

G

Binnen thien daghen.

M

Ick ben te vreden: maer houdt u woort.

G

Dat sal ic sonder faute doen.

F
[Page 190]

Indien hy u niet betaelt sal ick u betalen.

G

Ick ben te vreden. Adieu.

F

Adieu mijn vrient.

The forme of writing letters, and making obligations, acquit­tances, and other such like things.
De maniere hoemen brieven schryven, Obligatien, en quijt-scheldingen, en dierghelijcke dingen, maken sal.

1 A letter from a son to a father in acknowledgment of his care­full education of him.
The superscription. To my much honoured and bo­ving father M. Iohn Iackson merchaunt in London.

Sir.

God and nature have obliged me to an humble acknowledgement of your great love and care of me, who have not only bin the secon­dary [Page 191] cause of my being in this world, but also a great means of my comfortable estate. For what is a man (being a reasonable, creature) but miserable, yea worse than the beast that perish­eth, if he be not taken care of, that the reason and understanding which God hath given him above the beasts of the feild, be exerci­sed & imployed in some honest & good way? Truly Sir, not to flat­ter you, I have much to say to you in respect of my conception, feeding, cloathing, and countenance; which the light of nature ingageth me alwayes to acknowledge with much thank­fulnesse to you under God: but in my weake understanding, me thinks, there is nothing wherein you have more manifested your self a father to me, than by the education and learning, which it pleaseth God to move and in­able you to bestow upon me. Now I have nothing, whereby in any sort to testify my gratefulnes, but onely a childlike confession of your fatherly love: which I shall desire continually to make mani­fest not onely in word but in deeds as the Lord shal in mercy give me ability. Thus d [...]siring your loving acceptance of this hum­ble tender of my duty, which I desire may be also presented from me to my dear mother: [Page 192] I commend you to the Almighty a [...]d r [...]st,

Sir,
Your dutifull and loving Son. Robert Iackson.

1 Een brief van eenen soon aen sijn Dader de sorght weghens sijne opvoedinghe bekennende.
Het opschrift. Aen mijn veel ghe-eerde en be­minde Vader M. Ian Iack­son Coopman. tot London.

Mijn Heer.

GOdt en de nature hebben my tot een ootmoedighe er­kentenisse uwer groote liefde en sorghe t' m [...]waerts ver­bonden; wie niet alleenlijck de tweede oorsaecke mijner wereldtschen wesen sijt / maer oock een groote oorsaecke mij­ner [Page 191] troostelijcken stants. Want wat is den mensche (een rede­lijck schepsel sijnde) anders als ellendich / jac slimmer als de beesten die vergaen / seo voor hem gheen forghe werde ge­draghen / dat de reden en verstande dat Godt hem bo­ven het ghedierte des velts ghegheven heeft / in eenighe eerlijcke en goede saecken ge­oefent werde? Voorwaer Heer / sonder u l. te vleyen / heb ick u l. veele te segghen / weghens mijne ontfanckenisse voedinghe / kleedinghe / ende gheneghentheydt; d'welcke my het licht der nature al­tijdt verbindt (onder Godt) aen u e. met groote danck­baerhe [...]dt te erkennen: maer nae mijn swack verstandt / dunckt my / datter niet en is waerinne u e. sijn va­derlijcke gunsie meer hebt laeten blijcken als in d'op­voedinghe en leere / waer toe Godt u e. bewoghen en macht ghegheven heeft om aen my te besteden. Voor my ick en hebbe niet waermede Ick in eenigher wijse mijn danckbaerheydt betuyghen kan / als alleenlijck een kinderlijcke bekentenisse uwer Vaderlijcke liefde: het welc­ke Ick (nae de macht en ghenade die my den Heere gheven sal) altijdt niet al­leenlijck met woorden maer inder daedt trachten sal te doen blijcken. Aldus versoec­kende dat dese mijne oot­moedighe aenbiedinghe mij­ner schuldighen plicht u e mach aenghenaem sijn / ve [...] ­soeckende dattet selve mijn geliefde Moeder mijnenthalven [Page 192] mede aengedient mach weeden [...] bevele ic v e. den Almachtigen / en blyve / mijn Heer /

V [...]e. verplichte en beminde soon Robert Iackson.

The answer to the for­mer letter.
To my loving son Robert Iack­son at the house of Master Iames, Dunckens Schoole master in Amsterdam.

Son Robert,

I Have received thy letter of the second of August, and am very glad to perceave that the Lord hath given thee grace to con­sider the love and care of thy fa­ther towards thee.

Thou art not altogither ignorant what great charge the Lord hath layd upon parents in re­spect of the education of their children; and experience hath taught thee in some measure how tender the love of mee and thy mother is to thee wards, and I have from time to tyme indeavou­red [Page 193] as thou knowest to shew thee what the Lord also requireth of thee in respect of honouring thy parents, and that God hath bin pleased to set that as the first com­maundement with a promise. Now my deare child, there is nothing which I doe more ear­nestly desire than the good of thy soule. If therfore it shall please God of his infinite grace to con­tinue and increase his feare in thine heart, that thou doest hate the vanityes and evils whereby youth is too often brought to destruction, and doest take plea­sure in such things as may bee for thy comfort before God and thy credit before men: assure thy self whiles that I have any thing to dispose of, thou shalt not want any thing that may be usefull or advantagious to thee. And this is the mutuall good will and af­fection not of my self alone, but also of thy deare mother. Thus having nothing else at present but the commending of thee unto the favourable protection of the Almighty, wishing thee here­with to remember our kynd re­spects to thy Schoole-master, thanking him, for his paynes with thee, I rest.

Thy loving father Iohn Iackson.

Antwoordt op de bovengeschreven brief,
Aen mijn beminde soon Robert Iackson ten huyse van Mee­ster Iacob Dunckens school-meester. tot Amsterdam.

Soon Robbert.

VWen brief van tweede Au­gustij heb ick ontfanghen / my seer verheughende te ver­staen dat u de Heere die ghe­nade ghegheven heeft / dat ghy de liefde ende sorge die u Va­der t' uwaerts is draeghende [...] ter herte neemt. De groote last die de Heere d'ouders we­gens d'opvoedinghe harer kin­deren op gheleyt heeft en is u niet gheheelijck onbekent: oock heeft d'ervarentheydt. u eeni­gher maten gheleert / hoc teeder mijn en u moeders liefde t'uwaerts gheweest is / hebbende (als u wel bewust is) van tijt tot tijt neerstigheyt [Page 193] gepleeght om u bekent te ma­ken / wat de Heere van u we­gens het eeren uwer ouders is eyschende / en dat Godt dat ge­bodt belieft heeft te stellen als het eerste met een belofte. Nu dan mijn waerde kint / daer en is niet daer ick meer nae ver­lange dan dat het u Ziele wel gae. So het Godt dan uyt sijn oneyndelijcke barmherticheydt ghelieven sal / sijne vreese in u herte te doen blijven en aen­wassen / op dat ghy de ydel­heden en boosheden haetet waer door de jeught alte dicmaels tot verderf gebracht wordt. En u behagen steldt in die dinghen die voor Godt aen­genaem sijn en eerlijck voor de menschen: weestdan versekert dat ghy niets ontbreken sult dat u noodich of voordelijck sal sijn / soo langhe ick iets hebben sal om u by te setten.

En dit is het onderlinge wel­behaghen en liefde niet alleen­lijck van my / maer oock van u gheliefde moeder. Voor dees tijdt niet anders hebbende als u inde gunstige bescherminge des almogende te bevelen / hier nevens begheerenoe dat ghy onse behoorlijcke groeteuisse aen u meester doet / hem be­danckende voorde moeyten die hy met u l. neemt / blijve ick.

V Beminde Vader Ian Iackson.

2 From a son to his fa­ther longing to hear from his parents, and to have some mony sent him.

Loving and deare father after myne humble duty remembred to you and to my beloved mother, you may hereby vnderstand that I am at present in health & prospe­rity God be praised, & do great­ly desire to know how it is with you. I have of late written unto you two or three several letters but have as yet received no an­swer from you, whereat I mar­uaile greatly, not knowing what may be the reason of it; where­fore my mynd is in great per­plexity for you fearing least some evill or misfortune hath hap­pened to you, which you wil not let me know of. I pray you ther­fore deare father not to let me be any longer thus troubled, but of al love be pleased to certifie me by the bearer hereof or by the first convenient messenger, [Page 195] of your estate and how you doe. Be pleased also (Sir) to understand that I have great need of three or four guldens to supply some ne­cessities which I have at present on me: I pray be pleased to send so much to me suddainly; and do not think that I spend my money prodigally, or vnprofitably: For I will give you an accompt of all the mony which you have sent me how I have laid it out in needful expences. May it please you also to commend me to my Brothers and sisters, Vncles, and Aunts, and all the rest of my friends.

This is all which I have at present to write, and so I leave you and them to Almighty God to whom my prayers shal be con­tinually directed, for the raine of his liberalitye [...] to be powred down upon you, and rest,

Your obedient and loving Son. A. B.

2 Van een soon aen sijn Vader ver­langhende van sij­ne ouders te hoo­ren, en dat hem eenich gheldt toe­ghesonden wor­de.

BEminde en geliefde Vader / nae het ghedencken mijne ootmoedighen plicht aen u. l. en aen mijn beminde moeder / ghelieft hier mede te verstaen / dat ick tegenwoordich (waer­voor Godt ghepresen moet sijn) in goede ghesontheydt en voorspoet ben / grootelijcx verlangende om te hoorenhoe 't met u l. is. Ick hebbe onlanghs twee of dry brieven aen u l. gheschreven / maer hebbe a [...]s noch geen antwoordt van u l. bekomen waerover Ick groo­telijcx verwondert ben / niet wetende wat d'oorsaeck daer van wesen mach; waerommt mijn Gheest uwenthalven seer becommert is / vreefende of u l. eenich ongeluc of quaet moch­te overgekomen sijn dat u, l. my niet begeert bekent te maken. Ick bidde u l. derhalven / ghe­liefde Vader / mijn niet lan­gher in dese benautheydt te laten / maer ghelieft my vol­ghens de liefde die ghy my sijt toedraghende / met brenger deses of met d'eerste ghele­ [...]hentheyt te laten weten hoe [Page 195] het weghens uwen standt en welvaert geleghen is. Het sal vl. mede ghelieven te verstaen dat ick drie of vier guldens aen geldt nodigh vandoen hebbe / om eenighe behoeftigheden te vervullen / die my teghenwoor­digh ontbreecken. Ick bidde vl. ghelieft my met den eersten so veele te senden / niet denc­kende dat ick mijn geldt onpro­fijtelijck uyt-gheven ofte ver­quisten sal / want ick sal u. l. re­keninge doen van alle het gelt dat v. l my ghesonden hebt / hoc dat icket voor noodighe dingen besteet hebbe. Laet het v l. medegelieven mijne groetenisse te doen aen mijn Broeders en Susters / aen mijn Ooms en Muyen / en alle andere vrienden

Dit is al het geene ick voor dees tijt te schrijven hebbe / vl­en haer al tesamen Gode beve­lende / aen wie ick mijne ghebe­den altijdt richten fall / dat hy de reghen zijner mildadigheydt over vl. ghelieve te storten / en sullen blijven /

Vl. gehoorsame en beminde sone A. B,

The answer to the for­mer letter.

BEloved and deare child, I have [...]eceaved thy letter of the thirteenth of May, by which I un­derstand that you are in health, which is an occasion of great joy both to me and thy mother. And it pleaseth us well that you have so great a desire to neare from us, it is a token of na [...]urall affection and childlike respect which you beare to us; which the more you doe beare, the more God will blesse you. As for that you write of two or three letters which you sent me before, understand for certaine that I have receaved none other but this last. I would have written oftener unto you, but I could meet with no mes­sengers, by whom I might send safely and conveniently to you: neyther had I indeed any need­full matter to write unto you of. As touching our estate it is no worse than formerly, wee are in good health blessed be God: your mother indeed hath bin sick, two or three dayes of late, but is through the mercy of God now well recovered againe I send you now by this messenger and friend foure gold guldens accor­ding to your desire, but take [...] that you spend them not [Page 197] vainly: for it would be ill done of you to cast that lightly away which I your poor Father have earned with the sweat of my browes. Follow your busines well, bee diligent in your stu­dyes, seek to give content to them that have the oversight of you, and above all things labour to please God almighty, which you shall the better doe if you avoyd evill company. You have begun reasonably well, but that profiteth not if you doe not per­severe. To which end I pray God blesse you. All your friends with us do remember their loves to you. So I rest.

Your loving father B B.

Antwoordt op de voorgaende brief.

BEminde en geliefde kindt / u­brief van den dertienden Meij heb ick ontfangen / waer­urt ick verstaen hebbe dat ghy gesont sijt / het welcke eengroo­te oorsaecke is van blijtschap be [...] de in my en in uwe moeder.

Het behaeght ons oock wel / dat ghy sulcken grooten ver­langen hebt om van ons tehoo­ren; het is een teecken van een naturelijcke liefde en kin­derlijcke eere die ghy ons sijt toedraghende / het welcke hoe meer ghy doet / hoe meer u Godt seghenen sal. Weghens het gheene ghy schrijft van twee of drie brieven aen m [...] [...]heson­den te hebben / weest versekert dat ic geene als dese les [...]e ont­fangen hebbe: Ick soude meer malen aen u geschreven heb­ben / maer konde gheen bode vinden met wie ick seeckerlijck en bequaemlijck aen u konde senden: ooc hadde ick in waer­heyt niet nootsaekelijcx aen u te schrijven. Weghens onsen standt ten is Godt lof niet er­gher als voor desen / wy sijn Godt lof in goede gesontheydt. 'Tis waer / u moeder heeft on­langs twee of der daghen sieck gheweest; maer is nu door de genade Godes wederom volko­men gesont. Met brengher de­ses onsen vriendt sende Ick u volghens u versoeck / vier gout­guldens / maer siet toe dat ghy die met onnuttelijck verteert; want het soude qualijck van u [Page 197] gedaen sijn / het gheene licht­veerdelijck te verwerpen / dat ick u arme Vader met het sweet mijnes aenschijns ver­dient hebbe. Neemt uwe saec­ken wel waer / weest neerstich in't leeren / tracht die geene te vergenoegen die d'opsicht over u hebben / en boven alle din­gen / arbeyt den almachtigen Godt te behagen / het welcke ghy te beter sult konnen doen so ghy quaet geselschap schuwt Ghy hebt redelijcke wel begon­nen / maer dat sal u niet voor­delijck sijn / indien ghy niet en volhert. Tot welcken eynde ic Godt bidden sal dat hy u wil segenen. Alle uwe vrienden ontrent ons groeten u. Hier mede blijvendt.

V Beminde Vader. B. B.

3 From a son to his father asking his Counsell and consent in way of marriage.

Sir,

BEing absent from you in per­son, and detayned by my many great and important affaires wherewith you and others have intrusted mee, that I can not come to speak with you face to face: I have made bold in [Page 198] pursuance of the honour and childlike duty which I owe to you, thus by writing to crane advise of you in a matter that doth highly concerne me. Sir, it is so, that being come by the bles­sing of God to mans estate by your & care & furtherance in a way to live of my selfe, and considering that God Almightie hath so or­dained that it is not good for man to be allone, and therefore would seek an help meet for him, and that my occasions now are such as that it is not so good for me to continue in a single and un­marryed estate, I have had of late some thoughts and by the advise of friends that wish me well, great incouragements to look out for a wife, and by the good hand of God so guiding of me have begun to set my affecti­ons upon one whom I could wil­lingly if it were the will of God enjoy in that way. The mayd whom I have minded is of myne own knowledge in part, and as I heare from others that know her, a very godly and vertuous woman, one that is comely of per­son, a good houswife, and very meek and affable of disposition. She is the only daughter of mr. [Page 199] D.R. a godly man & credible mer­chaunt in this city, one that is able to give a considerable estate with his daughter, and one who may be no small furtherance to me in way of my trading. But without you Sir I can doe no­thing, for God hath required children to honour their parents, and I having bin hitherto sustai­ned and prospered by Gods bles­sing upon your fatherly care, dare not be so unthankfull as to take in hand so great a busines without your counsill and approbation. Wherefore Sir I beseech you, to ask counsel of God for me, and your self seriously to take the matter to heart, and with what convenient speed you can to send me your mynd in writing: Vntil which time I shall forbeare any motion or further proceeding there in. I doubt not of your ten­der and fatherly care of me in this: and therefore need use no friends or arguments to perswade you there to God I hope who hath the hearts of al men in his hands, will perswade you to that which shall be for his glory: and if he seeth it good for me he wil in his good time accomplish it. At pre­sent I have nothing els but my humble service to your self, my mother, and the rest of my friends, Only that I desire to approve my self to be;

Your obedient son. R S.

3 Van een soon aen sijnen Vader sijn raedt en bewilli­ginghe om te hu­welycken, ver­soeckende.

Myn Heer,

ALsoo ick persoonlijck absent sijnde / en door de groote en veelderhande ghewichtighe saecken waermede ve en ande­re my vertrowt hebben achter ghehouden werde / soo dat ick by v e. niet komen kan / om aen­gesichte aen aenghesichte met v e. te spreken; heb ick my [Page 198] verstout / volghens de eere en kinderlijcke plicht die ick u e­schuldich ben / aldus door schrij­ven uwen raet te versoeken in een saecke die mijn ten hooghsten aengaet Mijn Heer / het is alsoo / terwijl ick door Godes segen tot mannelijcken staet ghekomen ben / en door u e. sorghe en hulpe op den wech om van mijn selven te konnen leven / en aengemerckt hebbende dat Godt almachtich gheordineert heeft / dat het niet goet is dat de mensche al­leen zy / sochte daeromme een hulpe die hem bequaem soude sijn; en dat mijn gelegen theden tegenwoordich sulcx sijn dattet voor my onbequaem is een ee­nich leven te leyden en onghe­trout te blijven / so heb ick on­langhs eenighe gedachten ge­hadt / en door raedt en moet gevinghe van vrienden die mijn well aert wenschen / nae een wijf uyt te sien / en door de goede handt Godes my gheley­dende / heb ick mijn liefde be­ginnen te stellen op eene / die ick so het de wille Godes wae­re geerne op die manniere sou­de ghenieten De Ionge doch­ter die ick besint hebbe is / ten deele door mijn eyghen weten­schap / en door de getuygenisse van andere die haer kennen / een Godt-salige en deuchtsame jonge dochter / een die schoon en cierlijck van persoon is / en een goede huyshouster / seer sachtmoedich / en van eenen vriendelijcken aert. Sy is de eenighe dochter van Mr. D. R. een Godtsa'ich man / en in dese stadt een eer [...]ijck coopman / ee­ne die de macht heeft om een merckelijcke somme ghelt met [Page 199] sijn dochter te gheven / en eene die my in mijnen handel gheen kleyn voordeel soude connen doen. Maer sonder u e. Heer / kan ick niet doen / want Godt heeft begheert dat kinderen harre ouders souden eeren / en vermits Ick door Godes segen en u e. Vaderlijcke sorghe tot nu toe onderhouden en voor­spoedich gheweest ben / en deef ick soo ondanckbaer niet we­sen / om soo een swaeren saeck by der handt te nemen / sonder u e. raet en bewillinge. Daer­omme versoeckick Heere / dat u e. mijnentweghen met Godt wil't te rade gaen / en selfs de saecke ernstelijck ter herte ne­men / en my u e. schriftelijck antwoort met alle moghelijcke spoet toesenden: tot welcken tijt toe ick het selve niet voor sal stellen maer alle vordere voortganck staecken. Aen u e. teedere en vaderlijcke sorghe mijnenthalvenin defen twijff [...]l ick niet: daeromme behoef ick geene vrienden of beweegh re­denen te ghebruycken om u e. daer toe te bewegen. Ic hoope dat Godt / die aller menschen harten in sijne handen heeft / ue. bewegen sal te doen dat tot sijner eere strecken mach: het welcke [...]hy in sijnen tijdt vol­brenghen sal soo het tot mijnen voordeel is. Teghenwoordich heb ick anders niet als mijn ootmoedigen dienst aen u e. aen mijn Moeder / en de reste mijner vrienden / alleen ijck dat ick wensche te bewijsen dat ick ben /

Ve. ghehoorsaeme soon. R. S.

The answer to the for­mer letter.

Son R.

I Have receaved your last, and taken into serious considera­tion the weightie matter by you therein propounded to mee. As for Mr D. R. whose daughter you desire to marry, I know him wel, and would be glad that hee and wee might bee so neare in affinity. As for his daughter I know her not, shee being but a child when her Father went out of England. Bu [...] if she bee such a mayd as you write me, surely I should not doe well I think, any way to discourage you therein. For my part, being so far dis­taunt from you, and so little able to helpe you, I can not take so much upon me [...] as otherwise I should think my self bound to doe. This therfore I give you for answer. So long as you were a child, and under myne hand, I took the best care I could of you to guide you; but now you are a man and for your selfe, I may I conceave leave matters more to you, only my advise and counsel I may give you as occasion serveth and you shall doe well to follow it; for you can no longer expect God's blessing to goe along with you, than you doe honour your parents in all good things. As for the mayd and her parts and [Page 201] qualifications, I leave that wholy to you to look to it, that shee bee such a one as you say, and such an one as you may live a godly peaceable and comfortable life with all: and herein I charge you to take what helpe you can of your friends in my absence, to advise you that you be not deceaved by youthfull lusts and conceits, for favour is deceitfull, and beauty is vaine, but a woman that fear­eth the Lord she shalbe praised. As for the matter of outward estate, you shall leave that to mee to manage it between her father and my self, which I shal doe by letters and friends, so soon as I understand that you are any way acceptable to the mayd, and that you have farther incourage­ments to goe forward in this bu­sines. In the mean time and so alwaies I shall not cease com­mending you and al your lawful undertakings to Almightie God in my daylie prayers. And so I bid you hartily farewell, desiring you to remember my hearty salu­tations to all our friends.

Your loving father T. S.

Antwoordt op den voorighen brief.

Soon R.

VWen lesten brief heb ic ont­fangen / en hebbe de ghe­wichtige saecke my door u daerin voorgestelt in ernstighe bedenckinge genomen. Wegens Mr. D. R. met wiens dochter ghy geerne huwelijcken sout / die ken ick heel wel / en soude my verheugen dat hy en wy so nac aen malkanderen ver­maechschappen souden. We­gens sijne dochter / haer en ken ick niet / also sy maer een kint was doen haer Vader uyt En­gelant trock Maer indien het sulcken Dochter is als ghy my schrijfte / dunckt my waerlijck, dat ick niet wel sou doen u dat af te raeden.

Mijnenthalven / also ick soo verre van u gelegen ben / en so we [...]nich macht hebbe om u te helpen / en kan ick soo veele over my niet nemen als ick my anders soude verplicht houden te doen Waeromme ick u dit tot antwoordt gheven. Ter­wijle ghy een kindtwaert / en onder mijn [...]ebiet stont / droegh ick de beste sorge die ick konde om u te regeren; maer un ghy een man geworden sij [...] / en voor u selven / vertrowe ick dat ick eeni [...]e saken aen u overlaten mach [...] evenwel mach ic mijnen raedt gheven alst pas geeft / en gh [...] sult wel doen het selve nac te komen; want lan [...]her als ghy u ouders in alle goede dinghen eeret / en kont ghy de [Page 201] seghen des Heeren niet ver­wachten. Weghens de jongh [...] dochter / hare deuchden / en be­quaemheden / dat laet ick ghe­heelijck aen u om toe te sien / dat sy soo is als ghy van haer ghetuyght / en sulcken een met wien ghy een godtsalich vreed­saem / en troostelijck leven mooght le [...]den: en hier in be­veele ick u / dat ghy soo veele hulpe alst moghelijck is van u vrienden in mijn absentie wilt nemen / om u also te raeden / dat ghy door de lusten en inbeel­dinghen des jeuchts niet be­drogen en wor [...]; want de be­vallickheyt is bedroch ende de schoonheyt ydelheyt maer eene Vrouwe die den Heere vreest die sal geprefen worden. We­gens de saecke van uyterlijck [...] middelen / daet sult ghy my en haer Vader mede laten begaen / het welcke ick door brieven en vrienden sal doen soo haest ick verstaen sal hebben dat ghy de maget eenighsi [...]ts aengenaem zijt / en dat ghy meerder moet sult hebben om in dese saecke voort te varen. Middelertijdt jae gheduerich sal ick niet af laeten u en alle uwe wettighe onder windinghen den Almach­tigen Godt in mijne da gelijcxse gebeden te bevelen. Waer mede ick hertelijcke afscheyt van u neme versoeckende dat ghy mijne / hertelijcke groetenisse aen alle onse vrienden wilt doen.

V. Beminde Vader. T. S.

4 A father sends his son to a Shoolema­ster, and gives him charge to feed and instruct him, and promiseth to pay him for it.

LOving friend m [...] F. G. I was with you (you know) a while since, and had some communica­tion about placeing my son with you but then we could not agree about the wages I should give you. Now so it is that since I have considered of it, and have thought it not best that I should stand upon a small matter for my childs good. I have therefore now sent my son over to you by this good friend the bearer, with all things which for the present I or my wife have thought necessary for him, and what you shall fur­ther find needfull either send to me and I will provide it or if you pleas to provide it I will pay it you againe. My earnest re­quest therfore to you is, that you will please to take charge of him, and look well to him, that he want no thing need­full for him? and also that you will diligently instruct him in all necessary things wherein youth [Page 203] should be taught, as namely, rea­ding, writing, ciphering, casting up of accompts, keeping of mer­chants books, understanding and speaking the latin, french, dutch, English, Italian, and Spa­nish tongues, and what els you see good: but espetially I pray neglect not to traine him up in the feare of God, and good man­ners and behaviour toward men, that by Gods blessing in time he may be fit to traffique and hold commerce in the world as other men doe, and maie behave himself worthily therein, so as God al­mightie may have prai [...], you cre­dit, himself peace of conscience, and we his parents comfort: and for your paines and labour here­in I shall pay you yearly, so long as he is with you, two hundred and sixtie guldens, as you de­manded and you shall alwayes have your money before hand; in token whereof I have now sent you by him one quarters payment which is Sixtie and five guldens, and what extraordinary expences he puts you to besides his dyet and education in your house, that I will pay you over and above when I shall under­stand by you that you have dis­bursed any thing for him. Sir, what you doe for him I shall take it as don for me, and shall studie all wayes whereby I may any wise requite or deserve the love and care which [Page 204] you shall shew to him. Thus de­sireing your loving entertaine­ment of him and usage according to his demerit, and as you in wisdome shall find most for his good, and praying the Lord to blesse your labours to him, I take my leave, and rest,

Your assured loving friend M. N.
The superscription.

To my loving friend Mr. F. G. Schoolemaster dwelling at M.

4 Een Vader sendt synen soon aen een Schoolmee­ster, wien hy be­veelt te voeden en te onderwysen, waer voor hy hem betalinghe be­looft.

VVAerde vriendt. Mr. F. G. Ick ben onlanghs (als u l. bekent is) by u l. gheweest / eenige reden t'samen hebbendt wegens het besteden van mijn soon by u l. maer konden als­doen over het loon dat ick u l. gheven soude niet accorderen. Het is nu so / dat icket t'sedert dien tijt overleyt hebbe / en on­geraden ghevonden terwijl het tot nut van mijn kindt soude strecken op een cleyntgen te staen. Ick hebbe daerom na met mijn goede vrient brenger deses mijn soon aen u l. over ghesonden / met alle dinghen dic ick of mijn Huys-vrouwe teghenwoordich konde bedenc­ken hem noodich te wesen / en­de het gheene u l bevindt hy noch van noode soude moghen hebben / gelieft dat te ontbie­den en ick salt be sorgen / of so [...] ghy het besorght / sal icket u l. weder betalen. Daeromme is mijn erns [...]igh versoeck aen u l / dat ghy hem believe onder u gebiedt te nemen en wel toe te sien / dat hem niet en ontbreke / dat noodich is; alsmede dat [Page 203] ghy hem neerstelijck wilt on­derwijsen in alle noodighe din­ghen waerinne: de jeught be­hooren geleert te worden / als namentlijck / int te sen / schrijven cijferen / rekeninghe op te ne­men / coopmans boeckhouden / het verstaen en spreken vande Latijnse / Franse / Duytse / Eu­gelse / Italiaense / en Spaense taelen / en wat ghy meer noo­dich acht: maer insonder heydt (bidde I [...]k u) en versuymt niet hem op te brengen in de vreese Godes / en in goede Zeeden en ghelaet teghens de menschen / op dat hy namaels door Godes seeghen bequaem mach worden om handel en coopmanschap inde werelt te drijven als an­dere menschen doen / en hem daer so vromelijck in draghen / dat Godt almachtich lof / u l. de eere / hy een geruste conscien­tie / ende wy sijne ouders troost / mogen hebben en voor uwen arbeyt in desen sal ick u l. jaer­lijcx / soo langh hy by u l. is / twee hondert sestich guldens volgens u l. eysch / betalen / en u ghelt sult ghy altijdt van te vooren hebben; in teecken waer van / ick u l. nu nevens hem betalinghe sende voor een vierendeel Iaers / te weten vlijf en sestich guldens / ende alle onghewoone oncosten die hy u l. buyten sijne mondt-kosten ende opvoedinge in u huys aen doet / sal ic daerenboven beta­len / soo haest ick van u l. ver­staen sal hebben dat ghy iets voor hem verschoten hebt. Mijn Heer / het geene u l. aen hem doet / sal ic achten als voor my gedaen / en sal altijdt beneersti­gen / waer mede ick de liefde en sorge die ghy aen hem bewijsen [Page 204] sult / verdienen en verghelden sal. Aldus versoeckende dat ghy hem vriendelijck wilt ont­haelen / en na sijne verdiensten en als u l. nac uwe wijsheydt voor hem bequaem fult vinden / wel wilt doen / en de Heere bid­dende / uwen arbeydt aen hem te willen seghenen / neem ick mijnen afscheyt / en blijve.

V l. Vriendt. M. N
Het opschrift.

Aen mijn beminde vrient. Mr. F. G. Schoolmeester woo­nende tot. M.

5 One friend counsel­leth another howe to proceed wel in mer­chandizing which hee hath newly be­gun.
The superscription. To my esteemed good friend Mr. F. P. merchaunt in Ham­borough.

MY deare friend F. P. having heard that you have begun to trade for your selfe, and that you have taken upon you so great and weightie a calling as a mer­caunt adventurer, I have thought [Page 205] my self bound as a professed friend of yours, and an old friend and familiar of your deare Father deceased, to congratulate you in your estate, and to give you the best advice I can for your better manageing of your affaires. It is that which I promised your father on his death bed, and therefore I hope that you will take it in good part from me. First the re­fore let me advise you, not to bee too hastie to be rich, for Solomon sayth he that hasteth to bee rich shall sudainly come to povertie. Be sure in the first place that you feare God, and serve him inces­santly night and day, and let not your cares for this life hinder you of doeing any part of your duty to God. Be not too greedy of falling into much busines: for great merchandize soone makes a man either rich or poore. Acquaint your selfe much with the uncer­tainty and fading condition of outward things, and be strong in faith and hope of eternall life: for Merchaunts run many hazards feares, and adventures, and of­ten undergoe great losses; and if you have not a foundation layd up for the life to come, you may possibly meet sometimes with such changes here, as may make your heart to quake. Whatsoe­ver [Page 206] outake in hand or do, be sure to deal iustly w t al men: for il got­ [...]n goods seldome prosper long. Rob not the prince of his cu­stomes: for many times a pound that way gotten costs ten. Trade not in deceitful, unmerchantable, and false wares. Keep just waights, equal ballances, and law full measures. Take good notice of all that you receave in, and pay out, in the way of your trade. Keep your books and accompts exact & in good order: for there­in stands much the credit of a merchant. Be often perusing your books, acquaint your self well with your estate: for many through neglect of that have not only bin undone, but greatly dis­graced. Adventure no more at any one time than what if you lose you can by Gods blessing beare. Make your adventures in many parcels, that if one should faile the other perhaps may helpe the losse. Take heed with whom you trade, and whom you trust. Trust no man but try him first. And seek not without great necessity to be creditted of others: for the more you stand on your own feet the lesse care and more ho­nour you have. Bee not lightly surety for any, for many thereby suffer great damage: neither lightly desire any to be surety [Page 207] for you: for one good turne will ask an other. What you have once promised be careful to perform: for merchants suffer much by not keeping their word. When there­fore you have payments to make provide in time: have the some [...] and daies in continuall remem­brance. Relye on no other man to the last for your owne payments: for so you may be deceaved and crack your own credit. Be as carefull as may be not to trade above the compasse of your stock. Leave not your busines to much to others but have a continual oversight of it your self. Live not in fashion either above your rank, or too much inferiour to it: but keep in a middle way, so as your conscience may not be wounded if you should faile. Love more your ho­nour than riches. Seek not to be creditted for all that you can. When you have gained, praise God and remember the poore. Be not prodigal, for that is wast­ing: nor yet niggardly, for that is base. Keep stil a noble & generous mynd guided by a good under­standing. Shun by all means evill company, and among other things take heed of horses, wine, and women: which have bin the over­throw of many young merchants. Have a certain time ordinarily of being at home, and misse no [Page 208] man if it be possible at times ap­pointed. Frequent the exchange and meeting places of merchants: for absence makes a man some­times suspected. If you deale for others, doe for them as for your selfe: you thereby gaine friends and reputation. Be sure your advise be good, or have it altered and when it is right follow it punctually. Reckon often with your masters or Chapmen, for short reckoning makes long friends. There are many other things doutles which are need­full to be taken care of, which are not possible for mee to think on: but time and expe­rience will teach you them. And think it not strange if you learne something by shame and losse: for thinges so learned usually are best remembred. So hopeing that myne advise to you herein shall not be altogither cast off, I leave you to God and rest,

Your faithfull friend. T D.

5 Eenen vrient geeft den anderen raet, hoe hy in sijnen handel dathy eerst begonnen heeft wel voort sal va­ren.
Het opschrift. Aen mijn hooch-gheachten en goeden vriendt Sen: F. P. coopman / Tot Hamburgh.

MYn geliefde vriendt. F. P. ghehoort hebbende / dat ghy voor u selfs begonnen hebt te handelen / en dat ghy so grooten en ghewichtighen be­roep aenghenomen hebt een coopman aventutier te wesen / [Page 205] heb ick my als verbonden gh [...] acht / my als u. l. vriendt uy­gevende / oock een out beken­vriendt van u geliefde overle­den Vader / my nevens u l. in uwen staet te verblijden / en u l. de beste raet te gheven dat my moghelijck is / tot beter uytvoeringhe van uwen han­del. Dat is het gheene ick aen u l. Vader op sijn doodt bedde belooft hebbe / en daer­omme hoope ick dat ghy sulcx van my int goede sult aenne­men. Laet my u l. dan int eerste raden / dat ghy u niet al te seer en spoet om rijck te wor­den / want Salomon seght / die sich haestet om rijck te worden sal metter haest tot armoede vervallen. Siet ten eersten wel toe / dat gh [...]de vreefe Gods hebt / hem sonder ophouden dach en nacht dienende / en laet oock de sorgen van dit leven u van gheen ghedeelte der plicht die ghy Godt schuldich sijt / be­letten. Weest niet al te gie­rich om alte vee [...] te doen te hebben: want grooten coop­handel veroorsaeckt een men­sche haest rijck of arm te wor­den. Van de onsekerheydt en verganckelicheyt van aertsche dinghen sult ghy u versekeren / en sterc inden geloove enhoope van het eeuwige leven wesen: want cooplieden loopen groo­te perijckelen / vreesen / en avontueren / en moeten dick­wils groote verliesen draghen; en so ghy dan geen fondament voor het toecomende leven ge­leyt hebt / waert moghelijck dat ghy hier altemets sulcke veranderingen souden ontmoe­ten die u herte soude doen zit­ter en heben. Wat ghy by [Page 206] der handt neemt of doet / weest versekert dat ghy alle men­schen recht doet: want het beurt selden dat goederen met onrecht verkregen langh voor­spoedich zijn. Ontrooft den Prince van sijn tollen niet: want een pont op die maniere ghewonnen kost dickwils wel tien. Handelt niet met bedrie­ghelijcke / valsche / of datgheen koopmans waer en is. Houdt rechte gewichten / gelijcke wa­gen / en wettige maten. Neemt goede acht van al het gheene ghy in uwen handel ontfanght en uytgheeft. Hout uwe boec­ken en reeckeningen bequaem en in goede ordre: want daer bestaet d'eere van een coop­man grootelijcx in. Oversiet uwe boecken dickwils / maect dat ghy uwen staet wel kent: want door het versuym van­dien / sijnder veele niet alleen­lijc bedorven / maer in groote schande vervallen. Waeght o [...] eenen tijt niet meer dan so ghy het quam te verliesen ghy door Godes seghen soudt konnen draegen Maeckt dat het geene ghy avontuert in veele gedeel­ten sy / op dat so d'eene quam te verongelucken / het andere de schaede mogelijck soude con­nen helpen draghen. Siet toe met wien ghy handelt / en wien ghy vertrouwt. Vertrowt niemant / of beproeft hem eerst. En tracht oock niet sonder groot ghebreck / van andere vertrouwt te worden: Want hoe vaster ghy in u eyghen schoenen staet hoe minder for­geen hoe meerder eere sult gy hebben weest voor niemandt lichtelijck borghe; want veele lijden daer groote schade door: [Page 207] versoeckt oock lichtelijck nie­mant borghe voor u te blijven; want d'eene vrientschap eyscht den andere. Weest sorghvuldich na te comen dat gy eens belooft hebt: want cooplieden lijden groote schade door dien sy haer woort niet en houden. Daer­omme wanneer ghy eenige be­talinge te doen hebt / versorght het in tijt: de sommen en vervaldaghen altijdt in u ghedachten hebbende. Verlaet u tot op het lest op niemant wegens u beta­linge: want daer door sout ghy konnen bedrogen worden / en u eygen geloof breken. Weest so sorghvuldich alst moghelijck is / boven de streec van u vermogen niet te handelen. Laet uwe din­gen niet te veel op andere staen: maer hebter selve een gestadi­ghe ooghe op. Gaet in uwen dracht / noch boven uwen staet / noch alte veel onder uwe staet: maer hout u inde middelwegh / op dat uwe conscientie niet ge­quetst en worde / indien ghy quaemt te falgeren. Hevt u eere liever als rijkdom. Tracht niet voor so veele vertrouwt te worden als ghy kondt. Als ghy winste gedaen hebt / looft Godt / en gedenckt den armen. Weest niet overdadich; want dat is verteerende noch te gierich; want dat is verachtelijc. Hout altijt een edel en doorluchtich gemoet door een goet verstant geleyt sijnde. Schuwt quaet geselschap door alle middelen / en onder andere dingen wacht u voor paerden wijn / eii vrou­wen: dewelke veele jonghe coplieden bedorven hebben. Stelt een sekeren tijt om ge­meenlijck t' huyste wesen / en so het mogelijck is felt niemant [Page 208] te leur op gesette tijden. Ver­keert op de beurse en andere plaetsen daer cooplieden by een komen: want afwesen ver­oorsaect somtijts dat een men­sche in twijffel getrocken wordt. So ghy voor anderen handelt / doet voor haer als voor u selven: daerdoor ver­krijght ghy vriendenen en goeden naem. Weest versekert dat uwen advijs goedt is / of dattet verandert worde: en wanneer het recht is / komt het sonder missen nae. Reeckent veeltijts met u meesters of cooplieden: want corte reke­ninghen veroorsaeckt langhe vrientschap. Daer sijn onge­twijffelt veele andere dinghen / die noodich sijn waer genomen te worden / die my onmoghe­lijck sijn te bedencken: maer tijdt en ervaerentheydt sullen u die wel leeren. En dunckt het niet vreemt te wesen / dat ghy iets door schande en schade leert: want dinghen op die wijse gheleert / werden best onthouden. Dus hoopende dat mijnen raedt aen u l. in desen / int gheheel niet verworpen sal worden / bevele ick u l. den Heer / een blijve /

D I. getrouwen vrient. C. D.

6 From one friend to another in way of ad­vise about sale and returne of goods.

LOving friend mr. P. after salu­tations &c, I give you to know that I have sent you by IN ma­ster of the Elizabeth of London, who is now bound for Holland, and to set saile within tw [...] dayes if God permit, the severall goods mentioned in th [...] b [...]ll of lading here in closed, which I pray you receave for my use, and let this be your sufficient order and advise to sell and despose of them for me with all fidelity. And m [...]ke returnes to me in sugars or En­d [...]goe [...], or tobaccoe, or french wines, or beaver hats and books, as you shal best be able to accom­modate your selfe for mine ad­vantage, paying your self all char­ges and factorage concerning them. I have also charged you with a bill of exchange to pay to mr N at double usance three hun­dred pounds sterling. If you please to accept it and pay him, you shall doe me a favour, and if the former goods sent you be [Page 210] not yet sold, or amount not to so much, I shall make it good to you when and howsoever you please to charge me with it or any part that you come short. For news we have none at present. the king is still at New castle, but there is no signe or likelyhood of his subscribing to the propositions. The Lord send us an happy peace.

Farewell.
Your loving friend I. K,

6 Van eenen vrient aen den anderen, raedt ghevende weghens het ver­coop en enweder­keeringe van goe­deren.

WAerde vriendt. Mr. P. na groetenisse &c. Ick loet u l weren dat per. I N. schi [...]per handen Elizabeth van London die tegenwoordich nat Hollan [...] m [...]nt se se [...]en [...]n so he [...] Godt toel [...]et / bin [...]en twee o [...]d [...] da [...]en meent [...]e vertrec­ [...]n / Ick [...]en u [...] de verschey­den goederen in dese [...]ageslote­ne cognoffement verh [...]elt / ghe­s [...]den hebbe / ul. versoechen­de [...]ie mij [...]enth [...]lven ie wi len ontfangen / en ac desen [...]ne genoechsanie ordre ende [...]aedt sijn om die voor mijn te be [...]oo­pen en i [...] alle geirouwicheydt te bes [...]eden Er doet mijn we­derkeeringhe in suyckeren / of Indigo / of soback / of France wijnen / of hever hoeden / en boecken / soo als ghy best tot mijnen [...]oo deel te rechte sult konnen komen / us [...]fs be [...]alen­de voor alle de onko en en factorre die angdende gedaen. Ick hebbe u l oock belast me [...] een wisse [...] brief van dry hondert ponden [...]ar mer te betalen aen Mr. N. op dub­bel usance So het u [...] be [...]ieft aen te nem [...]n heschiedt m [...] brientschap / en indien de goede­ren [Page 210] voor desen ghesonden noch onverkocht sijn / of so veel niet en bedraghen / sal icket u l. we­derom goedt doen wanneer en op wat wijse u l. my daer mede gelieft te belasten / of soo veel als u l. te kort sult komen. Niews hebben wy tegenwoor­dich geen. Den Koninc is noch tot Newcasteel / maer daer en is geen teecken of blijck dat hy ondertekenen sal t'geene hem voorgeste [...]t is. De Heere gee­ve ons een gheluckighe vreede.

Vaert wel.
V l. beminden vriendt. I. K.

An obligation for debt.

I C R. of Amsterdam Inkeeper acknowledge and confes by these presents to bee indebted to the worshipfull L. H of the same city merchaunt, or the bearer here of, the somme of five hun­dred guldens at 20 stuyvers a peece, and that for a parcell of Borduice wines bought of him and receaved to my content pro­miseing to pay the said somme at May next coming. And for the same I bind my person and goods present and to come. Renounce­ing all helps and benefits of lawe any wise contrary hereunto, and particulerly telling the law, that generall renuntiation it of no value, except that the spetiall goe before.

By me C. R.

Een obligatie van schuldt.

ICk C. R herbergier in Am­sterdam / bekenne ende belij­de mits desen schaldich te we­sen den eersamen L. H. koop­man der selver stede / oft den brengher deses / de somme van vijf hondert guldens tot 20 stu [...]vers 't stuck / ende dat ter saecke van een partije Bor­deusz wijnen van hem gecocht ende tot mijn ghenoeghen ont­fanghen: belovende de selve somme te May eerst komende te betalen. Ende daer voor verbinde ick mijnen persoon / ende goederen tegenwoordigh ende toekomende / ontseggen­de alle behulpselen ende voor­deelen van rechte desen eenich­s [...]s teghenstrijdende / ende by­sonder den rechte segghende / dat gemeyne ontsegginghe van geender weerden en is / ten zy dat de bisonderen voor gae.

[Page 211]
By my C. R.

Another, somewhat shorter, and with severall payments.

I A B. dwelling at Antwerp, acknowledge and confesse to be indebted to H. M. merchaunt dwelling at Vilain, or the bearer hereof, the somme of Thirty pounds ten shillings & sixe pence flemmish coine, and that for five English cloaths which I have bought and receaved of him: of which cloaths I hold my self to be well satisfied. Therfore I pro­mise to pay him or the bearer hereof the said somme in three payments, to wit Ten pounds in the whitsun faire of Antwerp next coming, Ten pounds more at the Baumas faire, and the re­mainder in the cold faire of Ber­ghen then nex ensueing without any fraud. In witnes of the truth I have &c.

Een ander, wat kor­rer, ende met verscheydene be­ralinghen.

ICk I. Bwoonende t'Antwer­pen bekenne ende belijde schu [...]dich te zijn H. M coop­man woonende te Velaine / ofte den brenger van desen, de som­me van dertich ponden chien schellingen ende ses p [...]nningen Vlaemsche munte / ende dat voor vijf Enghelsche lakenen die ick van hem ghekocht ende ontfanghen hebbe: van welc­ke lakenen ick my wel verge­noecht houde. Daerom beloo­ve ick hem ofte den brengerde­ses de voorseyde somme in drije be talinghen te doen / te weten thien ponden in de Antwerpse Pinxter merci eers [...] komende / noch thien ponden te Bamis­mer [...]t ende de reste in de kou­de merct van Bergen daer aen volghende sonder eenigh be­droch. In kennisse der waer­heyt hebick &c.

An obligation with surety.

We N. I and I B as surety, ac­knowledge by these presents to be indebted and each one of us for the whole and as principall unto A F accepting the same, the some of 600 Charles guldens of twenty styvers a peece, for a sort of linnen cloth bought by the said N I & receaved to his content. For which debt I the said I B stand surety, and make thereof my pro­per debt, promising as principall to pay the same unto the said A F or the bearer hereof, within the space of one yeare. Renounceing of the exception of the division, ordinis excussionis, and all others which might stand me in stead against it. Provided that the said N I. doe free and release me there­from without cost and damage like as I the said N I promise to doe within the space of fifteen moneths. For which we equally bind our persons & goods move­able and immoveable, present and to come. Renounceing all helps and benefits of law any wise contrary hereto, and parti­culerly telling the law that ge­nerall renuntiation is nothing worth except speciall goe before.

N I. I B.

Een obligatie met borge.

WY N. I. ende I. B als borghe / bekenne midts desen schuldich te zijn / ende elck van ons een voor al / ende als principael aen A F 't selve aen nemende de somme van 600 Carolus guldens van twintich stuyvers 't stuck / ter sake van een soorte linde laken by den selven N I ghekocht ende tot sijnen ghenoegen ontfanghen. Voor welcke schult ick I. B. voorss borge blijve ende maec­ke daer mijn erghen schult van belovende die als principael aen den selven A F. oft bren­ger deses binnen den tijdt van een jaer te betalen / ontseggen­de de uytneminghen vander di­visien ordinis excussionis, ende alle andere die my daer teghen soude moghen te stade komen. Behoudelijcken / dat de selve N. I my daer van kosteloos ende schadeloos ontlaste ende ontstae gelijckerwijs ick N. I. voorsz binnen den tut van vijf­thien maenden beloove te doen. Waer voor wy ghelijckelijcken onse persoonen ende goederen roerende ende onroerende / te­genwoordigh ende toekomende verbinden: verwerpende allen behulpselen / ende voordelen van rechte desen eenichsins te­genstrijdende / ende bysonder de rechte segghende dat gemeyne ontsegginghe van gheender waerden en is / ten sy dat by­sondere voorgae.

N. I. I B.

An agreement for hire of an house.

I M. E. acknowledge and con­fesse to have demised (or let) to the worshipful W. O. an house with a garden scituate in Leyden in the cleare street, called the thousand seats, next door to [...]h [...] N; for the terme of eight years following, beginning at May now next coming 1647, and that for the yearly somme of F [...]fty and sixe guldens of twenty sty­vers a peece, to pay every half yeare eight and twenty goldens currant money, the first part wherof wilbe due & shal be payd at Alhallowes tyde or the first of November 1647 or within a mo­neth after that without fraud. Wherewith both partyes being contented, the foresaid demiser and tenant have promised one an other to keep the foresaid condi­t ons, under bond of their per­sons, and goods moveable and immoveable present and to come. Renounceing al helps of law any wise contrary hereunto, and par­ticulerly the law saying, tha [...] ge­neral renuntiation is of no worth except that the spetial goe alo [...]e.

By me M. E.

Voorwaerden van huys huere.

ICk M. E kenne ende belijde verhuert te hebben den eer­samen W. O een huys met een hof staende te Leyden in de klare s [...]eegh ghenaemt de duy­sent vreesen / aldernaest den N voor den tijdt van acht na vol­ghende jaren / ingaende te Mey eerst komende 1647 ende dat voor de somme van ses en vijf­tich guldens tot twintich s [...]uy­vers 't stuck jaerlijcx te beta­len alle half jaer acht en twintich guldensin gangbaren gelde / waer van d'eerste pay op alderheyligen dach of op d'eer­ste Novembr. 1647. verschijnen sal en̄ be taelt moet worden of binnen een maent daer na son­der bedroch. Waermede beyde partyen te vrede zijnde / de voorsz heurder en verhuerder malkanderen belooft hebben de voorschreven voorwaerden te onderhouden onder verbin­tenisse van haere persoonen / ende goederen / roerende ende enroere [...]de / teghenwoordige ende toekomende. Verwerpen­de alle be [...]ulpselen van rechte desen eenighsins tegens [...]rijden­de / ende b [...] sonder den rechte seggende / dat gemeyne ontseg­ginghe van gheener waerden en is ten sy da [...]ter bysondere voorgae.

By my M E,

An acquittance for house rent.

I R P acknowledge by these presents to have receaved of the worshipfull O T. the somme of eightie and three guldens for an half years house rent due for the dwelling house of the said O T sciruat in Peter and Iames street in Amsterdam now at May 1646.

By me R. P.

Quijtscheldinge van huys huere.

ICk R P bekenne mits defen ontfangen te hebben vanden eersamen O. T. de somme van dry en tachentich guldens voor een half jaer huys huere in Mey 1646 verschenen voor het huys daet de voorschreven O T inwoont staende in Pie­ter Iacobs straet tot Amster­dam.

By my R P.

An acquittance for debt.

I A B dwelling at Bridges, ac­knowledge & confes by these presents to have receaved of I G. dwelling at Antwerp, the [Page 215] somme of ten guldens of twenty styvers a peece, which I lent him (or which he was indebted to me) wherof I have lost the obligation which was dated the tenth day of April in the yeare 1644. Of which somme, and of all other debts which hee ha [...]h owed mee to this day, I hold my self well satisfyed, and acquit him of al.

I. B

Quijt-scheldinghe voor een schult.

ICk I B. woonende te Brug­ge bekenne ende belijde mits defen van I G. woonende tot Antwerpen ontfangen te heb­ben [Page 215] de somme van thien guldens van twintich siuybers 't stuck die ick hem geleent hadde (oft die hy my schuldich is ghe­weest) waer van ick de obliga­tie verloren hebbe dat op den tienden dach Aprilis in 't jaer 1644. gedateert was Door welc­ke somme ende voor alle ande­re die hy my tot nu toe schul­dich is geweest ick my voldaen houde / ende hem van alles qu [...]tschelde.

I B.

A clearing of an ac­compt.

THis day the fift of September 1646 have we V F. and G. H. agreed together in friendship and have reckoned from the be­gining to the end for certaine disbursed moneys, dyet, chamber rent, and otherwise, which I V. F demaunded and he remained in­debted to mee by the end of the accompt for the somme of 25 guldens, which I acknowledge to have receaved, and by this all our reckonings are dead and to nothing, and all that was stand­ing out between us satisfied. Acted in Amsterdam in the [Page 216] [...]o [...]s of A. R in pr [...]s [...]pher of A. B and N. [...]. [...]. witness [...] the Fift of September 1646. V. F G. H.

Een af-rekeningh.

OP huyden den vijfden Sep­tembris 1646. zijn w [...] D. F. ende G H. minnelijck over een ghekomen / ende van al­les tot alles afgherekent voor verschoten penninghen / mondt kosten / kamer huer / ende ander­sins / die ick D. F. was e [...]sschende / ende hy my [...]ot slot van rekeninghe schuldich bleef voor de somme van 25 [...]uldens / welcke somme ick bekenne ontfanghen te heb­ben / ende hier mede fijn alle onse reckeninghen doodt en­de te niet / ende alles wat wy met malkanderen hadden uytstaen voldaen Aldus ghe­daen binnen Amsterdam ten [Page 216] huyse van A R in de teghen­woordicheydt van A B. ende N. L. als ghetuyghen / den vijf­ste Septembris 1646. D. F. G H.

A bill of lading after the Hollands man­ner.

I I P. of Amsterdam master un­der God of my ship called the Saint Peter, at this present lying ready in the river of Am­sterdam to saile with the first good winde which God shal give toward London, where my right unlading shalbe, acknowledge and confes that I have receaved und r the ha [...]ches of my foresaid ship of you S. I. merchaunt, to wit foure pipes of oile, two chests of linnen, sixteen buts of Cur­rents, one ball of carvase, five bals of pepper, thirteen rings of brasse wye [...], fiftie bar [...] of iron, al dry & wel conditioned marked with this marke standing before. All which I promise to deliver (if God give me a prosperous voy­age with my foresaid ship) at London aforesaid to the wor­shipful Mr. A I. to his facts of or assignes, paying for the fraight of the aforesaid goods 20 ss by the run. And for the performance of this before written, I b [...]d my self and all myne estates and my foresaid ship with all its ap­purtenances.

I. P.

Een (Connossement (of vracht brief) op d' Hollantsche maniere.

ICk I P van Amsterdam [...]chipper naest Godt van mijnen Schepe ghenaemt de Sinte Pieter als nu ter tijdt ghereet ligghende inde rivier van Amsterdam om metten eer­sten goeden wint die Godt ver­lenen sal te se [...]len na London a [...]waer mijn rechte ontladinge zijn sal / oorkonde ende kenne da [...] ick ontfanghen hebben on­der den overloop van mijn voorsz schip van u S. I. coop­man te w [...]ten vi [...]r pijpen Oly / twee cassen lijnwaet / ses [...]ien botten cordenten / een baal canifas / vijf baelen peper / derthien ringen cooper draedt / vijftich s [...]aven yser / al droogh ende wel gheconditione ert ge­merckt met dit voors [...]aende merck. Alle de welcke ick be­leve te leveren (indien mijn Godt met mijn voorschreven sch [...]y behouden reyse verleent) tot London voorszaen den eer­samen St A I. fijnen factoor ofte ghedepe teerden / mits be­talende voor vracht van dit voorsz goet 20 sꝪ per vat. Ende om 't geene voorsz is te voldoen / verbinde [...] my selven alle mijn goet e [...] mijn voorsz. Schip met alle sijn toe behooren.

I. P.

A bill of lading after the English forme.

SHipped by the grace of God in good order and well conditio­ned by me F P. in and upon the good ship called the Elli [...] or of Pool, whereof is master under God for this present voyage I. C, and now riding a [...] anchor in the Mase, and by God's grace b [...]nd for Southampton, to say two fats contayning 550 l [...] of fl [...]xe, and two bags with r [...]li. of nut­megs, be ng marked and nom­bered as in the margent, and are to be delivered in the like good order and wel conditioned at the aforesaid port of Southampton (the danger of the seas only ex­cepted) unto Mr. I C and Mr. W W or to their assignes hee or they paying straight for the sa d goods according to custome with primage and avarage accustomed.

I C.

Een Connossement (of vracht brief) op d'Enghelsche maniere.

ICk F P hebbe door de ge­ande Godes in goede ordre en wel gecondi [...]ioneert gescheept in het goede Schip ghenaemt d'Ellino [...]r van Poel waer op is [...]oor dese tegenwoordige reyse mee [...]et of Schipper naest Godt I. C. en nu op de Mae [...]e te [...]ncker ligghende / en door God [...]s g [...]nade [...]ae Southamp­ton meent te se [...]en te weten / twee vaten in achoudende 550 li blas en twee sac [...]kens met 50 [...] noten muscha [...]en ghe­merckt en gerombreert a s op de kam [...]en moeten in ghe [...]cke [...]o [...]de ordre en conditie (u [...]tge­ [...]omen de perijculen der Zer) inde voorss haven van Sout­hampton aen Mr. I C. en Mr. W W. of die sy ordonneren fullen ge [...]evert worden / hy ofte s [...] voor bracht der voorsz goe­deren volghens cos [...]u [...]m be ta­lende me [...] priem gelden avarie nae behooren.

I C.

A Bill of exchaunge. London the 20 Februarij 1645. for li 100 starlinge at. 38 sꝪ. 2 d flemish.

AT double usance pay this my first of exchange to Mr. D. D. or assignes one hundred pounds starlinge at thirty eight sꝪ. two pence Flemish for th [...] valew of Mr. N. A. and place it to myne accompt as per advise.

yours. D. M.
To Mr. L. P. marchant in Amsterdam.

Een wissel brief. London ady 20 February 1645. voor li 100. starlinex a. 38. ss 2 d vlaems.

OP dobbel uso betaelt desen mijnen eersten wis­sel brief aen Sr. D. D. of ordre hondert pond [...]n steerlinex tot acht en dertich schellinghen twee grooten vlaems. de waerde van Sr. N. A en stelt het op rekeninge als peradvijs

Vl. vriendt D. M.
Aen Sr. L P. coopman tot Amsterdam.

Another In Amsterdam the 5. Septemb. 1646. For li 100 starlinge.

AT usance not having my first pay this my second of exchange to Mr. P. L. o [...] assignes one hun­dred pounds sterling the valew received here of Mr. I. H. make [Page 219] good payment and place it to ac­compt as per advise.

your loving friend I. N.
To Mr I G. merchaunt in Amsterdam.

Een ander.
voor li: 100. star­linxs.

OP uso mijn eersie niet heb­bende / betaelt dese mijne tweede wissel brief aen Sr. P L of ordre hondert ponden steer­lincx de waerde alhier ontfan­gen van Sr. I. H. Doet goede [Page 219] betalinge en stelt het op reke­ninge als per advijs.

V l. vrient I N.
Aen Sen. I G. Coopman tot Amsterdam.

An assignation.

Mr. C. L. bee pleased to pay to Mr. H. G. or to the bearer hereof fower hundred and fifty guldens and it wilbee as satisfactory as payd to my self.

A. G.

Een ghelt bewijs.

Sr. C. L. u l. gelieve aen Sr. H. G. of aen thoonder deses te betalen vierhondert vijfftich guldens en het sal u l. teghens my voor goede betalinghe ver­strecken.

A. G.
FINIS.

A table of the principal matters conteyned in this little book; by the help whereof the scholler may find out any thing there­in for his use either in the learning of the matter or signi­fication of words.

  • THe [...]cope of the work. p [...]. 1
  • Of the letters and their distribu­tion. 2
  • The ab [...]eviation [...] used in the En­g sh tongue. 3
  • O [...] dip [...]ongs. 4
  • Of Consonant-Syllables, and many necessary observations a­bout the reading and pronun­ciation of words. 6
  • Of the noune subs [...]antive, and [...] particles, nombers, and cases. 15
  • Of the noune ad [...]ctive and i [...] comparison. 18
  • Of the pronoune and its severall k [...]nds. 21
  • Of the verb and his conjugacion in all moods, tenses, nombers, and persons. 24
  • Of the parts of speech that are undeclinable, to wit, ad­ [...]. 31
  • [Page 221]Conjunction, preposition, and interjection. 32
  • Of Syntax s. 33
  • Certaine examples of s [...]ntences profitable in the prac [...]se of the foregoeing rules. to wit.
    • 1 The ten Commandements. 36
    • 2 The Lords prayer. 38
    • 3 Christs Commission to his Apostles. 39
    • 4 Institution of the Lord's sup­per. 39
    • 5 Ecclesiastical discipline. 41
    • 6 The Creed. 41
    • 7 The Nicene Creed. 42
    • 8 Athanasi [...]s his creed. 44
    • 9 The 35 and 39 chapters of Iob, and a part of the 40 and 41 Chapters wherein many beasts & other things are spo­ken of very profitable for the for [...]derance of the scholler in the knowl dge of the tongues. pag 47.
    • 10 The 4, 5 and 6 chapters of the Epistle of Paul to the E­phesiant, wherein the dutie of C [...]ri [...]ians i [...] largely handled as wel in generall as particu­ler. 55
    • 11 The 91 Psalm, which is very comfortable for distressed hearts, wherein many sick­n [...]ss [...]s and troubles are spoken of, in this case very needfull to be know [...]o. 63
    • 12 Certaine moral sayings and fam liar (or proverbiall) spe [...]ches, very pleasaunt to the mynd, and profitable for the exercise of the tongue set downe under 45 heads or chapters. to wit.
      • [Page 222]1 Of the feare of God. 65
      • 2 O [...] duty to Parents and superi­ours. 65
      • 3 Duty to a mans self. 66
      • 4 Duty to neighbours. 67
      • 5 Repentance. 67
      • 6 Vertue. 67
      • 7 Education of children. 68
      • 8 Pride and humility. 68
      • 9 Covetousnesse and liberality. 69
      • 10 Hatred and envy. 70
      • 11 Wisdome and knowledge. 70
      • 12 Patience and anger. 71
      • 13 Temperance and mediocrity. 71
      • 14 Good and bad company, 73
      • 15 Courtesy and kindenes. 74
      • 16 The good or evill vse of the tongue. 75
      • 17 Backbiting. 77
      • 18 Corruption and nature. 78
      • 19 Riches and poverty, 78
      • 20 Prosperity. 81
      • 21 Thriftines. 81
      • 22 Labour and diligence. 82
      • 23 Idlenes, 83
      • 24 Iesting. 84
      • 25 Rebukes 84
      • 26 Injury. 86
      • 27 Time and oppertunity 86
      • 28 Cont [...]nta [...]ion. 87
      • 29 Cont [...]ntion and vnity 88
      • 30 Ly [...]ng, 89
      • 31 Women, lo [...]e, wo [...]ing, ma­riage, and [...] man and wife. 89
      • 32 Hast and sobriety. 9 [...]
      • [Page 223]33 Promises. pa. 93
      • 34 Friendship and confidence. 93
      • 35 Discretion. 94
      • 36 Secrecie. 95
      • 37 Nec [...]ssity. 95
      • 38 Retribution. 96
      • 39 Service. 97
      • 40 Iourney-speeches. 97
      • 41 Imitation and likenes. 98
      • 42 Honour, offices; and matters of State. 99
      • 43 Mingled speeches. 101
      • 44 Good counsell in severall cases. 104
      • 45 Christian remembrances. 105
    • 13 The head nomber. 105
    • 14 The ordinall nomber. 106
    • 15 The daies of the week and moneths of the yeare. 106
    • 16 Dialogues and ordinary dis­courses among men. as fol­low, to wit.
      • 1 Morning salutations. 107
      • 2 Salutations at meeting and parting. 108
      • 3 Salutations for the evening tide and night. 109
        • An other of the same. 110
        • Evening prayer. 112
      • 4 Childrens talke of rising up in the morning, and goeing to Schoole, and other familiar things. 113
        • Morning prayer. 114
        • A short prayer before breakfast 116
      • 5 Schoole-talke, about writing, learning lessons, and the things thereunto belonging. 118
      • [Page 224]6 A child relateth orderly to his u [...]sh [...]t what he & his Schoole­fe [...]wes have don in their ri­sing up, cloathi [...]g th [...]m, and oth [...]r things, wh [...]rin the names of many things belongi [...]g to the body are spoken of. After that th [...]y discours o [...] di­vine matters. A sermon is h [...]ard: out nothing remembred of it. 129
      • 7 C [...]taine short dialogues, wherein scholler a [...]e their master l [...]ave to goe foor [...]h on several [...] occasions. 139
      • 8 A Scholler inviteth his master in hi [...] fath [...]rs name to wa ke to the garden. 143
      • 9 The diligence of a learn [...]d fa­th [...] in [...]h ng of his chi [...]dren at home. 144
      • 10 Two boyes compare their age [...]gither. The d [...]igence of a learned pedagogue is praised. 147
      • 11 Two boyes count th ir bookes. Men must read extra­ordinary books sometimes. It is bet er to learne late than never. A book tha [...] it f [...]rly bound i [...] shewed. Some questi­ons [...] it wer must not provoke God in [...]ers. 149
      • 12 All things ought to bee s [...]t after heavenly matters. It is shamefull for one to reprove another of that whereof h [...] himself is guilty. A father [Page 225] giveth the master charge of his son. Correction is necessary. and therefore to be borne. The commendations of Scholastical discipline. A rare example of a boy that desires of himself to dwell in the Schoole. 152
      • 13 A meale of ten persons. 163
        • Prayer before meat. 170
        • Thankesgiving after meat. 180
      • 14 How to learne to buy and sell. 182
      • 15 How to demaund a debt. 187
    • 17 The forme of writing let­ters, and making acquittan­ces and other such like thinges. to wit.
      • 1 A letter from a son to his fa­ther in acknowledgement of his carefull education of him. 190
        • The answer to the former letter. 192
      • 2 From a son to his father long­ing to heare from his parents, and to have some money sent him 194
        • The answer. 196
      • 3 From a son to his father, asking his counsell and consent in way of marriage. 197
        • The answer. 200
      • 4 A father sends his son to a Schoole master, and gives him charge to feed and instruct him, and promiseth to pay him for it. 202
      • 5 One friend counselleth ano­ther, how to proceed well in merchandizing which he hath [Page 226] newly begun. pag. 204
      • 6 From one friend to another in way of advise about sale and returne of goods. 209
      • 7 An obligation for debt. 210
      • 8 Another somewhat shorter, and with severall payments. 211
      • 9 An obligation with surety. 212
      • 10 An agree neat for bi [...]e of an house. 213
      • 11 Acquittance for hous [...]ent. 214
      • 19 An accquittance for debt. 214
      • 13 A clearing of accompt. 215
      • 14 A bill of lading after the Hol­lands manner. 216
      • 15 A bill of lading after the Eng­lish forme. 217
      • 16 A bill of exchange. 218
      • 17 An other. (ibm) ibidem
      • 21 An assignation. 219

Een register vande voornaemste din­ghen in dit kleyn boeckgen vervat; door hulpe waer van den leerlinck alles tot fijn ghe­bruyck vinden sal, ofte omme de saec­ke of de uytleg­ginghe der woor­den te leeren.

  • DEn inhoudt van 't werck. pag. 1.
  • Van de letteren ende haert verdeelinghe. 2
  • De vercortinghen in d'Enghel­sche tale [...]ebru [...]ckelijck. 3
  • Vandigh konijen. 4
  • Van Consonant-syllaben / ende veel noodighe onderhoudin­gen aen [...]aende het lesen ende [...]ghelu [...]t der woorden. 6
  • Van de nomen substantivum ende haer partijck [...]en / getal­len ende casus. 15
  • Van de nomen adjectivum ende haer verghelijckinghe 18
  • Van de pronomen ende sijn versche [...]dene soorten. 21
  • Van 't verbum ende sijn veran­deringhe in alle mooden ten­sen / ghe [...]allen / en persoo­nen. 24
  • Van de dee [...]en der sprake die inderlinabel zijn / te weten / adverbium. 31
  • [Page 221]Conjunctie / prepositie / en in­terjectie. 32
  • Van S ntaris. 33
  • Eenighe exempelen van rede­nen ghedien [...]ch in d'oeffe­ninghe der voorgaende re­gelen te weten.
  • 1 De tien geboden. 36
  • 2 Het ghebedt onses Hee­ren 3 [...]
  • 3 'T Bevel Christi aen sijn A [...]elen. 39
  • 4 Insettinghe des avont­maels. 39
  • 5 Hercke [...]ijcke ordeninge. 41
  • 6 Gheloo [...]s ad [...]jcke' en. 41
  • 7 Het [...]i [...]een geloof. 42
  • 8 Arhan [...]sa ge [...]oof. 44
  • 9 Den 38 en 39 capi [...]. Iobs / oock een gedeelt des 40 en 41 cap daerinne van veele [...]he­di [...]rten en a [...]vere dinghen ghespreken wordt s [...]er pro­fijtelijck om de [...] eerlingh in de kennisse der talen te vor­deren. 47
  • 10 De 4 5 en 6 capittel en des Sendt-brief [...] Pauli aen den Ephe [...]nen: waerin de plicht d [...] Chri [...]enen in 't breet verhandelt wordt soo wel in 't ghemeen als in [...] b [...] ­sonder. [...]5
  • 11 Den 91 Psalm d [...]e voor be­naude herten seer troostelijt is: waerinne van veele sieckten en que [...]lin [...]ken he­sproken wordt / in d [...] s [...]ke seer noodich gheweten te worden. 63
  • 12 Eenige stichtelijcke sp [...]cuc­ken en [...]emeene (of prover­bi [...]e) spreeck woorden / den geest f [...]er v [...]r [...] [...]ec [...]e [...]ijck en voordelijck [...]o [...] d'oeffenin the der sprake onder 45 hooft stucken ofte capi [...]telen ghe­stelt te weten.
    • [Page 222]1 Van de vrese des Heeren. 65
    • 2 Vande plicht aen onse ou­ders en overheden. 65
    • 3 Van de plicht aen ons fel­ven, 66
    • 4 Van de plicht tot d'even naesten. 67
    • 5 Van bekeeringhe. 67
    • 6 Van deucht. 67
    • 7 Opvoedinge van kinderen. 68
    • 8 Hoevardije en nedericheyt. 68
    • 9 Giericheydt en mildicheydt. 69
    • 10 Haet en nijt. 70
    • 11 Wijsheydt en wetenschap. 70
    • 12 Lijtsaemheydt en toornic­heyt. 71
    • 13 Maticheyt en middelmaet. 71
    • 14 Goed en quaet geselschap. 73
    • 15 Beleeftheydt en vriende­lijckheyt. 74
    • 16 Het goet of quaat gebruyc der tonghe. 75
    • 17 Achter-klap. 77
    • 18 Verdorventheyt / en̄ aert. 78
    • 19 Rijckdom en armoede. 78
    • 20 Voorspoet. 81
    • 21 Sa [...]iche [...]t. 81
    • 22 At [...]en naersticheyt. 82
    • 23 [...]dig [...]aet. 83
    • 24 Boer [...]ge. 84
    • 25 V [...]rit [...]nge. 84
    • 26 [...]ngh [...]lijck. 86
    • 27 T [...]dt en [...]elegentheyt. 86
    • 28 Vergenoeginghe. 87
    • 29 Twi [...] en eenigheyt. 88
    • 30 [...]eughen. 89
    • 31 Vrouwlu [...] / liefde / vrijen / [...] / en plichten [...]usschen man en wijf 89
    • 3 [...]ae [...]cheyt en fachtmoe­dicheyt. 91
    • [Page 223]33 Beloften. pa. 93
    • 34 Vriendtschap en vast be­trouwen. 93
    • 35 Bescheydenheyt. 94
    • 36 Verborgentheden. 95
    • 37 Nootsakelijcheyt. 95
    • 38 Weder-looninge. 96
    • 39 Dienst. 97
    • 40 Reys spreucken. 97
    • 41 Navolginghe en ghelijck­heyt. 98
    • 42 Eere / ampten / en saecken van State. 99
    • 43 Ghemenghde spreucken. 101
    • 44 Goede raden in verscheyde saken. 104
    • 45 Christelijcke bedenckin­ghen. 105
  • 13 Het hooft getal. 105
  • 14 Het order getal. 106
  • 15 De daghen van der weke en maenden van den jaere 106
  • 16 T' samen-spreeckingen en gemeyne coutingen onder de menschen / als volght / te weten.
    • 1 Morgen groetenissen. 107
    • 2 Groetenissen in't ghemoe­ten / en van malkanderen s [...]heyden. 108
    • 3 Groetenissen voor den a­vond-stont ende nacht. 109
      • Een ander van de selve. 110
      • Het avondt ghebedt. 112
    • 4 Kinder ghespreck / van f'morghens op te staen / schoole gaen en andere ge­meynsame saecken. 113
      • Het morghen gebed. 114
      • Een kort ghebedt eermen ontbijt 116
    • 5 School-praetgens we­ghens schrijven lessen lee­ren / ende het ghene daer aen behoort. 118
    • [Page 224]6 Een kindt verte'dt ordent­lijck aen sijn ondermeester al wat hy en̄ si [...]ne mede [...]esel­len in hare ops [...]aen beklee­din e e [...] ardere dingen / ge­daen bebben. waeri [...]ne van de namen van vele dinghen het lijf aengaende gesproken werdt Daer nae spreken sy van goddelijcke saecken. Een predicatie wordt ghehoort: maer rie [...]s daer van onthou­den. 129
    • 7 Ceri [...]e [...]orte t'somer spre­kinghen waerinne School jon [...]here van haren mees er verlof e [...]schen om versche [...] ­dene oorsaecken uyt te gaen. 139
    • 8 Een School-jonghen noo­dight [...] [...]e [...]s e [...] u t naem van sijn Vader in den hof te gaen 143
    • 9 Ve [...]ee [...]s icheydt van een [...]eleerden Vader in't onder­wijsen van sijne kinderen b [...] [...]hu [...]. 144
    • 10 T [...] [...] verghelijc­ken h [...]ere jaren. De naer­s [...]c [...]dt van een gheleerde [...]inder mees er wordt ghe­presen. 147
    • 11 Twee jonghens tellen malkanders boecken. Men moet somtijts o [...]ghewoone boecken lesen Het is beter laet a s nimme [...] eer te lee­ren. Een boeck dat fracy geberder is wer [...] verleert. [...] he [...]regh [...]d er ever. In onse boortin [...]hen moet­men Godt niet vertcorner. 149
    • 12 Alle din [...]hen moetmen achter de [...]oddelijck [...] saken se'len. Het is schandelijck een arbet te berispen voor't ghene [...]hy selve [...] do [...]t. Een [Page 225] Vader beveelt sijn soon aen­de meester. Tucht is noodt­sakelijck / en daerom moet men't verdraghen. Lof der school-tucht. Een u [...]tnement exempel van een [...]on hen die van sich selfs in't school be­gheert te woonen. 152
    • 13 Een maeltijdt van thien persoonen. 163.
      • Het ghebedt voor den eten 170
      • Danck-fegginghe nae den eten. 180
    • 14 Om te leeren coopen ende vercoopen. 182
    • 15 Om een schult te e [...]sschen. 187
    • De maniere / boemen brieven schrijven obligatien en qu [...]t­scheldingen / en diergelijcke dingen maken fal, te weten.
      • 1 Een brief van eenen soon aen sijn Vader / de sorghe wegens sijne opvoedinge be­kennende. 190
        • Antwoort op de boven geschre­ven brief. 192
      • 2 Van een soon aen sijn Vader verlangende van sijn ouders te hooren en dat hem eenigh gheldt toeghesonden worde. 194
        • Antwoort. 196
      • 3 Van een Soon aen sijnen Vader / sijn raedt en bewil­liginghe om te huwelijcken versoeckende. 197
        • Antwoort. 200
      • 4 Een Vader sendt sijnen Soon een School meester / wien hy beveelt le voeden en te onderwijsen / waer voor hy hem betalinghe belooft. 202
      • 5 Eenen vriendt gheeft den anderen raedt / hoe hy in sij­nen handel dat hy eerst be­gonnen [Page 226] heeft wel voort salvaren. pag. 204
      • 6 Van eenen vriendt aen den anderen raet gevende we­gens het vercoopen en we­der keeringe van goeden. 209
      • 7 Een obligatie van schuldt. 210
      • 8 Een ander wat korter en met verscheydene vetae­lingen. 211
      • 9 Een obligatie met borghe. 212
      • 10 Voorwaerden van huys huere. 213
      • 11 Quytscheldinge van huys huere. 214
      • 12 Quytscheldinghe voor een schult. 214
      • 13 Een afrekeningh. 215
      • 14 Een vracht briefop d'Hol­lantsche maniern. 216
      • 15 Een vracht br [...]f op d'En­gelsche maniere. 217
      • 16 Een wissel-brief. 211
      • 17 Een ander. (ibm.) ibidem
      • 18 Een gelt bewijs. 21 [...]

Praefatione.

pa: lin. lege.
1. 23 these parts
2 22 door occasie
4 1 weighty occasione
22 workers togither

In libro.
pa: lin. lege.
5. 30 wanneer de leste
34 Syllabe af deelt
6 28 tot onderwijsinghe
8 1 onbekent zijnde
4 daerom moet.
10 8 gende u voeren
38 voorders moet
11 20 als Pharaoh leest
16 20 woord s ofte n met
36 singularis
19 10 from a good
21 15 singulari mee
26 23 hebt bemindt
31 25 in no wise
32 door toevoeginghe
35 15 spreucken
40 25 not discerning
45 30 neither made
46 16 before all
24 although he
48 23 be broken
49 15 en is / op
52 19 gras as an
57 19 onreynigheydt
58 13 Godts niet
61 29 thing any
40 his might
63 12 that love
64 10 der godtloosen
82 28 en acht
92 32 The candle
34 but to
96 2 noodwendigheyt
102 40 sees not
109 20 night
24 with your
110 3 againe require
14 hartily
113 1 who hath
114 16 you are
119 37 what I have
122 35 hebben: s [...]et
126 10 po [...]ages
130 20 banerhen ick
27 nestelen vast
134 15 leven
138 19 vergeef u de
142 9 mijn broeder.
145 47 s [...]e d [...] hy
148 5 a pedagogue
32 we use
161 39 by benef [...]s lastly
162 16 noch de slaghen
43 ick weet
163 30 God be with
165 24 Set op
25 white towell
168 15 your co [...]sin
178 10 Hebt ghy
182 16 the cold
187 23 deleatur u
190 15 and loving
192 13 deleatur,
32 deleatur.
198 7 estate, and by your care
201 39 deleatur,
202 32 deleatur?
203 3 deleatur:
206 45 for [...]e en hoe
46 hebben Weest
20 [...] 1 [...] too much to

This keyboarded and encoded edition of the work described above is co-owned by the institutions providing financial support to the Text Creation Partnership. Searching, reading, printing, or downloading EEBO-TCP texts is reserved for the authorized users of these project partner institutions. Permission must be granted for subsequent distribution, in print or electronically, of this EEBO-TCP Phase II text, in whole or in part.