Regelen tot onderwijsinghe Van de ENGELSCHE TAELE. by een gestelt tot dienste der ghener, die lust ende begheerte tot de kennisse der selve hebben.
Den Inhout van't Werck.
MYn voornemen en is riet / om een volko [...]n Grammatica van de Engelsche tale te maken / ende daerom heb ick vele observatien (die ick aenghemerckt hebbe) me [...] oorda [...]i overghesla [...]hen: maer alleenlijck den lee [...] gierighen soo vele noodwendighe reghe [...] voor te stellen / als moghen ghenoeth [...] haer tot het rechte spreken en ver [...] van de selve taele te leyden. A'le 't welcke ick hier siellen sa onder dese twee Gramaticale hooft-slucken / Etymologie enve Syntaxis.
Waer van den eersten dient (nae den erghendom ofte bednydinghe van dien woort) om recht te spreken. Onder de welcke ick alsulcke observatien begrijpen fall als diensich sijn tot kernisse der namen / ghe uyt / en pronunciatie vande 'esteren / [...]ocalen / Diphthongen / Syllaben / en vocabulen; mitsgaders de ghedeelten der sprake met de aenkleven van dien / foo verre als ick in dese sake van nooden hebbe / ende niet meer.
Den laetsten dient tot verstant ende Constructie ofte 'tsamen-ordeninge van 't gene gelesen is ofte ghehoort geschreven oft ghesproken doer een ander / ende oock tot een oprecht t'samen voeginghe der woorden in eens eyghen sprake of geschrifte aen een ander.
Vande Etymologie. Het eerste Capittel. Vande Letteren en haere verdeelinghe.
VOor eerst hebben wy aen te mercken de namen der Letteren / en hier in accordeert de Engelsche tale met de Latijnsche [Page 2] ende Duytsche / behalven in g, h, i.
De letteren sijn a, b, c, d, e, f, g, h, i, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, w, x, y, z.
Dese Letteren sijn verdeelt in twee soorten / vocalen / ende consonanten / ghelijck in alle andere talen.
Onse vocalen sijn defe a, e, i, o, u. van welcke vijve / twee werden dickwils in Consonanten verandert / namentlijck / i, ende u, ende dan ghemeenlijck andersints gheschreven sijn als I ofte i ende V ofte v. Ende daerom voeghen sommighe in 't schrijven van onse Letteren dese by 't Alphabet voor de letter van dien name 't welcke altijdt een vocael is / als j, i, v, u; &c. Dese vocalen i ende u werden veel tijts in Consonanten verandert wanneer een ander vocael na volget als in.
- Iames
- interjection
- rejoyce
- Iuniper
- salvation
- verelie
- Service
- vocation
- advantage.
Alle de Letteren uytghenomen de vocalen / sijn Consonanlen / beha [...]ven y die de kracht van beyde heeft.
Wat aengaet 't gheluyt van onse vocalen a, e, i, o, u, al hoe wel ick daer fatsoens halve wat van spreken konde: Nochtans terwijl ick weet dat sy soo veel vant gheluydt der Duytsche vocalen niet en verscheelen dattet waerdich is het ge moet der 'eer'ingen daer mede te bekommeren; sal ick hier sulcr overslaen / niet twijfelende of ick sal hier na gelegentheyt hebben sulcke regulen te stellen die alle schijnende onder cheyt sullen wechnemen.
Oock komt de kracht en gheluydt van alle onse Consonanten in't Engels / met de Duytsche ende Latijnsche over een / oste verscheelen heel we [...]nich behalven dese navolghende.
aTen eersten is onse d soo krachtich niet; want de Duytsche 't selvighe dickwils prononceren als of het dt was: Maer wy alleenlijck en flechtelijck d.
g & hTen tweeden g ende h vallen oock swaer in onse tale door breemdelinghen gheprononcieert te worden / principaelijck in fommighe woorden: daerom is het hoochnoodich alsmen begint te leeren een School-meester ofte vrient te hulp te hebben / om haere tonghe op het rechte gheluydt van dese letteren te brenghen.
iTen derden al staet onse i als Consonant ofte vocael werdt het volkomender uytgesproken dan de Duytsche ofte Latijnsche tale vereyscht: 'T welck den scholier met weynighe hulp in 't leeren van dese navolgende Syllaben ende Exempelen / beter sal verkrijghen; dan met alle de regulen die tot dien eynde soude uytghevonden werden.
yTen vierden heeft y in onse Engelsche tale altijdt het geluyt van ij in Duytsch / ende somtijts bekleedt die de plaetse van [Page 3] een vocael / a [...]s in thy, my, may, way; ende somtijts van een Consonant / ghelijck: als in yeild, yoke, yarne, yesterday, yeare.
Hier is oock aen te mercken / dat in Enghels veel van onse letteren voor Cijfer ghetal (ghelijck in andere talen) gebruyckt werden / als MDCXLVI &c. veel oock van onse letteren staen somtijts voor heele woorden / waer van de leerling betijts kennisse moet hebben / gelijck als y e voor the y t voor that, y u voor thou. Ende wy hebben een ghebruyckelijcke abbreviatie in onse tale / ghelijck als in 't Latijn / namentlijck & voor and &c voor and so forth, ofte and so forward. i. e voor that is to say, viz voor to wit oft namely. q. d. voor as if he should say, ofte as if he would have said, ende veel dierghelijcken / als.
- Ma tie voor Majestie
- Ho ble voor Honourable
- H d voor Honoured
- Lo p voor Lordship
- R d voor Reverend
- S r voor Sir
- wor pll voor Worshipfull
- K t voor Knight
- Esq r. voor Esquire
- yo r voor your
- o r voor our
- m t voor ment
- w t ofte w th voor with
- w c ofte w ch voor which
Capit. II. Van diphthonghen.
NAdien wy ghesproken hebben van 't gheluyt der vocalen en consonanten / soo komen wy tot de Syllaben / 't welck is 't gelu [...]t van een ofte meer letteren. Een Syllabe van een letter is een enckel vocael / die een gheluydt by sich self heeft. Een Syllabe van verscheydene Letteren / is ofte een diphthongus / oft een Consonant Syllabe.
In de Engelsche tale en weten w [...] niet van de diphthonghen ae ende oe, ten sy in woorden die van de Latijnsche tale gesproten sijn / ofte in eygentlijcke namen die haer eyghen letteren moeten behouden / als Caesar, Aeneas, oeconomie, &c. Doch wy hebben in onse tale menichmaal twee vocalen by malkandenen die de plaetse ende geluyt van diphthongen bekleeden / ende moghen also genaemt worden. De vertooninghe ende kracht van de welcke den leerlingen in dese na volghende exempelen ende regulen voor ges [...]elt worden viz.
- aa als in Baal, Isaac.
- ai als in b [...]aine, mountaine, faire, despaire.
- au als sauce, laud, applaud.
- aw als sawe, straw, law.
- ei als seize, receive, weight.
- ey als pr y, valley.
- e [...] als I [...]uce, rheume, Eustace
- [...]w als Iew, few, new, brew.
- ou als ounce, mountaine, trouble, bloud, gourd.
- ow als sow, Cow.
- oi als cho [...]ce, oi [...]e, void.
- ay als joyne, destroy, annoy, imploy, boy, joy.
Alle welcke diphthonghen meesten-deel haer geluydt gheven [...]helijck de s [...]ve diphthongen in de Du [...]tsche tale: doch daer sijn eenighe andere waer op wy acht moeten nemen als namenlick.
[...]id welcke meer gheluydt gheeft op de u dan op de i als in dese woorden te fien is / fruit, suite: ende somtijdts meer op de i als op de u als in buy, build, Conduit.
ie werdt cock in Enghels essen alleens ghepronunceert als in Darts / se weten field, vield, shield, friend: ten zy dat de [...]sie van dese twee vocaelen de Syllabe doet verdeelen / als [...]n Ezeki-el, Dani-el, Gabri-el &c, cock ten w [...]ere dese iede [Page 5] leste letteren van een woord sijn / alwaer het gheen diphthongus is maer presenteert alleenlijck een vocael gheprolongeert / als ick u. l. op sijne bequamer plaetse sal te verstaen gheven.
ea wiens pronuntiatie ghemeenlijck over een komt met ee in Duyts als in.
- leave
- increase
- beasts
- weare
- conceave
- creature
- beare
- beneath
- feare
- ready
- weapon
- speake &c.
- heaven
- breasts
Ten sy de leste deser twee vocalen de Syllabe doet dividee [...] ren als in.
- Cre-ation.
- Chalde-ans.
- Cre-at.
- Idume-a.
- Cre-atour.
Maer somtijts heeft ea 't gheluydt van ie in Duyts als in yeare, heare, appeare; ende somwijlen alleenlijck van a als in heart; doch (mijns bedunckens) waer het beter dat de e daer inne souden gheluydt worden.
oo wiens pronuntiatie over een komt met oe in duyts / als in foole, stoole, poole, moone, good, food.
ee Dit komt oock met de durtsche pronuntiatie van ie over een als in dese woorden blijckt / wheele, feel, thee, see, mee, beer, steeple, feed, bleed.
eo heeft 't gheluydt van ie in Duyts / als in people, behalven in eenighe woorden alwaer sy het distinct gheluydt van e ende o hebben doch soo volkomelijck niet als wanneer sy apart staen / als in. Ieopardie, geometrie, George, ende anneer de lefte van de twee de Sillabe divideert als in More-over.
oa wiens gheluydt oock met oo in duyts over-een komt / als in cloath, cloathed, boate, goale, broad, ten zy wanneer die laetste van dese twee vocalen de Syllave af-deelt als in Mo-ab, Io-ab,
Maer onder alle onse diphthonghen sijnder gheen onsekerder om daer regulen van voor te stellen als onse oe die somtijts ghepronuntiert werdt ghelijck oe in duyts als in Shoe, doe, shoes &c, Maer meermaels ghelijck oo in duyts als in.
- toe lees [...] too
- goe lees [...] goo
- foe leest foo
- moe leest moo
[...]a wanneer die ghebruyckt werden als een diphthongus / geben alsdan haer gheluydt ghelijck aa als in guard gaard: Maar wanneer u achter g ofte q tot beter klang van dese letteren komt dan luydt het andersints / even ghelijck de Duytschen gemeenlijck dese woorden prononti [...]ren Gualter, quarrell.
Dit selke mach van ue gheserdt werden / die de kracht van u berliest in guest gest: Maer in quest, guerdor, &c. vereyscht het de kracht van u.
Niet veel onghelijcker is uo als in quoth: doch dese diphthongus werdt weynich in de Engelsche tale ghebruyckt.
Capit. III. Van Consonant-Syllaben, ende veel noodige observatien aengaende het lesen ende 't geluyt der woorden.
EEn Consonant-Syllabe / is het gh [...]ne welcke neffens een vocale ofte diphthongus / een o [...]te meer Consonanten in sich heeft / waer van woorden gemaeckt werden; en daer van su'len wy nu spreken / met 't onderscheyt der pronuntiatie van dieu / soo verre als onse tale eenigh verschil niet de Nederlansche heeft. By occasie van dieu sal ick oock alle sulcke observatien inbeeren als tot dese sake neodigh fijn / so in 't lesen als gheluydt der woorden in onse tale: waermede ick het eerste deel van Enghelsche Etymologie eyndighen sal: waer door het recht lesen ende gheluyt der woorden gheleert wordt.
Maer hier in en kan ick niet versekeren / dat ick bequame regulen voor fal stellen tot onderwijsinghe in elcke fluck die in onse taele voor soude moghen vallen / om dat het swaer valt exempelen in andere talen te vinden waer mede men het rechte geluyt van veele Syllaben in de Engelsche tale voorstellen kan: Even wel hope ick daer soo verre in te gaen / datter weynigh dinghen in onse tale ghevonden sullen worden verscheelende van de duytsche maer den leerling sulcke goede onderwijsinghe daerinne hebben sal waer door hy mei heel weynighe moeyte tot goede perfectie sal konnen geraken.
Ende daerom denckt my goed ten eersten alsulcke exempelen [Page 7] voor te stellen waerin de pronuntiatie van onse tale eenighsins swaer is: welcke voor eerst wel gheleert sijnde / sal den leerling bevinden / dat hy een goeden voortgangh inde pronuntiatie en 't gelu [...]t der woorden ghedaen heeft / ende andere dingen sullen daer door te eerder begrepen ofte verstaen worden.
- Ad, ed, id, od, ud.
- Ag, eg, ig, og, ug.
- As, es, is, os, us.
- Ba, be, bi, bo, bu.
-
Ca,
Nota dat ce en ci gheluyt moeten worden als se si.ce, ci, co, cu.
- Fa, fe, fi, fo, fu.
- Ga, ge, gi, go, gu.
- Ia, je, ji, jo, ju.
- Qua, que, qui, quo.
- Sa, se, si, so, su.
- Bab, beg, big, bog, bug.
- Dad, ded, did, dod, dud.
- Dag, deg, dig, dog, dug.
- Gag, geg, gig, gog, gug.
- Hag, heg, hig, hog, hug.
- Iag, jeg, jig, jog, jug.
- Cha, che, chi, cho, chu.
- Pha, phe, phi, pho, phu.
- Sha, she, shi, sho, shu.
- Tha, the, thi, tho, thu.
- Wha, whe, whi, who;
- Ath, eth, ith, oth, uth.
- Atch, etch, itch, otch, utch.
- Ach, ech, ich, och, uch.
- Glad, bled, flid, chod, chud.
- B [...]ad, legge, pigge, log, mug.
Exempelen voor de pronunceeringhe van ch in 't voorste-deel van een Syliabe. chap, chapple, chamber, Charles, chest, ch. cherrie, chiefe, chose, churle, children, chide.
ch in't eynde van een Syllabe / als which, watch, such, much, fetch, filch, witch, preach, match, stretch, pitch, botch, butcher.
Die voor vremdelingen beyde moeyelijck vallen vermits het swaer valt eenighe exempelen in andere talen te vinden tot onderrechtinghe van de rechte pronuntiatie; doch sommighe segghen dat het gheluyt geeft na de Spaensche: daerom sal het den leerling profijtelijck zijn eenighe hulpe hier in te ghebruycken / want sonder goede pronunciatie v [...] dien kan hy swaerlijck van een Engels-man verstaen werden.
Maer ch in 't eynde oft in 't begin van een Syllabe in Hebreeusche ende Griecksche woorden ende eyghen of propere namen / werden na de Duytsche maniere gepronuncieert / als in Melech, Melchisadech, Alchymie, Catechisme.
c Door e ofte i heeft het gheluyt gelijck s, c doch seer fijn en scherp / als in faced, center, circle: Maer voor a, o, en u heeft altijdt het gheluyt van k, als in came kame / come kome / cunning kuuning.
Maer c in 't eynde van een woord met e daer aen volghende heeft het gheluyt van s als te voren gheseyt is / doch met een fijnder / dunner / en een maniere van sluytende geluyt / als in place, lice, race, grace, trace, malice, truce, mice, surplace, price, sluce, whence, thence, vice, justice.
de in 't eynde van een woord / een ander d daer voor gaende / is een overvloedigh ghebruyck van schrijven / 't welcke ons dickwils ontmoet inde Engelsche tale; d de. waer door den leerling [Page 8] (hem in ander talen onbekent zijnde) in 't lesen ofte pronunciteren deser tale seer verabuseert kan worden / indien hy van te boren gheen generale reghelen tot sijnder onderwijsinghe ontfangen heeft: Daerom moet den leerling hier aen mercken / dat dde in't eynde van een woordt 't se van een ofte meer Syllaben / niet meer kracht en heeft als een enckele d of d alleen / ende mach in't lesen gheen ander gheluydt hebben / als in de volgende exempelen ghesien kan worden.
- adde leest ad
- gladde leest glad
- fedde leest fed
- bedde leest bed
- padde leest pad
- madde leest mad
dgExempelen voor de pronunciatie van dg.
- edge
- judgement
- Sedge
- Silvedge
- knowledge
- Hedge-hog
e e in 't eynde van een Syllabe / een enkel Consonant volgende / indien daer een ander vocael in de selve Syllabe voor is / 't sy in't eynde of int midden van een woordt / werdt met sijn eyghen krachtigh gheluydt niet / gheprononceert / maer dient alleenlijck somtijdts tot de verlenginghe der Syllabe / als in dese exempelen blijckt beside, before, life, wife, wise, attire, haire, safety, abode, whereof. d'welcke ghelesen moet worden als of sy aldus in duytsch gheschreven waren / namentlijck besijd / befoor / lijf / wijf / wijs / attijr / hayr / saafty / abood / wheerof.
Ende somtijdt streckt het weynigh ofte niet tot prolonga [...]ie / tot kennisse van w [...]ken onderscheydt den leerling door pracktijcke ofte oeffeninghe haest sal konnen gheraken.
- sawe leest Saw
- Iewe leest Iew
- dombe leest domb
- performe leest perform
- owne leest own
- serve leest serv
- meane leest mean
- moone leest moon
Behalven in eenige eygen of propere namen / ofte woorden die haren oorspronck van andere talen hebben; alwaer [...] in 't eynde van een woordt sijnen gheluydt vereyscht / als in Penelope, Epitome &c
ffe ffe in't eynde van een woord / heeft ghemeenlijck niet meer kracht noch geluyt als van een enckele f, daeromme isset oock een onnodigh ghebruyck in onse tale / als van dde te voren gheseyt is ghelijck als voor.
- Scoffe leest Scof
- chaffe leest chaf
- staffe leest staf
- graffe leest graf
- muffe leest muf
- stuffe leest stuf.
Onse g wert somtijdts ghepronuncieert als g in Duytsch / oft g in 't Griecksch / als in glad, God, governe, Gog, g Magog Galilee, gather.
Somtijts heeft het meer het gheluyt van j Consonant / ofte nae de maniere van de Fransche tale: als in.
- genesis
- George
- age
- marriage
- generation
- geographie
- sage
- bondage
- ingage
- equipage
- mortgage
- lineage
- heritage
- strange
- chaunge
- Savage
- prodigeous
- pigeon
- besiege
Aengaende 't gheluydt van welcke letter g, u. l. dese naevolghende regulen tot u. beter onderwijsinge in acht sult nemen / namentlijck. g voor a, o, oo, u, heeft altijdt sijn proper of eyghen gheluyt als in Gad, Gamaliel, God, gum, good &c: Maer voor e, i, ofte y, verandert het menichmael in j Consonant / als in gentle, jentle / ginger jinjer / generation jeneration.
De destinctie waer van en kan met kennisse en sekerheydt niet gestelt werden / al hoewel den leerling eenige conceptien vertoont moghen werden op het observatie in 't lesen als namentlijck ge voor m, of n, of de diphthongus eo, geeft altijdt 't gheluyt van j Consonant als in gem, gentry, George, leest jem / jentry / jeorge. &c.
ge voor d, l, r, s heeft een variabel gheluydt / als in hanged hanged / estranged estranjed / gelly, jelly / geld geld / singer singer / danger danjer / rangest ranjest / singest singest / &c.
Maer ge voor t ofte w is altijt eygenstijck / als in get, gew, gether, &c.
gg by malkander staende met e daer achter / heeft dickwils (jae meestendeel) in't lesen niet meer gheluyt en kracht als een enckele g, gge ende schijnt een overvloedigh ghebruyck in onse tale te sijn gelijck te voren van dde aengemerckt is / als in dese exempelen vertoont wert.
- egge leest eg
- legge leest leg
- pigge leest pig
- dogge leest dog
- hogge leest hog
- dugge leest dug
Voorder is het aen te mercken / dat wanneer g de vocael i volght ende n ofte h in't selve woord den g volght / dan heeft de g sijn eyghentlijcke ende natuerlijck gheluydt so niet. gn gh
Maer dient alleenlijck tot volkomender en strotklinghender geluyt van de Syllabe als in Signe, raigne, sighe, right, bright, mighty; welcke na de Duytsche tale ghelesen moghen werden sijn / rayn / fijh / rijt / brijt / mijty. uytgheseyt wanneer in een woord van veele Syllaben / de letter n de g volght ende een i vocael achter de n komt / welcke de n van de g voert / a's in Signification, benignity &c. uytghenomen, eenighe weynighe woorden / die het gheluydt van g ende voeren als ghelijck competitoren / als benigne, oppugne, condigne, en dierghelijck / welcke met grooter arbe [...]dt en morte, ghepronunceert werden om dattet woorden sijn van niet meer dan twee: syllaben. h.
Alhoewel dath in onfen alphabet / een ander name heeft / evenwel heeft het 't felve gheluyt in onse tale als inde Duytsche wanneer die als een enckel Consonant staet: Maer wanneer die met ofte by andere Cons [...]nanten ghevoeght is / dan valt het de breemdelingen moeyelijcker te pronuncieeren / als hier boven geobserveert kan werden in de pronunciatie van ch ende hier nae in andere faken bevonden sal worden.
j. Conson:Exempelen voor de pronunciatie van j Consonant / Iacob, Iames, Iesus, Ieremiah, Iohn, Ioshua, Iustice, Ierusalem, jacket, jade, jag, jakes, jam, janisary, Iaques, jar, joy, jussle.
Alwaer aenghemerckt moet werden / dat de ghene die onse g pronunciecren kan wanneer de selve van sijn eygen propere ghelurt degenereert / die kan dan onse j Consonant oock pronuncieeren: want die twee zijn by ons van een geluyt.
Ende tegenwoordigh kan ick het nerghens naerder by ghelijcken als by gi [...] in de Fransche tale / hoewel het noch niet volkomelijck over een komt met het gheluydt van onse j Consonant.
ke ke achter c wert selden in Engels gepronuntieert / en schijnt een overvloedighe maniere van schrijven te zijn / om het woort volkomender gheluydt te gheven / en tot vercortinghe van den vocael die voor gaet. Daerom wanneer dese twee consonanten t' samen in een Syllabe staen / dan zijn die niet meer in gheluyt dan de enckele k of c als in crack crac / brecke brek, rocke roc / mocke mok / mucke muk.
IeVoorders moet het oock aenghemerckt werden / dat le in het eynde van een woort / en somtijls in 't midden / niet gepronunticert wert als in andere talen indien een ander Consonant voor de l gaet: Maer moet dan liever gelijck el gepronuncieert werden / als little, stable, people, visible, bridle, wimble, eagle, troublesome, nimble, Apostle, noble, tabernacle, able, recepticle, circle, &c.
Evenwel en heeft el so volkomen geluyt niet als in het woort bell / maer 't gheluyt van e werdt (by maniere van spreken) in gheswolghen / gelijck of het moghelijck waere Bl, cl, dl, fl, gl, pl &c. sonder e te prononceeren.
Alwaer u.l.b menighmael achter m in verscheydene Engelsche woorden gheschreven vint a [...]s Combe, do [...]be, wombe, ms tombe en diergelijcke / daer moet u. l. [...]enmercken dat b sijn volkomen geluyt niet en heeft oock isset woort in 't gelu [...]t so niet als het gheschreven staet / maer of gh [...] in D [...]ts wil [...]e seggen Coom / dom / woom / toem &c. Maer indien b de S [...]llabe di [...]ideert / dan heeftet sijn ghebruyckelijck ende eyghen gheluyt al fonde m voorgaen; als nom-ber, com-ber, com [...]nation &c.
Oock wanneer mn t' samen in een Syllabe fijn / 'twe [...]ck selden in onse taele ghebeurt / dan wert de n nie [...] [...]tgesproken als in hymn [...] leest hym. mn
Van [...]n in't eynde van een Syl [...]abe met de [...] achter aen daer van mach gese [...]t werden als boven van dde gese [...]t is / namentlijck dattet een overvloedige maniere van schryven is / en heeft maer 't gelu [...]t van een enckele n als voor henne, penua, Anne, nne leest hen / pen / An.
Van ghelijcken ne achter m in't eynde van een Syllabe / heeft in pronuntialie gheen gheluyt / als in solemne leest solem, mne
Ph 't s [...] in 't begin ofte eynde van een Syllabe heeft het gheluyt van f in Duytsch / als Pharaoh leeft Faraoh / Phal [...]iel Faltiel / Phineas Fineas / Epitaph [...] / Philip Filip / phleagme Fleam / phlegmatique, ph fleg [...] [...] fantasie / philosophy filosofy / blasphemy blasfemy / [...] feasant / Elephant elefant / Orphan orfan / prophet profet / triumph triumf &c.
Som [...]ijts hebben wy in woorden van de plurael nomber pp met e, ppe [...] daer achter in 't eynde van een Syllabe 't welck niet anders uytgesproken wert als ps, dan foo ick meene een corruptie in onse schrijven is / als / trappes, whippes, shippes: leest traps / whips / ships.
Voorder staet het aen te mercken dat in de Engelse taele wanneer re na een ander r volght / het gheluyt van r [...] niet en heeft: rre Maer schijnt een overvloedich gevruyck in onse taele te zijn 't welck wel na gela [...]en mochte werden / als starre, starres, jarre, warre, carre, deferre, firre, aboo [...]re, curre. d'welcke alsoo wel gheschreven mochten worden ghelijckse ghepronuncieert worden / star / stars / jar / war / car / defer / fir / abhor / cur.
Exempelen voor de pronuntiatie van i in 't begin van een Syllabe: Safety, safe, selle, sist, solt, supper, sommer, some, same &c.
Van de s in 't eynde van een Syllabe als / this, kisse, thus, neverthelesse, transgresse.
Ende het heeft sijn geluyt wat fijnder en dunner dan de Nederlanders haere s in het woort sijner pronuncieeren / en by na ghelijck sy de s in Sacrament uytspreken.
Doch somtijts heeft het de kracht en het gheluydt van z als in dese woorden / was, is, his, praise, glase, grase, grease, [Page 12] please, ease, pease, those, nose, whose, guise, wise, cheese, squeess, s [...]eese, freese, chuse, loose, use, excuse: en veele andere / 't welck den leerling metter tijt ervaren sal.
sseAenmerckt hier oock dat sse in 't eynde van een Syl [...]abe oock dickwils een overvloedighe maniere van schrijven in onse tale is ghelijck ick te vooren van dde hebbe gheseydt; en heeft niet meer gheluyt als een enckele s ghelijck men door dese exempelen sien kan / Crosse cros / righteousnesse righteousnes / distresse distres / wildernesse wildernes.
shExempelen voor de pronuntiasie van sh in 't begin van een Syllabe, shall, shell, sheaf, shift, shirt, shop, shovel, shun shuffle.
Van sh in 't eynde van een Syllabe. Marsh, harsh, fish dish, flesh, lash, dash, gash, nash.
esMerckt dat enckel s alser een e voorgaet in 't eynde van een woordt dat den name van eenigh dingh is / gemeenlijck het teecken van't plurael nomber (of getal van veele) is als.
sing: | plur: |
part | partes |
art | artes |
widow | widowes |
[...] | handes |
[...] | townes |
dream | dreames |
Ende somtijts veroorsaeckt het niet dat woordt tot meerder Syllaben in't plurael als het in't getal van een was / als inde voorgaende exempelen: Maer somtijts maeckt het wederom een ander Syllabe als in dese.
sing: | plur: |
forge | forges |
place | pla-ces |
resemblance | resemblan-ces |
Countenance | Countenan-ces |
chance | chaun-ces |
purse, | pur-ses |
Ende veele andere / die door oeffeninghe en observatie wel gevonden fullen werden.
thDe pronuntiatie van th in een Syllabe is een van de swaersie dingen (voor een van een ander natie) die in onse Engelsche taele te vinden is; en daerom heeft den leerling daerinne de grootste hulp van doen / om 't rechte gheluydt te bekomen / waer toe hem dese navolgende exempelen dienen sullen. vir the, thing, thither, there, them, though, thorow, through, fithence, death, hath, faith, saith, without, with, within, froth, broth, cloath, both, seeth, afforeth, north, south, both, moneth. &c.
ti voor een vocael in 't midden of corpus van een woort moet ti gepronuntieert werden ghelijck si, als.
- pronuntiation leest pronunsiasion
- Congregation leest Congregasion
- alteration &c, leest alterasion
&c.
v Consonant heeft in onse tae [...]e gemeenschap met f, v maer heeft altijt een groover en gemaeckelijcker gheluyt als f waer van de pronuntiatie seer wel by de duytsche v vergeleken mach werden inde navolgende woorden / vader / voeren / vier / looven / &c. kan mede door d'oeffeninge van dese en diergelijcken exempelen gheleert werden vir. live, give, lives, have, gave, twelve, move, grove, above, brave, grave, wives &c.
Alwaer aen te mercken staet / dat wanneer een nomen substantivum met se in't getal van een eyndight / so maeckt het dickwils 't ghetal van veele door de verandering van f in v als sing. wife, life, theefe, knife plur: wives, lives theeves, knives &c.
Aenmerckt als ue achter g in't eynde van een woort staet / een ander Sillabe altijt niet en veroorsaeckt / maer dient alleenlijck om het geluyt te bekrachtigen; als [...]o [...]gue, tongues, plague, gue rogue Hague, Prague; die geluyt geve als of se / tung / tungs / plaag / roog / Haag / Praag / &c. geschreven waeren.
Maer u achter g in't begin of corpus van een woort dient tot verhardinghe des gelu [...]ts / als guile guilt &c. gu ende somtijts isset gelijck een halve consonant met g gelijck het oock somtijts achter q staet als guerdon, language, quarter, quaternion. &c.
Oock so sult ghy somtijts vinden que in 't eynde van woorden achter den vocael j, que alwaer het gheluydt moet hebben als ck als Catholique, rhetorique, publique, Cinque &c. leest Catholick / rhetorick / publick / Cinck &c.
Somtijts mach de ue in Enghelsche woorden oock gherekent werden voor een diphthongus / om dattet het gheluyt heeft van de diphthongus eu of ew: ue 't welck so menighmael geschiedt als de ue de vocaels plaetse bekleedt als due, true, ensue, pursue, leest dew / trew / ensew / pur ew &c.
wh in 't begin van een Syllabe valt vreemdelinghen oock heel swaer als what, where, whit, whome, which, when, whence, whither, wherefore &c. die door gheene exempelen die ick tot noch toe in de duytsche taele bevonden hebbe konnen uytgeleyt worden.
Merckt / dat ie in't eynde van een woort in d'Engelsche tale dickwils so veele is als y ende moet als ij in Nederduytsch ghepronuntieert werden / exempel onlie, verelie, trulie, angrie, heartie, ie froathie; leest only verely / truly / angry / hearty / froathy &c.
Ick bekenne datter veele andere regulen behoorden voorgestelt te werden / indien het mijn oogen-merck ware de Enghelschen in haere eyghen taele te onderwijfen: Maer in dese sake houde ick het ghenoegh sulcke dinghen te noteeren die een Nederlander (ofte andere vreemdelingen die de Nederlantsche [Page 14] taele gheseert hebben) mogen behulpsaem zijn / in't gene waerin onse Enghelsche taele verschillende is vande naturelijcke spraeke der [...]hener die ick hier door aenghenomen hebbe te onderrichten. Tot welcken e [...]nde de voorghemelde observatien aengaerde d [...] [...]etteren / vocaelen / diph / honghen / en S [...]llaben met haere respectijve pronuntiatie / en gheluydt der woorden (verhoope ick) ghenoegh sullen zijn. Ende in't voorby gaen laet den leser hier (eens voor al) aenmercken / dat indien hy iets vint waer van hier boven gheen reghel ghesteldt is dat mach hy na den wijse sijner eyghen naturelijcke (of Nederlantsche) taele vrijelijck pronuntieren / tot dat hy van my ofte jemand anders een grond-regel ter contrarie hooren sal.
Wat de puncten / distinctien / en andere directien om recht te schrijven aengaet ('t welcke Orthog [...]ayme is) heb ick gheensins willen aenroeren noch daer van spreken / als in dese saecke onnoodigh zijnde / vermi [...]s wy daer in gheen andere regulen en hebben / als wat de Latijnsche / Nederlandtsche / en andere taelen mede brenghen; ende het voorstellen van dien soude defe volumen al te groot maecken om voor een gheringhe penningh te koopen / en de reghelen veel te veele om in een korten tijdt gheleert te werden.
Ende dit voorgheseyde sal dienen voor 't eerste deel van de Etymologie / 't welcke wel gheleert en in 't werck ghesteldt sijnde na de meeninghe des Autheurs / ('t welck in een korten tijdt moghelijck is te doen) en twijffele ick niet / of eenigh verstandich leerlinck alwaer hy van de Enghelsche taele noch soo bremdt / evenwel sal hy machtich zijn alles wat hem daerin soude moghen voorkomen durdelijck en promptelijck te 'esen en pronuncieeren / en daer door te meer kenniffe hebben om de dictionarissen te ghebruycken tot significatie van woorden / en sal met veele meerder snelheyt in 't leeren verstaen en spreken van de Engelsche taele voortgaen.
Het tweede deel van de Enghelsche Etymologie.
HEbbende in't voorgaende deel van mijnen Enghelschen School-meester / den leerling so verre gebracht dat hy (indien hy hem aen die voorschreven observatien houdt) machtigh sal sijn de Enghelsche tale promptelijck te lesen en pronunceeren; soo sal 't nu raedsaem zijn / sulcke regelen en institutien voor te stellen / die behulpsaem moghen zijn tot het verstaen ende spreeken der se [...]ver / op dat de voorgaende regelen dienstich moghen zijn om t' gheene dat een ander spreeckt of schrijft te moghen verstaen; as oock syn engen sin en meeninghe uyt te konnen spreken. Tot welcken e [...]nde ick mijnen begonnen methoods verbolghen sal / namentlijck / om van de deelen der sprake en d'aenkleven van dien te handelen / soo verre als in dese sake noodigh sal zijn; ende daer nae van de Sijntaxis of Constructie spreken.
Cap. I. Van den nomen Substantivum en adjectivum.
IN onse Enghelsche tale hebben wy acht deelen der spraeke ghelijck inde Latijnsche / w [...]er van d'eerste ghenaemt wort nomen ofte een naem / om dat he [...] in sich begrijpt de namen van alle dinghen die ghesien / ghevoelt / gheijoort / ofte verstaen moghen werden: als a man, een man; sicknes, sieckte; the voyce, de stemme; good, goet; great, groot; Edward, Edwardus; Iohn, Ian &c.
In naemen isset hier noodsakelijck van twee soorten te spreken Substantivum en adjectivum.
De substansivum / is sulcken name die by sich selven (of alleen) bestaen kan / en vere [...]scht met gheen ander woordt vereenight te werden om sijnen significatie te toonen: als / an house, een Hurs; the dyall, de wijser; the king, den Koning &c.
Daer zijn drie, dinghen den nomen Substantivum aengaende / die heel noodich zijn om weten / om onse Enge'sche taele recht te konnen verstaen en spreken / als namentlijck / partijcklen / ghetallen / en casus.
W [...] ghebruycken in onse tale twee parlijcklen / namentlijck a ofte an, waervoor de Duytschen een ghebruycken; als a man, een man: an house, een Huys: ende the waervoor de Duytschen [Page 16] her en de gebruycken als the horse, het paerdt; the house het hurs; the King, de Koning. Ende de ghene die 't gebruyck van een ende het ofte de vers [...]aen als partijcklen by de namen in't duytsch gevoegt / konnen oock 't gebruyck van a of an, ende the in onse Engelsche tale wel verstaen. Alleenlijck dat wy eenige dis [...]inctie of onderscheyt in't ghebruyck van a ofte an, maken / 't welck a dus is wanneer de nomen (ofte name) voor welcke de partijckel ghestelt is met een Complete consonant begint / soo gebruycken wy de partijckel a, als a man, a dog. Maer indien het begint met een letter dat eyghentlijck een vocael is / ofte maer een aspiratende consonant / dan ghebruycken wy de partijckel an, als / an oxe, an apple, an house.
2 Gelijck in vele andere talen / also in onse Engelsche taele / weten wy van geen meer als twee ghetallen (of numeri): singularis en pluralis, ofte 'tgeta' van een / en 'tgetal van meer. De singularis spreeckt maer van een / als stone steen / tree boom: de pluraiis spreeckt van meer; als / stones steenen / trees boomen. Tis oock aen te mercken dat int keeren van een nomine substantivo uyt het singular in plural [...] soo voenhen wy in 't eynde van 't woord, ofte n met sommige veranderinge / 't welck den leerling door d'oeffeninghe en observantie der volghende regelen haest ervaren sal / als.
sing: | plur: |
Horse | Horses |
face | faces |
man | men |
woman | women |
Maer hier is aen te mercken / dat wanneer de singularis met s, se, sse, ce, ge, ch, sh, ofte x eyndicht / dan werdtet door de byvoeginghe van s of es pluralis gemaeckt / als witnesse witnesses, horse horses, crosse crosses, place places, pledge, pledges, cage, cages, patch patches, fish fishes, box boxes. Ende in soodanighen ghelegentheyt maeckt het formeeren van de pluralis dat de nomen substantivum een Syllabe meer heeft als het in de singulari hadde / als grace, gra-ces; pledge, pledg-es, ende alle de boorgaende exempelen in desen regel.
Maer wanneer de singularis met eenige andere letteren eyndicht / dan is de pluralis door de by voeginghe van s geformeert sonder eenighe vermeerderinghe der Syllaben in't woordt als.
- clog clogs,
- key keys
- seal seals
- web webs,
- Conney Conneys,
- ram rams
- robe robes
- flie flies
- game games
- rod rods
- toe toes
- gun guns.
- bee bees
- shoe shoes
- bone bones
- fee fees
- pew pews
- bar bars
- lee lees
- book books
- bough boughs
- tree trees
- bell bells.
Maer in de formeeringhe van 't pluralis sijn vese anomali [...] of woorden die geen regel hebben: welcke den leerling wel moet aen mercken / als namentlijck.
- foot feet
- leafe leaves
- loaf loaves
- tooth teeth
- sheafe sheaves
- turf turves
- goose geese
- beefe beeves
- wolfe wolves
- louse lice
- theefe theeves
- brother brethren
- mouse mice
- knife knives
- child children
- staffe staves
- life lives.
- hose ende pease veranderen in 't plurali niet.
- calfe calves
- wife wives
'T pluralis werdt gelijckerwijs door de vy-voeginghe ban en geformeert als van.
- oxe oxen
- chick chicken
- man men door Contractie
- woman women door Contractie
3 Daer sijn oock in naemen (of nomina) ses casus in beyde getallen / waer van men 'tonderscheyt aldus mach voorstellen.
Casus nomina [...]ivus gaet altijdt voor 't verbum / en answoordt de vrage wie ofte wat; als the master teacheth, de meester leert: the waters doe flowe, de wateren vloyen; a man loveth, een man bemint.
De genitivus casus heeft ghemeenlijck dit teecken of (i. e van) en antwoordt op de vraghe wiens ofte waer van / a's; the learning of the master de gheleertheyt van den meester. the crying of frogs, 't gheerijnt der kick-vorssen.
Ofte anders is de genitivus casus van de nominativo gheformeert door de byvoeginge van s wanneer van possessie ghesproken wort / als the Master's bookes, des Meesters boecken / the [Page 18] mans wisdome de wijsheydt des mans: an horsses strength, de sterckte van een paert an asses burden, een Esels last: the chickens meat, het eten der kickens: the childrens bread, het broodt der kinderen: my fathers house, mijn vaders hurs. 'T welck [...]a de Duytsche maniere van spreken is / Godes sone / of de sone Godts. Ende in sulcken ghevalle werdt de casus genitivus altijd voor de nominativum gestelt / als Abraham's God, in plaetse van the God of Abraham.
De dativus casus werdt ghemeenlijck bekent door het teecken to (i. e. aen of tot) ende antwoordt op dese vraghe / aen of tot wien? of aen of tot wat? als / I give a book to the master, i. e Ick geve een boeck aen den Meefter / I gave 12 pence to the watchmen. i. e. Ick gaf 12 peningen aen de wachters.
De accusativus casus bolght d' verbum en antwoordt op de braghe wie ofte wat / als I read virgil, i. e. Ick lees Virgilium: I love the elders, i. e ick bemin de ouderlinghen. Ten sy wanneer het door een prepositie (die voor gaet) de casum accusativum ghemaeckt werdt / als I goe towards London, i. e Ick gae na London toe.
Merckt oock / dat de accusativus casus ende het nominativu [...] ghelijck sijn in't maken van Engelsche woorden / en verscheelt alleenlijck door d' verbom daer het voor ofte achter komt / als / the Master teacheth the Schollar i. e. de Meester leert den Scholier; (alwaer the Master de nominativus casus wert / en the Scholler de casus accusativus.) the waters did overflow the cities. .i e. de wateren overvloerden de Steden: the fire burned the bay-reek i. e. het vier verbrandet den Hoy-berch.
De vocativus casus is het ghene waer mede wy tot een ander roepen of spreken.
De a blativus casus is ghemeenlijck vergheselschapt met een prepositie den ablativum casum dienende / als / of ofte from the Master. Ende dese sijn ghemeenlijck teeckenen van de ablativi casus, te weten / in, with, through, for, from, by, ende oock than nae den Comparativus gradus; als greater than Alexander. stronger than Hercules. Ende so veel sal wegens den nomen substantivum genoech zijn.
Nu daer is een ander soorte van naemen / welcke ghenoemt werden adjectiva, om dat de selve sonder een Substantivum niet en konnen staen; ende dienen om de qualiteyt van de Substantivum te vertoonen. als / a good man: A stubborne son: faire weather: a prosperous voyage: an angrie woman: stil waters &c. waervan ghy de form en beduydinghe vinden sult in de dictionaris ofte vocabulaer en andere boecken tot dien eynde behulpsaem.
Voorders staet het hier aen te mercken / dat al 't geene hier vorens wegens de nomen (of naem) in't ghenerael verclaert is / den adjectivum so wel toebehooren als de Substantivum, vermits de adjectivum altijdt met de substantivum gaet / ofte een substantivum in sich selve begrepen ofte verstaen heeft.
Ende daerom sullen de instituien ofte reghelen voor partijcklen / getallen / ende casus te voren gestelt / ghebruyckelijck zijn voor de nomen adjectivum.
Alleenlijck staet het den leerlinck te weten / waerop hy in zijn Engels spreken sorghbuldelijck moet letten / dat onse adjectivum, 'tzy in getal ofte casus / sijn terminatie niet en verandert: Maer behoudt altijdt de selve forma en letteren in alle getallen en casus / dien het in nominativo casu singulari heeft; alsmen in dese nabolgende woorden sien can / a good Scholler learneth good instructions, from a, good master, by reading good bookes, and useing good indeavours, neglecting no good oppertunities. Waerin u. l. sien kont / dat good die de nomen adjectivum is / sijn terminatie ofte form van letteren nimmermeer verandert. Ende diergelijck staet het in andere exempelen.
Oock Adjectiven wiens beduydingen vermeerderen ofte verminderen mogen / konnen Comparatie ofte vergelijckinghe formeren; ofte vergeleken worden. Van Comparatie zijn daer drie graden gelijck in't Latijn / ende andere taelen; te weter / positivus, Comparativus en Superlativus.
In onse Engelsche tale vormen wy de Comparativus gemeenlijck door toe-voeginge van er aen 't eynde van de positivi / ofte door 't gebruyck van de adverbium more met ende voor de positivum. De Superlativus wert door 't toe-doen van est aen't eynde van de positivum geformeert; ofte door het stellen der adverbium most ofte very voor ende met de positivus: als in dess navolgende exempelen gesien can worden.
Possit: | Comp: | Superlat: |
great | greater, ofte more great. | greatest, ofte most great. |
large | larger, ofte more large. | largest, ofte most large |
strong | stronger, ofte more strong. | Strongest, ofte most strong. |
Highe | Higher, ofte more high. | highest, ofte very high, ofte most high. |
mighty | mightyer, ofte more mighty. | mightyest, very mighty, most mighty. |
Vytghenomen eenighe weynighe / die haere Comparativum en Superlativum alsoo uyt haere positivo door toevoeginghe van et en est niet en konnen vormen; maer maken een verandering van't woordt: als / good, better, best, evill, ill, bad, naught; worse; worst, &c, Even wel moghense alle vergheleken werden door more ende most, houdende de form van de positivus: Behalven much ende many, die een b [...]sondere form van vergelijckinghe hebben / te weten / much; more, ofte moe, very much ofte most &c. Many; more; very many, ofte most &c. Desgelijcks / little; lesse; least: ende nigh, die haeten Superlativum nighest ofte next maeckt: mitsgaders / farre; farther; farthest. Ende in sommige adjectiven is most achter de positivum gestelt / als jnner, innermost, ofte inmost: utter ofte outer; uttermost, utmost, outmost, outermost: upper; uppermost: under, undermost: nether; nethermost: former; foremost: hinder; hindermost ofte hinmost.
Wy hebben oock diminitive adjectiven / die vande voorgaende gheformeert sijn / ofte door toevoeginghe van ish in 't eynde van de positivus, ofte door het voorstellen van het teecken somewhat, ofte a little aende positivus; als van white komt whitish, ofte somewhat white: van black, komt blackish somewhat black, ofte a little black &c. Ende door desen reghel werden somtijts Substantiven adjectiven in gelijckenis gemaeckt / als van child komt childish &c. Desghelijcx oock door ly ende like: als / van man komt manly: van Christian komt Christianlike, ende meer andere / hier te langhe om te verhalen.
Wy hebben oock privitive adjectiven / die uyt de positivus geformeert werden door het voorstellen van vn, im, ofte in, aende positivus: als van godly wordt vngodly gemaeckt: van wise, unwise: van equal, unequal: van patient impatient: van temperate, intemperate &c. Ende dan is de beduydinge heel contrarie ofte strijdich tegens de beduydinge van de eerste positivus. Dan de selfde nature en significatie sijn adjectiven heformeert uyt Substantiven door by voeginge des partijckels lesse: als van guilt komt guiltlesse; van blame, blamelesse &c.
Ende dus vele sal ghenoegh zijn in dese gheleghentherdt ghesproken te werden van 't eerste deel der sprake / namentlijck een nomen beyde Substantivum ende adjectivum.
Cap. II. Van den pronomen ofte by-naeme.
NAest aen den nomen hebben wy in de deelen der sprakt een pronomen, om dat het den nomen seer ghelijck is; ende wordt in't vertoonen ofte 't verhaelen eenigher dinghen ghebru [...]ckt / ende heeft inde Enghelse taele driederley foorten / namentlijck / personale, dem [...]ltrativum, ende relativum. De personaele zijn drie / die de drie personen in beyde getallen denoteeren. als /
plural: | |||
1 | I. ick | 1 | we wy. |
2 | thou. ghy. v. l. | 2 | ye ghy l. |
3 | he hy. | 3 | they sy l. |
Ende werden aldus in haere casen berandert te weten.
1 De pronomen I maeckt in alle andere casen inde numero singularime, met het teecken des casus, als te boren in de nomen geseyt is: ende inde casu nominativo plurali we, ende inde andere casen plurale us, met het teeken des casus als vooren. Behoudelijck dat waunees in de casu genitivo van possessie gesproken wort; wert myne ende our in plaetse van of me, of us, gebruyckt: als in plaetse van the books of me, seggen wy my bookes; ende in plaetse van the bookes of us segghen wy our bookes.
2 Thou maeckt de andere casen van 't getal van een thee, en inde nominativo plurali yee; ende in de andere you, met de teekenen als vooren: tensy dat wanneer in de casu genitivo van possessie ghesproken wert / alsdan werden thine en your in plaetse van of thee, of you gebruyckt: als in plaets van the horse of thee, ghebruycken wy thine horse; en in plaets van the land of you, segghen wy your land.
3 He is genus masculinum en casus nominativus van 't ghetal van een / het welck de femininum in de selve casus she ende het neutrum it maeckt: ende in alle andere casen van 't ghetal van een / het masculinum him, het femininum her, en het neutrum it. Ende in de nominativo plurali, altijdt they in omni genere, en in de andere casen them: de welcke door de voorighe teeckenen onderscheyden werden als boven geseyt is.
4 Van dese drie personalen zijn ghelijcke dry possessiven ghekomen: de singnificatie en declineeren waer van / aldus in 't korte aengemerckt mogen werden te weten.
1 | my, myne. | mijn |
2 | thy, thine | dijn / uwe |
3 | His | |
her | zijn. | |
its | haere. |
1 | our, ours. | onse. |
2 | your yours | uwe. |
3 | their | |
theirs. | haer lieder. |
5 Van gelijcke natuere zijn our ende your, wanneer die beyde Singulariter en pluraliter ghebruyckt werden / gelijckse in sulcke saecken sijn / alwaer meer als een persoon possesseuren zijn / ende als de possessie of erf-deel van 't getal van een is.
6 My ende myne houden hare form altijdt alleens so wel in 't getal van een als van meer / ende bewijsen haer verschil alleenlijck door 't teecken der casus: uytgheseydt dat wanneer de Substantivum (die volght) met een Consonant begint / dan segghen wy my als my father, my wife, en wanneer het met een vocael ofte met een aspideerende Consonant begint / alsdan seggen wy myne, als myne aunt, myne hands.
7 Van ghelijcken mach van thy en thine ghesproken werden.
Oock wanneer men een vrage beantwoorden sal / als whose book is this? dan segghen wy it is myne, not thine.
Maer soo het door her, our, ofte your beantwoort wert / dan segghen wy hers, ours, yours: als, it is hers or ours, not yours or theirs. Andersints houden our ende your altijdt de selfde forme in alle casen in beyde getallen / ende werdt door het teecken van de casus onderscheyden.
8 Dese personaelen en possessijven zijn somtijts oock met selfe gecomponeert / houdende de selve forme in cafen met de personalen ofte possessijven waer van sy gecomponeert zijn / door byvoeginge van 't woort selfe ofte my selfe in 't getal van een / e [...] selues in 't getal van meer als.
1 sing: | plu: | |
ick selver | my self | Our selves |
I my self | we ourselves | |
myne owne self. | our owne selves, | |
2 sing | plur: | |
ghy lieder selver | thy self | your selves |
thou thy self | you your selves | |
thine own self | your own selves. |
3 sing. | plu: |
himself | themselves |
herself | |
it self | |
he himself | they themselves. |
she her self | |
his own self | their own selves. |
her own self | |
its own self |
De pronomina demonstrativa zijn drie / en werden so genoemt om dat sy op eenige dinghen wijfen. als.
sing: | plu: | ||
this | defe / dit | these. | defe. |
that | dat / die. | those. | die. |
the same | de selve. | the same. | de selve. |
Waer vande leste oock me [...] self ghecomponeert mach werden / als the self same.
De andere twee met same ofte self same, als / this same, this self same. that same, that self same thing, these same, these self same, those same, those self same things or persons.
De pronomina relativa zijn oock drie; alsoo ghenoemt om dat se aen jetwes refereren daer te voren van ghesproken is / ende [...]e zijn.
1 | who, whom, what. | wie / wat. |
2 | which, the which. | we [...]cke / de welcke. |
3 | that. | die ofte dat. |
who is het nominativus casus in 't ghetal van een / ende refereert alleenlijck op persoonen (mannen en geesten) en maeckt in alle andere casen whom, gedistingueert zijnde door het tercken der casus, als te voren bewefen is. which ende that zijn indifferentelijck aen yets gerefereert; als the man which spake to me. Ofte the man that spake to me.
That beduyt somtijts so vele als that which als I gave you that you asked, voor that which you asked. Ende also werdt what oock menighmael gebruyckt / als I brought what you bade me: voor / that which you bade me.
Oock staet hier aen te mercken / dat wanneer het woort that gekeert mach worden in which, daniffet een relativum: andersins is het een Conjunctie. als / I have read the book that (which) you lent me: Ick hebbet boeck geleesen dat ghy my geleent hebt. I wish that I might goe hence: Ick wensche dat ick van hier mochte gaen.
Hier is oock aen te mercken dat where, here, ende there, met [Page 24] een sekere prepositie daer toe geanneroert (sulex als about, at, by in, of, unto, with &c.) werdt somtijts voor which, this, en that gestelt; als wherein, voor in which; hereby, voor by this; therewith voor with that.
Who, which, en what, zijn oock interrogatijven: als who brought this cheese? wie heeft dese kaese ghebracht? which is the way to Leyden? welck is de wegh nae Leyden? what doe you say to me? wat seght ghy aen my?
Ende soo veele zy ghenoegh voor de pronomina (ofte by-na [...] men) in dit stuck.
Cap. III. Van 't verbum. (ofte woord.)
HEt volghende-deel der spreken is een verbum / het welcke een woordt is / dat met modus en tempus (i. e. maniere en tijd) ghedeclineert werdt / en beteeckent actie ofte passie: als I goe; I love; I am loved; it irketh; it is written.
Ende sy zijn ofte personael / als I teach; ofte impersonael / als it behoveth. Van beyde welcke soorten den leerling verscheyden exempelen in den dictionario daer te voren van ghesproken is vinden sal.
Verben (ofte woorden) van actie zijn ofte Suppletijve ofte absoluyte.
Suppletijve woorden zijn teeckenen en supplementen waer door eenighe actie op-ghemaeckt en in allen mooden en tensen onderscheyden werdt: en kan op de volgende manniere uytghedruckt ofte gheformeert werden.
si: | pl: | ||
I doe. | ick doe | we doe | wy doen |
thou doest. | ghy doet | ye doe | ghy l. doet, |
he doth. | hy doet | they doe. | sy doen. |
s: | pl: | ||
I did | ick dede. | we did | wy deden |
thou didst | ghy dedet. | ye did | ghy dedet. |
he did. | hy dede. | they did | sy deden. |
si: | pl: | ||
I have. | ick hebbe. | we have | wy hebben |
thou hast. | ghy heeft. | yee have | ghy hebt |
he hath, | hy heeft | they have | sy hebben. |
si: | pl: | ||
I had. | ic hadde. | we had. | wy hadden |
thou hadst. | gy hadde | ye had. | ghy haddet |
he had. | hy hadde | they had. | sy hadden. |
pl: | |||
I will or shall. | ick sal. | we shall or will. | wy sullen |
thou wilt or shalt | gy sult | ye shall or will. | ghy sult |
he will or shall. | hy sal. | they shall or will. | sy sullen. |
pl: | |||
let me. | laet my. | let us. | laet ons. |
doe thou. | doet ghy. | doe ye. | doet ghy. |
let him. | laet hem. | let them. | laet haer. |
I may or can. | ick mach of kan. |
thou mayst or canst. | ghy mooght ofte kunt. |
he may or can | hy mach ofte kan. |
we may or can | wy mogen / of kunnen. |
ye may or can | ghy mooght ofte kunt |
they may or can | sy mogen of kunnen. |
1 | I might, could, would, should: | ick moght / kost / wilde / soude. |
2 | thou might'st, could'st, would'st, should'st. | ghy mooght / kost / woudet / soudet. |
3 | he might, could would, should, | hy moght. kost. wilde. soude. |
1 | we might, could would, should, | wy moghten / kosten / wilden. souden |
2 | ye might, could would, should, | ghy mooght / kost / wildet / soudet. |
3 | they might, could would, should, | sy moghten. kosten. wilden. soudet. |
De perfecte voegt have aen de imperfecte / als,
I might have &c. Ick moghte hebben &c.
De pluperfecte voeght had als.
I might have had &c. Ick moghte gehadt hebben. &c.
De future voeght hereafter (i. e hier nae) aen de teghenwoordige. als / I may hereafter. hier nae soude ick mogen,
In den infinitivo modo
In de perfecte en pluperfecte.
to have or had▪ hebben of gehadt.
Soo dat door de kennisse van de voorgaende Suppletijven / ghyweten kont hoe ghy eenige verbum van actie formeren n sult na [...] dese volgende maniere / 't sy met ofte sonder het teecken.
I love, or I doe love, | ick beminne. |
thou lovest, or doest love. | ghy bemint. |
he loveth, or doth love. | by bemint. |
we love or doe love. | wy beminnen. |
ye love or doe love. | ghy l. bemint. |
they love. or doe love. | sy beminnen. |
I loved, or did love. | ick beminde. |
thou lovedst, or didst love. | ghy beminde [...]. |
he loved, or did love. | hy beminde. |
we loved, or did love. | wy beminden |
ye loved, or did love. | ghy l. beminde [...]. |
they loved, or did love. | sy beminden. |
I have loved. | ick heb bemint. |
thou hast loved. | ghy hebt bemint. |
he hath loved. | hy heeft bemint. |
we have loved. | wy hebben bemint. |
ye have loved. | ghy lieden hebt bemin [...] |
they have loved. | sy hebben bemint. |
I had loved. | ick hadde bemint. |
thou hadst loved. | ghy haddet bemint. |
he had loved, | hy hadde bemint. |
we had loved, | wy hadden bemint. |
ye had loved, | ghy lieden hadt bemint. |
they had loved, | sy hadde bemint. |
I shal or will love. | ick sal of wil beminnen. |
thou shalt or wilt love. | ghy sult of wilt beminnen. |
he shall or will. love. | hy sal of wil beminnen. |
we shall or will love. | wy sullen of willen |
ye shall or will love. | ghy l. sult of willet beminnen, |
they shall or will love. | sy sullen of willen |
1 | let me love. | laet my beminne. |
2 | love thou, or doe thou love. | bemint ghy. |
3 | love he, or let him love. | dat hy beminne. |
1 | love we, or let us love. | laet ons beminnen. |
2 | love yee, or doe yee love. | bemint ghy lieden. |
3 | love they, or let them love. | dat sy beminnen. |
In den subjunctivo modo. Dese tegenwoordige tijdt is even al [...]eens gheformeert als d [...] legenwoordighe tijt van de indicativi modi, met een conjunctie als when &c ofte by aldien het de kracht van wenschinge heeft / soo isset met would God ofte God graunt: ende wanneer het de kracht heeft van de potentialis, dan werden dese teeckenen may ofte can daer by geboegt als te voren in de Suppletijven.
De reste van de tijden (of tensen) zijn nae de selve regel gheformeert / met de Suppletijve teeckenen als voren. Welcke ick om kortheyts wille / nac-late in't breede te verhalen / denckende dat de ghene die maer een weynigh kenniffe in grammatica hebben / het selve lichtelijck sullen begrhpen door 't gene ick alrede voorgestelt habbe. Ende voor de gene die daer gheen kennis in hebben soudet maer confusie veroorsaken om de bessche [...] den heydt van formen [...]e multipliceeren.
to love. | te beminnen, |
to have loved. | bemint te hebben. |
or had loved. | bemint hadde. |
Merckt / dat indien ing aen d'absolute verbum van actie geboeght werdt / soo maeckt het in onse tale een participium van de tegenwoordige tijt / als love, loving: teach, teaching: d'welcke als een participium gebruyct mach werden / als he came running: ofte als een adjectivum genomen van een verbum: om dat het dickwils de plaetse van een adjectivum bekleedt / als / a loving man; a teaching master. Ten sy dat het participium een ander adjectivum volght / ende dan mach het de plaetse van een Substantivum bekleeden / als my loving of thee; thyne hating of mee.
Na den verbum activum moeten wy leeren hoemen de passijve stemme van een absolute verbum formen sal.
Dat ghedaen wordt door de Suppletiven am ofte be, toeboeghende het verbum gelijck het in de perfecte tijdt geformt is ('t welck is loved, taught, slain) naer dese volghende ma [...] niere.
1 | I am loved. | ick werde bemint. |
2 | thou art. loved. | ghy wert bemint. |
3 | he is loved. | hy wert bemint. |
1 | we are, or be loved. | wy werden bemint. |
2 | ye are or be loved. | ghy lieden wert bemint. |
3 | they are loved. | sy werden bemint. |
1 | I was loved. | ick wierde bemint. |
2 | thou wast loved. | ghy wierde bemint. |
3 | he was loved. | hy wierde bemint. |
1 | we were loved. | wy wierden bemint. |
2 | ye were loved. | ghy lieden wierd bemint. |
3 | they were loved. | sy wierden. bemint. |
De perfecte is geformt door have bin, hast bin, hath bin; als te voren.
De pluperfecte vorght bin aen had, hadst, als te voren,
I Shall, or will, be loved. | ick sal of wil be mint werden. |
thou shalt, or wilt, be loved. | ghy sult of wilt bemint werden |
he shall, or will, be loved. | hy sal of wil bemint werden. |
we shall, or will, be loved. | wy sullen of willen bemint werden. |
ye shall, or will, be loved. | ghy l. sult of wilt bemint werden. |
they shall, or will, be loved. | sy sullen of willen bemint werden. |
1 | let me be loved. | laet my bemint werden |
2 | be thou loved. | wert ghy bemint. |
3 | let him be loved. | dat hy bemint weede. |
1 | let us be, or be we, loved. | laet ons bemint werden. |
2 | be ye loved. | dat ghy lieden bemint wert. |
3 | let them be, [...]or be they loved. | dat sy bemint werden, |
I am loved. | ick bemint werde |
thou art loved | ghy bemint wert. |
he is loved. | hy bemint werdt. |
we are loved. | wy bemint werden. |
ye are loved. | ghy lieden bemint wert. |
they be loved. | sy bemint werden. |
1 | I was loved, or I should be loved. | ick bemint wierd / of ick soude bemint werden. |
2 | thou wast loved, or thou shoul'dst be loved. | ghy bemint wiert / of soudet werden bemint. |
3 | he was loved, or he should be loved, | hy bemint wierd / of hy soude bemint werden. |
1 | we were loved, or should be loved. | wy bemint werden / of souden werden bemint. |
2 | ye were loved, or should be loved. | ghy l. bemind wiert / of soude werden bemint. |
3 | They were loved, or should be loved. | sy bemint wierden / of sy l. souden werden bemint. |
De perfecte ende pluperfecte tijden zijn door toedoeninge van have bin, ofte should have bin, had bin ofte should had bin gheformt; als door de voorgaende exempelen gheleert kan werden.
Desgelijcx is de futurum door toe-doeninge van shal ofte wil be hereafter &c.
to be loved. | bemint te werden. |
to have, or had bin, loved. | hebben / of hadde bemint worden. |
loved, or being loved. | bemindt sijnde. |
Ende dus vele sal ghenoegh van de verba personalia ghesproken te hebben.
Daer zijn oock eenighe verba die impersonaliter ghebruyckt werden te weten / wanneer daer gheen veranderinge der persoonen is / als I, thou, he &c: Maer werden in de stemme des derden persoon singularis alleenlijck ghebruyckt het [...]eycken it daer voor hebbende: als.
it raineth, | het reghent. |
it snoweth | het sneut. |
it bloweth. | het wayt. |
it thunders | het dondert |
it becometh | 't behoeft |
it is certaine | 't is seker. |
En 't selve is door alle wooden en tijden met het supplement van het teecken daer van / gevormt / als voren.
Ende dus vele van verben ende participien soo verre als in dese sake noodigh is.
Cap. IIII. Van de deelen der sprake die indeclinabel ofte onveranderlijck zijn.
DE [...]deelen der spraecke daer wy noch van te spreken hebben / zijn de ghene die ongedeclincert zijn / te weten die hare sorme door getal ofte casus niet en veranderen: waer van daer hie [...] sijn. Adverbium, Conjunctio, prepositio, interjectio. Van de welcke het genoegh sal zijn hare forma ende beduydinge voor t [...] stellen / mitsgaders sulcke observatien als in dese saecken noodich zijn om haer ghebruyck te vertoonen.
- here hier.
- there daer
- where waer
- any where ergens
- elswhere, elders / op een ander plaetse.
- every where, over al
- within binnen
- without buyten. &c.
- ever. immermeer / oyt
- never nimmermeer / noyt
- to day: van daghe / hedon.
- yesterday gisteren
- now: nu &c.
- once: eens
- twice: tweemael
- thrice: driemael &c.
- after that, daer nae.
- before that: te voren.
- howe? hoe?
- wherfore? waerom?
- how so? hoe soo?
- truly: seeker.
- yea: alsoo / jae.
- no, not: neen / niet.
- [...]n no wise: geensins.
- behold: siet daer:
- learnedly, geleerdelijch.
- well. te degen / wel.
Ende alle de gene die van nomina adjectiva door toevoeginghe van ly gemaeckt sijn als learned, learnedly, valiant, valiantly, happy, happily. ende vele andere soorten.
Noteert oock dat sommige adverbien door terminatie ofte teecken vergheleken moghen werden: als / oft, ofter, oftener, more oft, ofte [...] most oft. Soldome, seldomer, more seldome, seldomest [Page 32] Maer adverbien in ly, werden altijdt vergheleeken door het teeken: als / wisely, more wisely, most wisely. &c.
Conjunctien voegen woorden en sententien ofte reden by een; on sijn als dese die volgen.
- and. ende
- also. oock
- nor, neither. noch / oock niet
- not only. niet alleen.
- but also. Maer oock.
- either, or; of / ofte.
- although. alhoewel.
- But Maer / doch.
- Moreover. wyders.
- Further. voorts. &c.
Prepositien zijn woorden / die in't ghebruyck voor andere gesteldt werden / of in appositie / als into Amsterdam, ofte in Compositie / als intollerable. Ende zijn als de navolgende.
- to, unto. na toe / tot.
- at, by. by.
- before. voor / eer dan
- about. omtrent.
- against. tegen.
- without. buyten.
- between. tusschen.
- within binnen
- beneath. onder.
- besides. dichte by.
- through. deur.
- neare. nac by.
- for, om.
- after. achter &c.
Merckt hier / dat d'Enghelsche somtijdts in plaetse van de prepositie to den partijckel a ghebruycken; als I goe a field. voornamentlijck voor verbalen; als / I goe a fishing. I goe a hunting &c.
Den Interjectie is een woordt dat een haestighe passie ofte [...]laghte der sinnen uytbeeldt; ende is soodanigh als volght.
oh, alas. | och armen / och lacy. |
woe. | wee. |
I pray thee. | ey lieve. Ick bidde u. |
fye. | foey &c. |
Daer sijn oock andere reghelen en observatien / die ick tot beter perfectie en volkomentheydt van dit werck / hadde konnen boorstellen / weghens accenten / puncten / en andere dinghen / die hier niet eens aengheroert werden / om datse in onse tale meesten deel met andere talen over-een komen / en dat mijn voornemen alleenlijck is (als ick te voren verklaert hebbe) de breemdelinghen hier sulcke regulen voor te stellen / waer door [Page 33] neffens de hulpe die sy in haer eyghen tale hebben / sy tot de rechte kennisse en 't spreken onser Engelsche tale moghen gheraken. 'T welcke ick tot hier toe ghedaen hebbe / met soo veel sorghe en u [...]druckeliche [...]dt als mijnen tijdt ende andere importante affairen wilde toelaten.
Ende soo veel voor d'eerste ofte Etymologicale deel des Engelschen School-meesters.
Het Tweede deel.
Cap. I. Van Syntaxis.
HEbbende tot hier toe vande pronuntiatie der letteren / vocaelen / Syllaben / en woorden; mitsgaders de ghedeelten der sprake / soo vele als den Engelsche Etymologie aengaet ghesproken: nu soude wy tot de regelen van Sijntaxis komen / 'twelcke is de behoorlijcke en rechte connexie ende vast bindinghe van de deelen der sprake aen en onder hun selven / na de rechte vorme ende ordre.
Maer vermits ick onwilligh ben den leerling in sijn ghemoet met onnoodighe reghelen te beswaren / ofte hem op te groote kosten in 't koopen van dit boecksken te jaghen; wilde ick wel / dat het in een woord aenghemerckt mochte werden / dat de gene die de Duytsche ofte Latijnsche tale / en de reghelen van Etymologie gheleert heeft / en de woorden die hy in Enghelsch spreken moet kent (waerinne hem den Dictionarium vele helpen kan) sal door sijn eygen naturelijcke sprake / ofte de constructie van eenighe andere tale / oock weten hoe hy sijne woorden inde Engelsche tale t'samen voeghen moet. Doch hy moet wel toe sien / dat hy sijne woorden niet nae de Duytsche ofte Latijnsche maniere stelt / in welcke talen menighmael eerste in't spreeken en schrijven ghestelt wordt dat inde constructie ofte verklaringhe lest komt. waer teghens wy in onse Engelsche ta [...]e onse spraecke ghemeenlijcken meest na de ordre van de constructie ordineren / niet anders als of school-jonghens een woord na den andere verbatim moste verklaren / als.
1 He hath well administred his office.
d. i. hy heeft wel bedientsijn ampt.
hy heeft sijn ampt wel bedient.
2 Th [...] is need of diligence.
d. i. Daer is nood van naersticheyt.
daer is naersticheyt van noode.
[Page 34]3 He is worthy to be loved.
d. i. Hy is waerdigh te worden bemint.
Hy is waerdigh bemint te worden.
4 If myne honour remaine whole and undamnified,
I regard not the damage of myne estate.
d: i. Indien mijn eer blijft geheel ende onbeschadight: ick en passe niet op de schade van mijn goet.
Als mijn eer gheheel ende onbeschadight blijft; en passe ick op't verlies van mijn goet niet,
Behoudende dat in het schrijven ofte spreken van relativen / sulcx als / whom, which, what, whose, &c. ghebruycken wy de selve order in Syntaxis, als de Duytsche en Latijnsche doen / als in dese volghende sententien ofte redenen ghefien kan werden.
1 Without delay I will doe (what) thou hast commanded.
datis:
Dat ghy bevolen hebt sal ick sonder vertoeven (ofte uytstel) volbrenghen.
2 Blessed is he (whose) transgression is forgiven and (whose) fin is covered. Blessed is the man unto (whom) the Lord imputeth not iniquity, and in (whose) spirit there is no guile.
dat is:
Welgelucksalich is hy wiens overtredinghe vergheven is / ende wiens sonde bedeckt is. welgelucksalich is de mensche / dien de Heere d'ongerechticheydt met toe en rekent / en in wiens geeft geen bedroch en is.
Behalven oock dat wy in 't formeeren van dichten ende rijmen de vrijicheyt der Poeten gebruycken / die soo veel op d'ordre des Syntaxis niet en letten / als op de mate en loope haerer gedichten: en daerom stellen sy de woorden voor ofte achter / na dat het best in de versen te passe homt.
Cap. II.
Maer om te bestuyten en alle de boorgaende reghelen door oeffeninghe dienstich te maken / en den leerling tot meerder perfectie in dese sake te brenghen / soo sal't hem ongetwijffelt profijtelijck zijn / dat hy sich in't lesen ende van buyten leeren der redenen / phrasen / spreeckwoorden / en andere volghende discoursen deffent. Want daer mede sal hy sich behelpen niet alleen in 't verstaen en kennisse der naemen van dinghen / ende konsten; maer sal de taele oock veel suyverder en eleganter spreecken. Ende vermits dat de vreese des Heeren de eerste ende voornaemste dingh is daer wy ons moeten in oeffenen: soe sal ick den leerling eenige stucken van Goddelijcke leeringe ten eersten voorste len / waerinne het scer van noode is dat een ygelijck sich exerceert: daerna sal ick de fin met verscheydene vermaeckelijcke redenen en spreucken varverschen; ende eyndelijck den leser eenige nuttelijcke 't famen / sprekingen brieven / en andere gemeyne en noodwendighe stucken voor-houden.
Certaine common scripture-places, and Christian speeches, very usefull for the practise of the former rules.
Eenighe ghemeyne Schrifruer-plaetsen, en Christelijcke redenen, seer dienstich tot het ghebruyck der voorgaende regelen.
The some of the law of God, taken out of Math. 22.37, 38, 39, 40.
THou shalt love the Lord thy God with all thyne heart, and with all thy soule, and with all thy understanding This is the first and great commandement. And the second is like unto it, Thou shalt love thy neighbour as thy selfe. On these two commandements bang al the law and the prophers.
De somma des wets Godts, ghenomen uyt Matth. cap. 22. vers. 37, 38, 39, 40.
GHy sult sief-hebben den Heere uwen Godt met geheel uw' herte / ende met geheel uwe Ziele / ende met geheel uw' verstandt Dit is het eerste ende het groot ghebodt. Ende het tweede desen gelijck is / ghy sult uwen naesten lief hebben als u selven. Aen dese twee geboden hanght de gantsche wet ende de Propheeten.
The ten Commandements. Exod. 20. Deut. 5.
GOd spake all these words and sayd: I am the Lord thy God, which, have brought thee out af the land of Egypt, out of the house of bondage.
The first commandement. Thou shalt have none other Gods before my face.
The second commandement. Thou shalt make to thy self no graven image, nor any likenes, either of any thing in heaven above, nor of any thing that is in earth beneath, nor of any thing that is in the water under the earth: Thou shalt not bow down to them, nor serve them: for I am the Lord thy God, strong and jelous, who visit the iniquity of the fathers upon the children, (even) to the third and fourth generation of them that hate me; and shew mercy to many thousands of them that love mee and keep my commandements.
The third commandement. Thou shalt not take up the name of the Lord thy God in vaine or lightly: For the Lord wil not hold him guiltlesse, nor leave him unpunished, that taketh his name in vaine.
The fourth Commandement. Remember the Sabbath day, that thou keep it holy: Sixe daies shalt thou labour, and do all thy work: but the seventh day is the Sabbath of the Lord thy God, in it thou shalt doe no worke, nor thy son, nor thy daughter, nor thy servant, nor thy mayd, nor thy cattell, nor the stranger, which is within [Page 38] thy gates. For in sixe dayes the Lord made heaven and earth, and the sea, with all that is therein, and he rested the seventh day: wherfore the Lord blessed the Sabbath day, and hallowed it.
The fift Commandement. Thou shalt honour thy Father and mother, that thou mayst live long upon the earth, and that it may goe well with thee in the land, which the Lord thy God shall give thee.
The sixt Commandement. Thou shalt not kil.
The seventh Commandement. Thou shalt not commit adultery.
The eighth commandement. Thou shalt not steale.
The nineth Commandement. Thou shalt beare no false witnes against thy neighbour.
The tenth Commandement. Thou shalt not covet thy neighbours house, thou shalt not covet thy neighbours wife, nor his servant, not his mayd, nor his oxe, nor his asse, nor any thing, which is thy neighbours.
De tien Gheboden. Exod. 20. Deut. 5.
GOdt sprack alle dese woorden ende seyde. Ick ben de Heere uwen God die u uyt Egypten landt uyt den diensthuyse gheleyt hebbe,
Dat eerste gebodt. Ghy en sult geen andere Goden voor mijn aenghesicht hebben.
Dat tweede gebod: Ghy en sult u geen beelden / noch geen gelijckenisse maken / noch van 't gene dat boven inden Heme is / noch van 't gens dat onder op der aerden is / noch van 't gene dat in't water onder der aerden is: En buygt u voor die niet noch en dientse niet: want ick ben de Heere uwe God / sterck ende gverigh die de misdaed der vaderen be soecke aen de kinderen / tot in dat derde ende vierde lid ded ghener die my haten; ende doe barmherticheydt aen veel duysenden der ghener die my liefhebben / ende mijn gheboden houden.
Dat derde gebod. Ghy en sult den name des Heeren uwes Godes niet te vergeefts ofte lich [...] veerdelijck ghebruycken: want de Heere en sal hem niet onschuldigh houden / noch onghestraft laten / die fijnen naem misbruyckt.
Dat vierde gebod. Zijt ghedachtigh des Sabbat daeghs / dat ghy dien heylighet: Ses dagen sult ghy arbeyden / ende alle u werck doen: maerve sevensien dagh is den Sabbat des Heeren uwes Gods / dan sult gh [...] gheen arbeyt doen / noch u Sone / noch u dochter / noch u knecht / noch u dienst-maeght / noch u vee / noch de vreemdelingh / die [Page 38] in uwe stadt poerten is. want in fes daghen heeft de Heere Hemal / ende aerde gemaeckt / ende de Zee met alle dat daerin is / ende hy rustede den sebensten dagh: daerom segende de Heere den Sabbath-dagh / ende heyligde den selven.
Dat vijfde gebod. Ghy fult u Vader ende moeder eeren / op dat ghy langhe leeft onder aerden / ende dat het u wel gae in den lande / dat a de Heere uwe God geven fal.
Dat seste gebod. Ghy en sult niet dooden.
Dat sevenste gebod. Ghy en sult niet Echt-breken.
Dat achtste gebod. Ghy en sult niet steelen.
Dat negenste gebod. Ghy en sult gheen valsche ghe tuyghenisse spreken teghen uwen naesten.
Dat tiende gebod. Ghy en sult niet begeeren uwes naesten huys / ghy en sult niet begheeren uwes naesten wijf / noch sijn knecht / noch sijn dienst-maaght / noch sijn offe / noch sijn esei / noch oock eenigh ding / dat uwen naesten heeft.
The Lords prayer.
OVr father, which art in heaven. Hallowed bee thy name. Thy kingdome come. Thy will be done on earth, as (it [Page 39] is) in heaven. Give us this day our daylie bread. And forgive us our debts, even as we forgive our debtors. And lead us not into tentation, but deliver us from evill. For thine is the kingdome, the power, and the glorie, for ever. Amen.
Het ghebedt onses Heeren.
ONse Vader / die daer zijt in de Hemelen. Geheyligt werde uwe name. Vwe rijcke kome. Vwe wille geschiede / op der aerden / als in den [Page 39] Hemel. Geeft ons heden ons dagelijcx broot. Ende vergeeft ons onse schulden / ghelijck wy vergeven onse schulde naeren. Ende en leydt ons niet in versoeckinghe; maer verlost ons van den quaden. Want u is dat tijck / de kracht / ende de Heerlijckheyt / in der eeuwigheyt, Amen.
The Commission given by Christ to his Apostles Math. 28.18, 19.
GOe yee therfore, and teach all nations; baptising them in the name of the Father, and of the son, and of the holy Ghost: Teaching them to observe all things whatsoever I have commaunded you: and loe, I am with you always, (even) unto the end of the world.
Het bevel door Christum aen sijn Apostelen gegeven Mar. 28.18, 19.
GAet dan henen / en onderwijst alle de volckeren / de selve doopende in den name des Waders / ende des foons / ende des He [...]ligen Geests leerende haer onderhouden alles wat ick u geboden hebbe; ende fiet / ick ben met u lieden alle de dagen / tot de voleyndiughe der werelt.
The institution of the holy supper of our Lord, taken out of 1. Cor. 11.23. &c. and 1. Co. 10.16, 17.
FOr I have receaved of y e Lord that which also I delivered unto you, that y e Lord Iesus in [Page 40] the same night in which hee was betrayed, took bread: And when he had given thankes, [...]e brak [...] it, and said, Take, eate; this is my body, which is broken for you: this doe in remembrance of me. After the same manner also he took the cup when hee had supped; and sayd, This cup is the new testament in my blood; this doe yee, as oft as yee drink it, in remembrance of me. For as often as ye eat this bread, and drink this cup, yee doe shewe the Lords death till hee come. wherfore whosoever shall eat this bread, and drink this cup of the Lord unworthily; shalbe guilty of the body and blood of the Lord.
But let a man examine himself, and so let him eat of that bread, and drink of that cup. For hee that eateth and drinketh unworthily, eateth and drinketh damnation to himself, not difcerning the Lords body.
The cup of blessing which wee blesse, is it not a Communion of the blood of Christ? The bread which we break, is that not a Communion of the body of Christ? For (it is) one bread, (so) wee many are one body: seing we are all partakers of one bread.
De insettinghe des Heylighen Avontmaels onses Heerengenomen uyt 1. Cor 11.23. &c. en 1. Cor. 10.16, 17.
WAnt ick hebbe van den Heere ontfangen / 'tgene ick oock u overge gheven hebbe / dat de Heere Iesus [Page 40] in den nacht in welcken hy verraden wiert / het broot name Ende als hy gedanckt hadde / brack hy 't / ende seyde / nemet / Etet; dat is mijn lichaem dat voor u ghebroken wordt: doet dat tot mijner ghedachtenisse. Desgelijcx nam hy oock den drinck beker nae het eten des Abontmaels; ende se [...]de / dese drinck-beker is het Nieuwe testament in mijnen bloede; doet dat / soo dickwils als ghy dien sal drincken / tot mijner gedachtenisse. Want soo dickwils als ghy dit broodt sult eten / ende dese drinck-beker sult drincken / so verkondight ghy den doot des Heeren / tot dat hy komt. Soo dan wie onweerdelick dit broot eet / ofte den drinck-beker des Heeren drinckt / die sal schuldich zijn aen het lichaem ende bloedt des Heerrn.
Maer laet de mensche beproeve hem selven / ende eete also van het broot / ende dr [...]ncke van den drinck-beker. Want die onweerdelijck eet ende drinckt / die eet ende drinckt hem self een oordeel / niet onderscheydende het lichaem des Heeren.
De drinck-beker der danck-segginge / dien wy feghenen / is die niet een ghemeynschap des bloeds Christi? Het broot dat wy breken / is dat niet een ghemeynschap des lichaems Christi? Want een broodt (is het / soo) zijn wy vele een lichaem: dewijle wy alle eenes broodts deelachtigh zijn.
Rules of Church-discipline, Matth. 18.15. &c.
MOre-over if thy brother hath trespassed against thee, goe and tell him his fault between thee and him allone: if he heareth thee, thou hast gained thy brother. But if hee heareth thee not, then take with thee one or two more, that in the mouth of two or three witnesses every word may bee established. And if be give them no hearing, then tell it to the church: and if he also give the church no hearing, then let him be unto thee as an heathen man, & a publican. Verely I say unto you, whatsoever yee shall bind on earth, shalbe bound in heaven: and whatsoever ye shall loose on earth, shal be loosed in heaven, Againe I say unto you, that if two of you shall agree on earth, as touching any thing, that they shal ask; it shalbe don for them of my father which is in heaven. For where two or three are gathered togither in my name, there am I in the midst of them.
Regelen van Kerckelijcke disciplyne. Matth. 18 15. &c.
VOorders indien uw' Broeder tephen u ghesondicht heeft / gaet he [...]en ende bes [...]a hem [...]ussghen u ende hem alleen: indien hy u hoort / so hebt ghy uwen brooder ghewonnen. Maer indien hy u niet en hoort / soo neemt noch een of twee met u: op dat in den mont van twee ofte dry ghetuyghen alle woort bes [...]ae. Ende indien hy de selve gheen gehoor en geeft / so feght het der geme [...]nte ende indien hy oock der gemeynte geen ghehoor en geeft / so z [...]h u als de heyden ende de tollen [...]er Voorwaer segge ick u al wat ghy op der aerden binden sult / sal in den Hemel gebonden wesen: ende al wat ghy op der aerd [...]n ontbinden sult; sal in den Hemel ontbonden wesen. Wederom segghe ick u / indien daer twee van u t'famen stemmen op der aerden / over eenighe fake die sy fouden mo hen begheeren / dat die haer sa [...] [...]eschieden van mijnen Vader die in de Hemelen is. Want waer twee ofte dry vergadert zijn in mijnen name daer ben ick in 't midden van haer.
The 12 articles of the Catholique Christian faith.
I Believe in God the Father, the Almighty maker of heaven and earth. And in Iesus Christ [Page 42] his onely begotten son our Lord: which was conceaved of the holy Ghost, born of the virgin Mary; who suffered under Pontius Pilate, was crucified, dead, and beried, descended into hell. The third day he arose again from the dead, ascended into heaven, (and is) sitting at the right hand of God, the father Almighty, from whence he shall come, to judge the quick and the dead. I believe in the holy Ghost. I believe an holy Cha [...]holike Christian church the Communion of Saints: forgivenes of sins: resurrection of the flesh: and life everlasting.
De 12 Artyckelen des alghemeynen Christelijcken gheloofs.
ICk ghe [...]oove in Godt den Vader / den Almachtighen Schepper des Hemels ende der aerden. Ende in Iesum [Page 42] Christum sijnen eenich-geborenen Sone onsen Heere: die ontfanghen is van den Heyligen Gheest / gheboren uyt de Maghet Maria; die gheleden heeft onder Pontio Pilato / is ghekruyst / ghestorven / ende begraven / neder-ghedaelt tee hellen. Ten derden daghe weder op gestaen van de dooden / opghevaren ten Hemel / sittende ter rechter-handt Gods / des Almachtighen Vaders / van waer hy komen sal / om te oordeelen de levendighe ende de dooden. Ick gheloove in den Heylighen Gheest. Ick geloove een Heylighe alghemeyne Christelijcke Kercke: ghemeenschap der Heylighen: verghevinghe der sonden: opslandinge des vleeschs ende eeuwig leven.
The Confession of faith composed in the Council of Nice, in the 325 year after the birth of Christ.
WE beleeve in one God, the father Almighty, maker of heaven and earth, and of al things visible and invisible: and in one Lord Iesus Christ, the only begotten son of God, begotten of the father before all worlds, God of God, light of light, very God of very [Page 43] God, begotten and not made, (being) of one substance with the father, by whom all things were made; who for us men, and for our salvation, came downe from heaven, and was incorporate by the holy Ghost in the virgin Mary, and was made man, and was crucifi [...]d also for us under Pontius Pilate, who suffered and was buried, and the third day hee rose againe according to the scriptures, and ascended into heaven, and fitteth on the right hand of the father. And that hee shall come againe with glory to judge (both) the quick and the dead, whose kingdome shal have none end. And we beleeve in the holy Ghost the Lord and giver of life, who proceedeth from the father and the son, who with the father and the son togither is worshipped and glorified, who spake by the Prophets. And we beleeve one holy Catholike and Apostolike church; wee acknowledge one baptisme for the remission of sins. And we look for the resurrection of the dead, and the life of the world to come.
Belijdenisse des Geloofs, gestelt in het Concilium van Niceen, in den jare na Christi geboorte 325.
WY ghelooven in eenen Godt / den Almachtighen Vader / Scheppet des Hemels ende der aerde / ende aller dinghen sienlijcke / ende onsienlijcke: ende in eenen Heere Iesum Christum / den eenich gebooren sone Gods / gebooren uyt den Vader voo [...] alle eeuwen / Godt uyt Godt / licht uyt licht / waerach tigh [Page 43] God uyt waerachtigh Godt / geboren ende niet ghemaeckt / van 't selve wesen met de Vader / door welcke alle dinghen gemaeckt zijn; die om ons menschen ende om onse Salicheydt is nederghekomen uyt den Hemel / ende vleesch gheworden is uyt den Heyligen Geeft inde Maget Maria / ende een Mensch is geworden / die voor ons oock gecruyciget is onder Pontius P [...]latus. Die gheleden heeft / ende begraven is / ende ten derden daghe opghestaen is na Scriften / ende opghevaren is ten Hemel / ende sit ter dechter-handt des Vaders. Ende dat hy sal weder komen metheerliche dt om te oordeelen de levende ende de doode / wiens rijcke geen eynde en sal hebben. Ende wy geloove inden Herlighen Ghrest / den Heere ende ghever des levens / die van den Vader ende den Sone uytgekomen is / wie 't samen met den Vader ende den Sone ghedient ende gheheerlicht is / die ghesproken heeft door de Propheten Ende wy gheloven eene Herlighe alghemeyne ende Apostolische Kercke. Wy belijden eenen doop tot vergevinghe der sonden. Ende we verwachten de opstandighe der deoden / ende het leven der toekomende eeume.
The form of Creed, and Confession of Athanasius Bishop of Alexandria, written in the 333 year after Christs birth.
Whosoever wil be saved, before all things it is necessary for him, that he hold the Catholike faith: which faith whosoever doth not keep whole and undefiled, without doubt he shal perish everlastingly.
And the Catholike faith is this: That wee worship one God in Trinity, and Trinity in unity; without confounding y e persons, or dividing the essence and substance For there is one person of the father, another of the son, and another of the holy Ghost: but the father the son, and y e holy Ghost have one godhead, glory equall, and Majestie coeternall. Such as the father is, such is also the son, and such is the holy Ghost. The father is uncreated, the son is uncreated, and the holy Ghost is uncreated. The father is incomprehensible, the son is incomprehensible, and the holy Ghost is incomprehensible.
The father is eternall, the son [Page 45] is eternall; and the holy Ghost eternall. And yet they are not three eternals, but one eternall: as also not three incomprehensibles, not three uncreated: but one uncreated and one incomprehensible. So likewise the father is almighty, the son almighty & the holy Ghost almighty: & yet they are not three almighties, but one almighty. So also the father is God, the son God, and the holy Ghost God: and yet they are not three Gods, but one God. So likewise the father is Lord, the son Lord, and the holy Ghost Lord: and yet there are not three Lords but one Lord. For like as we be compelled by the Christian verity, to call every person by himself God and Lord: so are we forbidden by the Catholique faith, to acknowledge three Gods or (three) Lords. The father is made of none, neither created, nor begotten; the son is of the father allone, not made, nor created, but begotten: the holy Ghost is of the father, and the son; neither made, nor created, nor begotten, but proceeding. So that there is one father, not three fathers, one son, not three sons; one holy Ghost not three holy Ghosts. And in this Trinity there is neither first nor last, nor greatest nor least: but the whole three persons have equall eternity, [Page 46] and are in al things coequal. So that in all things as is aforesaid, the vnity in Trinity, and Trinity in vnity is to be worshipped. He therfore that will be saved, must thus think of the Trinity.
Furthermore it is necessary to everlasting salvation, that he also beleeve rightly the incarnation of our Lord Iesus Christ. For the right faith is, that we beleeve & confesse, that our Lord Iesus Christ the son of God, is God and man. God of the substance of the father, begotten beforeal world; and man of the substance of his mother, born in the world: perfect God, and perfect man; having a reasonable soul, & humane flesh. Equal to the father as touching his godhead, inferiour to the father touching his manhood: who although he be God and man, yet is he not two, but one Christ; One, not by conversion of the godhead into flesh, but by taking of the manhood into God; one altogither, not by confusion of substance, but by vnity of person. For as the reasonable soul and flesh is one man: so God and man is one Christ, who suffered for our salvation, descended into hel rose againe the third day from the dead, he ascended into heaven, sitteth on the right hand of God [Page 47] the father almighty: from whence hee shal come to judge the quick and the dead.
At whose coming al men shall rise again with their bodyes, and give accompt for their own works: and they that have don good, shal goe into life everlasting; but they that have don evil, into everlasting fire.
This is the Catholike faith: which if a man beleeveth not faithfully and certainly, hee cannot be saved.
Gheloofs-forme, ende bekentenisse Athanasij Bisschop van Alexandrien, geschreven in't jaer nae Christi geboorte 333.
SO wie wil Saligh zijn / dien is voor alle dingh noodigh / dat hy het algemeyn gheloove houde: het welcke gheloove so wie niet gheheel ende ongeschent en bewaert / die sal sonder twijffel eeuwighlijck verdedven.
Ende het algemeyne geloove is dit: dat wy den eenighen Godt inde dryheydt / ende de dryheyt in de eenigheyt eeren; sonder de persoonen te vermengen / ofte het wesen ende substantie te deylen. want het is een ander persoon des Vaders / een ander des soons / ende een ander des H. Geefts: Maer de Vader / sone ende Heyligen Geest hebben een Godtheyt / gelijcke eere / ende ghelijcke eeuwighe eetlijckheydt Hoedanigh de Vader is foodanigh is oock de Sone; foodanigh is oock de Heylight Gheest. De Vader is ongheschapen / de Sone is ongeschapen / ende de Heyligen Geest is ongeschapen. Onmetelijck is d [...] Vader / onmetelijck is de Sone / ende onmetelijck is de Heyligen Geest.
De Vader is eeuwigh
De sone is eeuwigh ende de He [...]lighen Gheest is eeuwigh. Nochtans en zijn 't niet drie eeuwighe / maer een eeuwigh: ghelijck oock niet drie onme telijcke / noch dry ongheschapene: M [...]er een ongheschapen ende een onmetelijck. Desgelijcx is de Vader almachtigh / de Sone almachtigh / en de H. Gheest almachtigh: ende nochtans en zijn 't niet dry almachtige / maer een almachtigh. A [...]soo oock is de Vader Godt / de Sone Godt / ende de H. Geest Godt: ende nochtans zijn 't niet dry Goden / maer het is een Godt. Alsoo is de Vader Heere / de Sone Heere / ende de Heylige Gheest Heere: Ende nochtans zijn 't niet dry Heeren; maer een Heere. Want gelijck wy door de Christen-waerheydt bedwonghen worden / eenen yegelijcken per: soon by-sonder / Godt ende Heere te noemen: Also is ons oock door het alghemeyn gheloove verboden dry Goden oft Heeren te bekennen. De Vader en is van niemandt gemaeckt / noch gheschapen / noch gheghener eert / de Sone is vanden Vader alleen / niet ghemaeckt / noch gheschapen / maer geghenereert: de Heylige Geest is vanden Vader ende den Sone / met ghemaeckt / noch gheschapen / noch ghegenereert / maer uytghekomen. So is daer dan een Vader / niet dry Vaders; een Sone / niet dry Sonon; een H Geest / niet dry H. Gheesten. Ende in dese dryheydt en is niet eerst / noch laetst / niet meest noch minst: maer de ganische dry personen hebben gelij ke eeuwigheyt [Page 46] / ende sy ben selven allesins gelijck. So dat alomme ghelijck nu gheseyt is / de eenheyt inde dryheydt / ende de dryheyt inde eenheyt zy te eeten. Daerom soo wie wil Saligh zijn / die moet aldus van de dryvuldigheyt gevoelen.
Doorts het is tot de eeuwige Saligheyt noodigh / dat hy oock de mensch-werdinghe onses Heeren Iesu Christi trouwelijck gheloove. Want het rechte geloove is / dat wy gelooven ende belijden / dat onse Heere Iesus Christus Godts Sone / zy Godt ende mensche. God uyt de substantie des Daders / voor alle tijden ghegenereert: ende mensch / uyt de substantie fijns Moeders / in den tijdt geboren: volkomen Godt ende volkomen mensche; hebbende een verstandighe Ziele / ende menschelijck vleesch. Den Dader gelijck na de Godtheyt / minder dan de Dader nae de menscheyt: de welcke hoe wel hy Godt is ende mensche / soo is hy nochtans niet twee / maer een Christus: Een / niet door veranderinge der Godtheyt in het vleesch / maer door de aenneminghe der menscheyd [...] in Godt; een al t'famen / niet door de vermenginghe der substantie / maer door de eenheydt des persoons Want gelijck de verstandige Ziele ende het vleesch een mensche zijn: also is Godt ende de me [...]sche een Christus. De welcke gheleden heeft om onser Salicheyts wil [...]s / nederghedaelt is ter hellen / ten derden daghe weder opghestaen van den dooden / opgheklommen ten Hemel / sit ter rechter-handt Godts des [Page 47] Vaders Almachtigh: van daer hy komen sal om te oordeelen de levendige ende de doode.
Tot des welckes komste alle menschen sullen weder opstaen met hare lichamen ende van hare e [...]gene wercken reeckenschap gheven: ende die goet gedaen hebben / sullen in het eeuwige leven gaen / maer die quaet ghedaen hebben / in't eeuwige vyer.
Dit is het algemeyn gheloove: het welck so wie niet trouwelijck ende vast en ghelooft / die en sal niet moghen Salich zijn.
The 38 and 39 chapters of the book of Iob: and a part of the 40 and 41. chapters.
THen the Lord answered Iob out of the whirlewind, and said, who is he that darkeneth counsel by words without knowledge? Gird up now thy loynes like a man, and I wil demand of thee, and teach thou me. where wast thou when I laid the foundations of the earth? declare if thou hast understanding. who hath laid the measures thereof, if thou knowest it? or who hath stretched the line upon it? where upon are the foundations thereof fastened? of who layd the corner stone thereof? when the morning stars sang joyfully togither, and all the children of God shouted for joy.
Or who shut up the sea with [Page 48] doors, when it brake forth as if it had issued out of the womb? when I made the cloud the garment: thereof, and thick darknes a swadling-band for it: when I brake up for it my decreed place, and set bars and doores, and said, hitherto shalt thou come, but no further: and here shall hee set himself against the pride of thy waves.
Hast thou commanded the morning since thy dayes? hast thou caused the day-spring to know its place, that it might take hold of the ends of the earth, that the wicked might be shaken out of it? that it should bee turned as clay to the seale, and they stand as a garment. And that from the wicked their light is with-holden, and the high arm shall be broken. Hast thou entred into the springs of the sea? and hast thou walked in the search of the depth? Have the gates of death been opened unto thee? and hast thou seen the doores of the shadow of death?
Hast thou perceaved the breadth of the earth? declare if thou knowest it all. Where is the way where the light dwelleth? and (as [...]) darknes, where is the place thereof? that thou shouldest, bring it to the bound thereof, and that thou shouldest know the paths to the house thereof? Thou knowest it, for thou wast then borne: and thy dayes are many in nomber.
Hast thou entred into the treasures [Page 49] of the snow? and hast thou seen the treasures of the haile, which I have reserved against the time of trouble, against the day of battel and war?
Where is the way where the light is parted, & the east winde scattereth it self upon the earth? who hath divided a water-course for the overflowing of waters: and a way for the lightening of thunder? To cause it to raine on the earth, where no man is; on the wildernes, wherein there is no man; to satisfie the desolate and wast ground, and to cause the bud of the tender he [...]b to spring forth. Hath the raine a father? Or who bringeth forth the drops of the dew?
Out of whose wombe cometh the ice? and who gendereth the boary frost of heaven? The waters are hid as with a stone, and the face of the deep is frozen.
Canst thou binde the sweet influences of Pleiades, or loose the bands of Orion? Canst thou bring forth Mazzaroth in his season, or canst thou guide Arcturus with his son [...]? Knowest thou the ord [...]nances of heaven: or canst thou set the dominion therof on the earth? Canst thou lift up thy voice to the clouds, that abundance of waters may cover thee? Canst thou send forth lightenings, that they may goe and say unto thee, behold, Here we are?
Who hath put wisdome in the inward parts? or who hath given [Page 50] understanding to the mynd? who can nomber the clouds in wisdome? or who can stay the bottles of heaven? when the dust groweth into hardnes, and the clods cleave fast togither.
Wilt thou hunt the prey for the old lyon [...]or fill the appetite of the young lyons? when they couch in their dens, and abide in the covert to lye in wait? who provideth for the raven his food, when his young ones cry unto God, when they wander for lack of meat?
Knowest thou the time when the wild goats of the rock bring forth? Hast thou marked when the hindes doe calve? Canst thou nomber the moneths which they fulfill? & knowest thou the time when they bring forth? when they bow themselves, they with Splitting bring forth their young ones, they cast our their sorrowes. Their young ones are in good liking, they grow up with corne: hey goe forth, and returne not unto them.
Who hath sent out the wilde asse free: and who hath loosed the bands of the wilde asse? whose house I have made the wildernes, & the barren land his dwellings. He scorneth the multitude of the city, neither regardeth hee the crying of the driver. The raunge of the mountaines is his pasture, and hee searcheth after every green thing.
Will the unicorne bee willing to serve thee, will hee abide by thy crib? Canst thou binde the unicorne with his band in the sorrow: will hee barrow the valleys [Page 51] for thee? wilt thou trust him becaus his strength is great? and wilt thou leave thy labour to him? wilt thou believe him that he will bring home thy seed, and gather (it) into thy barne?
Gavest thou the goodly wings unto the peacocks, or the feathers unto the Stork, and unto the ostrich? That she leaveth her eggs in the earth, and warmeth them in the dust, and forgetteth that the foot may crush them, and that the beasts of the field may break them. She hardeneth her self against her young ones, as if they were not hers; her labour is in vain because she is without feare. Becaus God hath deprived her of wisdome, and hath not imparted to her understanding, when it is time, she lifteth up her self on highe: she scorneth the horse and his rider.
Canst thou give y horse strength? Canst thou cloath his neck with thunder? Canst thou make him affraid as a grashopper? the glory of his nostrils is a terrour. He paweth in the valley, and rejoyceth in his strength: and he goeth on to meet the armed men. He mocketh at feare, and it not affrighted; neither turneth he back from the sword. The quiver ratleth against him, the glittering, iron of the pike and the launce. He swalloweth the ground with fiercenes and rage: and he beleiveth not that it is the sound of the trumpet. He saith among the trumpets [Page 52] ha ha; and he smelleth the battel afar off, the thunder of the captaines and the shouting.
Doth the hawke flie by thy understanding, and stretch her wings toward the south? Is it at thy command that the Eagle doth mount upon high, and that he maketh his nest on high? Hee dwelleth & abideth on the rock, upon the crag of the rock, and the strong place. From thence hee seeketh the prey: his eyes behold a far off. His young ones also suck up blood: and where the slaine are there is he.
Behold now Behemoth which I have made with thee, he eateth gras as an oxe. Lo now, his strength is in his loynes, and his force is in the navell of his belly. when he pleaseth his taile is like a cedar: the sinews of his shame are wrapt togither. His bones are as strong bras, his bones are like bars of iron. He is a cheif part of the waies of God: hee that made him, can make his sword to approach unto him. Becaus the mountaines bring him forth [...]od: therfore al the beasts of the field play there. Hee lyeth under the shady trees, in the covert of the reeds, and f [...]rs. The shady trees cover him, each one with his shadow: the willows of the brook compas him about. Behold hee doth violence to the river & hasteth not: hee trusteth that he can draw up Iordan into his mouth. Can men take him [Page 53] before his eyes? can men pierce him through the nose with snars?
Canst thou draw out Levia than with an hook, or his tongue with a cord which thou lettest downe? Canst thou put an hook into his nose, or boare his jawe through with a thorne? wil hee make many supplications unto thee? will hee speak soft words unto thee? w [...]ll hee make a covenant with thee, wilt thou take him for a servant for ever? wilt thou play with him as with a bird? or wilt thou bind him for thy maidens? Shall the companions make a banquet of him? shall they part him among the Merchants? Canst thou fil his skin with barbed irons: or his head with a fishers spear? Lay thine hand upon him, remember the battel, doe no more. Behold his hope shall faile; shall hee not be cast down at the sight of him? None is so fierce that dare stir him up: who then is hee that will stand before mee? who hath prevented me that I should repay him? whatsoever is under the whole heaven is myne. I will not conceale his parts, nor the relation of his power, nor the comelynes of his proportion, who can discover the face of his garment? or who can come to him with his double bridle? who can open the doors of his face? Round about [Page 54] his teeth is terrour. His strong scales are very excellent; each one shut up togither at with a close seal. One is so neare to an other, that the aire cannot come between them. They are ioyned one to another, they stick togither, that they cannot bee fundered. Everie one of his neesings maketh a light to shine, and his eyes are like the eye lids of the morning. Out of his mouth goe burning lamps and sparks of fire leap out. Out of his nostrils goeth smoke, at out of a seething pot or caldron. His breath would kindle coals, and a stame goeth out of his mouth. In his neck lodgeth strength, and sorrow it self leapeth for ioy before him. The flakes of his flesh are ioyned together: every one is firm in him, it cannot be moved. His heart is as firme as a stone, yea as hard as a peice of the nether milstone. when hee raiseth up himselfe the mighty are afraid by reason of his breakings through, they purifie themselves. If any one touch him with the sword, that shal not hold: the speare, the dart, nor the habergeon. He esteemeth iron as straw, and steele as rotten wood. The arrow cannot make him flie: sling-stones are turned with him into stubble. Darts are counted as stubble: and be laugheth at the shaking of the spear. Sharp Sheards are under him: hee spreadeth [Page 55] himselfe, on sharp pointed (things) as upon mire. Hee maketh the deep to boile like a pot: he maketh the sea like a pot of ointment. He maketh the path to shine after him; one would think the deep to be hoarie. Vpon earth there is not his like: Who is made to be without feare. He beholdeth all high things: be is a king over al young proud beasts.
Den 38 en 39 capittelen des boecks Iobs: oock een gedeelte des 40 en 41 capittelen.
DAerna antwoorde de Heere Iob uyt den onweder / en se [...]de, wie is hy / die den raedt verduystert met woorden sonder wetenschap? Gordt nu als een man uwe lendenen; so sal ick u vragen / ende onderricht my.
Waer waert ghy / doe ick de aerde grondede? gheeft het te kennen / indien ghy kloeck van verstande zijt. Wie heeft-hare maten gheset indien ghy weet het? ofte wie heeft over haer den richt-snoer ghetrocken? waer op zijn hare gront vesten neder-ghesoncken? ofte wie heeft haren hoeck-steen gheleght? Doe de morgen-sterren 'tsamen vrolick songen / ende alle de kinderen Godts juycheden.
Ofte wie heeft de Zee met [Page 48] deuren toeghesloten / doe [...]e uytbrack als oftse uyt de baermoeder voortquam? Doe ick de wolcke tot hare kleedinghe stelde; ende de donckerhe [...]dt tot haren windel-doeck: doe ick voor haer mijn besluyte plaetse doorbrack / ende settede grendelen / ende deuren / ende serde / Tot hier toe sul [...] ghy komen / en niet voorder: ende hier sal hy sich stel en teghen den hoochmoet uwer golven.
Hebt ghy van uwe daghen den morghen-stont gheboden? hebt ghy den dagheraet fijne plaetse ghewesen? op dat hy de e [...]uden der aerde vat [...]en soude; dat de godtloose uyt haer uytgheschuddet sonden worden? dat sy verandert soude worden / gelijck segel-lijm; ende sy ghestelt worden / als een kleedt. Ende dat vande godloose haer licht gheweerdt worde; ende den hooghen arm worde gebroken. Zijt ghy gekomen tot aen de oorsprongen der Zee? ende hebt ghy in het onderste des afgconts ghewandelt? Zijn u de poorsen des doots ontdecket? Ende hebt ghy ghesien de poorsen van de schaduwe des doodis?
Zijt ghy niet u verstant ghekomen tot aen de breedten der aerde? geeft het te kennen / indien ghy dit alles weet. Waer is de wegh daer het licht woont? ende de duysternisse waer is hare plaetse? dat ghy dat brengen soudt iot sijne pale / ende dat ghy mercken soudt de paden sijns Huys? Ghy weet'et / want ghy waert doe gheboren: ende uwe daghen zijn vere in ghetale.
Zijt ghy ghekomen tot de [Page 49] si hat kameren der sneeuw? ende hebt ghy de schat-kameren des Hag [...] is ghesien / dien iest ophoude tot ben tijdt der ben [...]u [...]he vt / tot de dach des s [...]ts / ende der oorloghe?
Waer is de wegh daer het light verdeelt wordt; ende de co [...]en-windt sich versiro [...] der aerde? wie beelt voor den s [...]ort reghen eenen water▪ [...]op uri [...] ende eenen wegh voor het weerlicht der dondeten? Om te reghenenop het lant / daer niemant en is op de woes [...]ijne / daer in geen mensche er is. Om het woes [...]e ende bet verwoestede te verfadighen: en̄ om het uytspruytsel der gras scheutkens te doen wassen. Heeft de [...]eghen eenen Dader? ofte wie baert de druppelen des dauws?
D [...] wiens burck komt het [...]s voort? ende wie baert den rijm des Hemels? Als met eenen steen verberghen haer de wateren: ende het blacke des af-gronis wort om vat.
Kondt ghy de lief lickheden van het seven ghesiernte binden / ofte de s [...]ringhen Orions los maken? kondt ghy de Mazzaroth voort brengen in haren tijt ende den waghen met fijne soonen erden? weet ghy de ordinantien des Hemels / ofte kent ghy de heerschapp [...]e des selven op de aerde besiellen? kont ghy uwe s [...]emme tot de wolcken opheffen; op dat een over-vloedt van water u bedecke? kont ghy de blixemen uyt laten / datse henen baren / ende tot u segghen / siet hier zijn wy?
Wie heeft de wijsheydt in't binnenste gheset? ofte wie [Page 50] heeft den sin het verstan [...] ghegeven? wie kan de wolken met wijsheyt sel'en? ende wie kan de flesschen des Hemels nederleggen? Als het s of door, ooten is tot vas icheyt / ende de kluyten 't famen kleben?
[...]ult ghy voor den ouden Leeuw roof jaghen? of de graegheyt den jonge Leeuwen vervullen? Als sy neder-bucken in haer holen ende in den kuyl sitten / ter loeringhe. Wie bereydt de cave haren kost / a [...]s hare jonghen tot Godt schreuwen / als sy dwalen / om datter geen Eten en is?
Weet ghy den tijt van het baren der steen-geyten? hebt ghy waer genomen den arbeyt der hinden? Sult ghy de maenden tellen die sy vervullen? ende weet ghy den tij [...] van haer baren? Als sy haer krommen / hare jongen met verspl [...]tinge voort-brengen / hare smerten uytwerpen? Hare jongen worden kloeck / worden groot door het koorn / sy gaen uyt / ende en keeren niet weder tot de se [...]ve.
Wie heeft den Woudt-Gzel vry henen ghesonden? ende wie heeft de banden des wilden Ezels ghelost? Dien ick de wildernisse tot sijn Huys bestelt hebbe / ende het siltighe tot sijne wooninghen. Hy belacht het ghewoel der Stadt / het menigerley getier des drijvers en hoort hy niet. De uytspeuringe der berghen is sijne weyde: ende hy soeckt allerley groensel na.
Sal den eenhoorn u willen dienen? sal hy vernachten aen uwe kribbe? Sult ghy den eenhoorn met sijn touw aen de voren binden? sal hyde leechten [Page 51] u eggen? sult ghy op hem vertrouwen / om dat sijne kracht groot is? en̄ sult ghy uwen arbeyt op hem laeten? Sult ghy hem gelooven / dat hy u zaet sal weder brengen / ende vergaderen tot uwen dorsch-vloer?
Sijn van u de verheugelicke vleughelen der pauwen? ofte de vederen des Oy-vaers / ende des Struys voghels? Dat sy hare eyeren inde aerde laet / ende in het stof die verwarmt.
Ende vergheet / dat de voet die drucken kan / ende de dieren des velts die vertrappen konnen? Sy verhardet sich tegen hare jongen / als ofse hare niet en waren: haren arbeydt is te vergeefs / om dat sy sonder breefe i [...]. Want Godt heeft haer van wisheyt ontbloot / ende heeft haer des verstandts niets mede gedeylt. Alst tijdt is / verheft sy haer inde hoochte: sy belaght het peert / ende sijn rijder.
Sult ghy het peert sterckte geven? kont ghy sijnen hals met donder bekleeden? Sult ghy het beroeren / als eenen sprinck-haen? de pracht van sijn ghesnuyf is eene verschrickinge. Het graeft inden gront / ende het is vrolick in sijne kracht: ende treckt uyt / den geharnaschten te gemoete. Het belacht de breese / ende en wort niet ontsteldt / ende en keert niet wederom van weghen het sweert. Tegen hem totelt de pijl-koker; het vlammich yser der spiesse / ende der lance: Met schuddinghe ende beroeringhe slockt het de aerde op / ende en ghelooft niet dat het is 't gheluydt der basuyne. In 't volle gheklanck der basuynen [Page 52] seydt het Heaha: ende rieckt de Krijch van verren / den donder der vorsten / ende 't ghejurch.
Vliecht de Sperwer door u verstant / ende brendt sy hare vleugelen uyt nae het su [...]den? Ist nae u bevel dat den Arent sich om hooghe verheft / ende dat hy sijnen nest inde hoochte maeckt: Hy woont ende vernacht inde steen rotzse / op de scherpte der s [...]een-rotze / ende der vaster plaetse. van daer speurt hy de spijse op [...]sijne ooghen sien van verren a [...]. Oock suypen sijne jongen bloet ende waer verslaghene zijn daer is hy.
Siet nu / Behemoth / welcken ick ghemaeckt hebbe nevens u / hy eet hoy / ghelijck een runt. Siet doch / sijne kracht is in sijne lendenen; ende sijne macht in den nave? sijns buyer. Als 't hem lust / sijnen steert is als een Cedar: de senuwen zijn [...]r schaemte zijn doorvlochten. Sijne beenderen zijn als vast koper: sijne gebeenten zijn als ysere hant-boomen. Hy is een hooft-stuck der weghen Godts: die hem ghemaeckt heeft / k [...]n sijn sweert tot hem voegen. Om dat de bergen hem voeder voortbrenghen / daerom spelen alle de dieren des velis aldaer. Onder schaduwachtige boomen leyt hy neder: in een schuyl plaetse des riets / ende des stijcks. De schaduwachtige boomen bedeckenhem / elck een met sijne schaduwe: de beeck-wilghen omringen, hem, Siet / hy doet de riviere gheweldt aen / ende en verhaest sich niet hy bertrouwt / dat hy de Iordane in sijnen mondt [Page 53] soude konnen intrecken. Soude men hem voor sijn ooghen konnen vanghen? soude men hem met stricken den neuse doorboren konnen?
[...]ult ghy den Leviathan met den anghel trecken / ofte s [...]ne tonghe met eene koorde / die ghy laet nedersincken? sult ghy hem eene angel in de neuse leggen: of met een doorn sijne kake doorboren? sal hy aen u vele smeeckinghen waken? sal hy sachtkens tot u spr [...]ken? sa [...] by een verbont met u maken: sult ghy hem aennemen tot eenen eeuwigen slave? sult ghy met hem spelen / ghe [...]ck met een vogelken: of su [...]t ghy hem binden voor uwe jonghe dochteren? sullen de met-gesellen van hem een mael tijt bere [...]den: sullen sy hem deelen onder de koop-lieden? Su [...]t ghy sijne hu [...]dt met haken vullen; of met een visschers kranwel sijn hooft? Legt uwe hant op hem / gedenckt des strijdts / doet het niet meer. Siet / sijne hope sal ferlen [...] sal hy oock niet voor sijn ghesichte neder gheslaghen worden? riemant en is so koen / dat hy hem op wecken soude; wie is dan hy / die sich voor mijn aenghesichte stellen soude? Wie heeft m [...] voor ghekomen / dat ick hem soude vergelden? wat onder den [...]ensschen Hemel is / is mijne. I [...]t en sal sijne leden niet vers [...]ijghen / nochte hei verhael sijner ster [...] ten / nochte de bevallicheyt sijner ges [...] altenisse, wie soude het oppers [...]e sijnes [...]eets ontdecken [...] ofte wie soude met fijnen dobbelen brerdel hem aenkemen? wie soude de deuren sijns aenghesic [...]s open doen? rontom [Page 54] sijne tanden is verschrickinghe. Seer uytnemende zijn sijne stercke schilden; elck een ghesloten als met eenen nauw-druckende zeghel.
De een is so na aenden anderen / dat de wint daer niet en kan tusschen komen. Sy kleven aen malckanderen / sy vatten sich t'samen / datse fich niet en scherden. Elck eene sijner niesinghen doet een licht schijnen: ende sijne oogen zijn als de oogen-leden des dageraets. Wt sijne mondt gaen fackelen / ende vyerighe voncken rakender uyt. Wt sijne neus-gaien komt roock voort / als uyt eenen ziedenden pot / of ruymen ketel. Sijnen adem soude kolen doen vlammen / ende een vlamme komt ur [...] sijnen mondt voort. In sijnen hals herbergt de sterckte: voor hem springht selve de droefheyt van vreuchden op De stucken sijns vleeschs kleven t' samen: elck een is vast in hem / het en wort niet beweeght. Sijn herte is vast gelijck een sieentjke vast gelijck een deel des ondersten meulen-steens. van sijn verheffen schromen del stercke: om sijner doorbrekinghen wille / ontsondigen sy hen.
Raeckt hem ymant met den sweerde / dat en sal niet bestaen; spiesse / schicht / noch pantzier. Hy acht het yser voor siroo / ende het stael voor verrot hout. De pijl en sal hem niet doen vlieden: de slinghen-sieenen worden hem in stoppelen verandert. De werp-steenen worden van hem gheachtet als stoppelen: ende hy belacht de drillinghe der lance. Onder hem zijn scherpe scherven: [Page 55] hy spreyt sich op het punctachtighe / als op slijck. Hy doet de diepte zieden / ghelijck eenen pot / hy stelt de Zee als, een Apotekers Kokerye. Achter hem verlicht hy het padt: men soude den af-grondt voor grijsicheyt houden. Op der aerden en is niet met hem te verghelijcken: die gemaeckt is / om sonder schrick te wesen. Hy aensiet alles wat hooch is / hy is een koningh over alle jonge hooghmoedighe dieren.
The. 4, 5, and 6 chapters of the epistle of Paul to the Ephesians: wherein the duty of Christians is largely handled.
I therfore beseech you, (even) I the prisoner in the Lord, that ye walk worthy of the vocation wherewith ye are called: with al lowlines and meeknes, with long suffering, forbearing one another in love: Endeavouring to keep the vnity of the Spirit by the bond of peace, There is one body, and one Spirit, even as also yee are called unto one hope of your calling: one Lord, one faith, one baptisme, one God & father of [Page 56] all, who is above al, and through all, and in you all.
But to every one of us is grace given, according to the measure of the gift of Christ: Therfore hee saith, when hee ascended up on highe, he led captivity captive, and gave gifts unto men. Now this, be ascended, what is it, but that be also descended first into the lower parts of the earth? He that descended, is the same also that ascended up farre above all heavens, that he might fill all thinges. And bee gave some to be Apostles, and some for prophets, and some to be Evangelists, and some for pastours and teachers: For the perfecting of the Saints, for the work of the ministrie, for the edifying of the body of Christ; untill wee all come unto the unity of the faith and of the knowledge of the son of God, unto a perfect man, unto the measure of the frature of the fulnes of Christ: That we henceforth bee no more children, who like the flood are tossed to and fro, and carryed about with every winde of doctrine, by the sleight of men, by the cunning craftines whereby they lye in wait to deceave: But following the truth in love, may in all things grow up unto him, who is the head, even Christ: From whom the whole body fitly joyned-togither and compacted, by that which every joynt supplyeth, according [Page 57] to the working of every part in its measure, maketh the increase of the body, to the edifying of it selfe in love.
This I say therfore, and testifie it in the Lord, that you henceforth walke not like as the other gentiles walke in the vanity of their minde, darkened in the understanding, being alienated from the life of God, through the ignorance that is in them, becaus of the hardnes of their hearts: who being past feeling, have given themselves over unto lasciviousnes, to work all uncleannes with greedines. But ye have not so learned Christ, if so bee yee have but heard him, and are taught by him, as the truth is in Iesus: To wit, that yee should put off, concerning the former conversation, the old man, which is corrupt through the lusts of deceitfulnes and that you should bee renewed in the spirit of your minde, and put on the new man, which after God is created in true righteousnesse and holynes.
Wherfore put away lying and speak the truth every man with his neighbour: For we are members one of another.
Be ye angry, and sin not; let not the sun goe down upon your w [...]ath: neither give place to the devill.
Let him that hath stolen steale [Page 58] no more, but rather labour, working with his hands the thing which is good, that he may have to distribute to him that hath need.
Let no filthy communication proceed out of your mouth: but if there be any good communication to profitable edification, that it may give grace to them that beare it.
And grieve not the holy Spirit of God, by whom yee are sealed unto the day of redemption.
Let all bitternes, and wrath, and anger, and clamour, and evill speaking, bee put away from you, withall malice.
But be ye kind one to another, mercifull, forgiveing one another, even as also God in Christ hath forgiven you.
Bee yee therefore followers of God, as deare children: and walke in love, even as Christ also hath loved us, and hath given himself up for us, for an offerring and a sacrifice to God, for a sweet smelling savour.
But fornication, and al uncleannes, or covetousnes, let it not be once named among you, as it becometh Saints: neither filthynes, nor foolish talking, or jesting, which are not comely, but rather giving of thankes. For this you know, that no whoremonger, or unclean (person), or covetous (man) Who is an Idolater, hath inheritaunce [Page 59] in the kingdome of Christ and of God.
That no man deceave you with vaine words: for becaus of these things cometh the wrath of God upon the children of disobedience. Be not ye therfore partakers with them. For yee were sometimes darknes, but now are yee light in the Lord: walke as children of light: For the fruit of the Spirit is in all goodnes, and righteousnes, and truth. Proveing what is acceptable unto the Lord.
And have no fellowship with the vnfruitful workes of darknes: but much rather also reprove them. For it is even shamefull to speak of those things which are don of them in secret. But al these things, being reproved of the light are made manifest. For whatsoever doth make manifest, is light. Therfore he saith, Awake thou that sleepest, and arise from the dead, and Christ shall give thee light,
See then thae ye walke circumspectly, not as fools but as wise, redeeming the time, becaus the dayes are evill. wherfore bee yee not without understanding, but understand what the will of the Lord is. And be not drunk with wine, wherein is excesse, but be filled with the Spirit: Speaking among your selves with psalmes; and hymnes, and spirituall songs, singing, and making melodie to the Lord in your heart: giving thankes [Page 60] alwayes for al things to God and the father, in the name of our Lord Iesus Christ: being subject one to another in the feare of God.
Yee wives be subject to your owne husbands, as unto the Lord: For the husband is the head of the wife, even as Christ is the head of the church; and hee is the saviour of the body. Therfore as the Church is subject unto Christ, so also ( [...]e [...]) the wives (bee) to th ir owne husbands in every thing Ye husbands love your owne w [...]ves, even as Christ also hath loved the Church, and hath given up himself for her: that hee might sanctifie it, having cleansed her with the washing o [...] wa [...]er by the word: toa [...] he might present it to himself gloriou [...] a church which hath no spot or wrinckle, or any such thing, but that shee should be ho [...]y and v [...]t proveable. So are men bound to love their owne wives, as their owne bodies. He that loveth his owne wife, loveth himself. For no man ha h yet ever bated his owne flesh, but hee nourishe [...]h and cherrisheth it, even as also the Lord the church. For we are members of his body, of his flesh and of his bones. Therefore shal a man leave his father and mother and shall cleave to h s Wi [...]e: and they two shalbe one flesh. [Page 61] This mysterie is great: but I speake this, having respect unto Christ, and unto the church. Therfore also let every one of you in particuler so love his wife as himselfe: and the wife see that she reverence her husband.
Ye children be obedient to your parents in the Lord: for that is right. Honour thy father and mother (which is the first commandement with a promise) that it may goe well with thee, and that thou mayst live long upon the earth. And ye fathers, provoke not your children to wrath: but bring them up in the nurture and admonition of the Lord.
Ye servants bee obedient unto your Masters according to the flesh, with feare and trembling, in singlenes of your heart, as unto Christ: not according to eye-service, as men pleasers, but as servants of Christ, doeing the will of God from the heart; with good will doeing service to the Lord and not to men: knowing that whatsoever good thing any man doth, the same shall hee receave of the Lord, whither he be bond or free. And ye Masters, doe the same things to them, forbearing threatening: as knowing that also your Master is in heaven, and that no respect of persons is with him.
Furthermore, my brethren, bee strong in the Lord, and in the power of his might. Put on the whole armour of God, [Page 62] that you may stand against the crafty wiles of the devil. For we wrestle not against flesh and blood, but against principalities, against powers, against the rulers of the world, of the darknes of this world, against Spirituall wickednesses in the aire. Therefore take on the whole armour of God, that you may be able to withstand in the evil day, and having finished all to abide standing. Stand therfore, having your loynes girt about with truth, and having put on the breast plate of righteousnes: and having your feet shod with the preparation of the gospel of peace. Above all having taken on the shield of faith, wherewith ye shall be able to quench all the fiery darts of the wicked: And take the helmet of salvation, and the sword of the Spirit, which is the word of God: praying alwaies with all prayer and supplication in the Spirit, and watching thereunto with all perseverance, and supplication for all Saints. And for me, that Speech may be given to me in the opening of my mouth with boldnesse, to make knowne the mysterie of the gospel for which I am an ambassadour in a chaine, that in the same I may speak boldly as I ought to speake.
And that yee also may know [Page 63] myne affaires, & what I do, Tychicus the beloved brother, & faithful minister in the Lord shal make known to you all things: whome I have sent vnto you for the same purpose, that you may know our affairs, and that he may comfort your hearts,
Peace be to the brethren, and love with faith, from God the father, and the Lord Iesus Christ. Grace be withal them, that lover our Lord Iesus Christ in incorruption, Amen.
De 4, 5, en 6 capittelen des Sendt-briefs Pauli aen den Ephesenen: waerin de plicht der Christenen in't breet verhandelt wordt.
SO bidde ick u dan / ick de gevangen in den Heere / dat ghy wandelt weerdighlick der roepinge / met welcke ghy gheroepen zijt: Met alle ootmoedigheyt ende sachtmoedigheyt / met lanckmoedigheydt / verdragende malckanderen in liefde: u beneerstigende te behouden deeenigheyt des Geests door den bant des vredes. Een lichaem is het / en̄ eenen geest ghelij [...]kerwijs ghy oock geroepen zijt tot eene hope uwer beroepinghe: een Heere / een gheloove / eenen doop / een Godt ende Dader van [Page 56] alle / die daer is boven alle / ende door alle / ende in u [...]lle.
Maer elck een van ons is de genade ghegeven / na de [...]ate der gave Christi Daerom feght hy / Als hy opghevaren is in de hooghte / heeft hy de gevanckenisse gevanghen ghenomen / ende heeft den menschen gaven gegeven. Nu dit / hy is opgevaren / wat is 'r / dan dat hy cock eerst is nederghedaelt in de nedersie deelen der aerde? Die nedergedaelt is / is de felve oock die opghevaren is verre boven alle de Hemolen / op dat hy alle dinghen vervullen soude. Er de de selve heeft gegeven sommige tot Apostelen / ende sommige tot Propheeten / ende sommighe tot Evangelisten / ende sommighe tot Herders ende Leeraers: Tot de volmakinghe der Heylighen / tot het werck der bedieninge / tot opbouwinge des Lichaems Christi; tot dat wy alle sullen komen tot de eenigherdt des gheloofs ende der kennisse des Soons Godts / tot eenen [...]elkomenen man / tot de mate der groote der volheyt Christi▪ op dat wy niet meer kinderen en souden zijn / die als de v [...]eedt beweeght ende omghevoert worden met alle wini der [...]eere / doer de bedrieghetie der menschen / door archlis [...]igheyt om lis [...]elick tot dwalinghe [...]e brengen: Magd de wacrhe [...]dt betr [...]chtende in liefde / alles [...]ns souden op wassen in hem die het hooft is / namelijck Chris [...]us: uyt welcken het geheel lichaem vequaewlick t'famen ghevoeght / ende t'famen vast ghemaeckt zijnde / door alle voeghselen der toebrenginge [Page 57] nae de werckinghe van een ye ghelijck deel in sijne mate / den wasoom des Lichaems maeckt / tot sijns selfs ophouwinghe in de Liefde.
I [...]k seg [...]he dan dit / ende betuyghe het in den Heere dat ghy niet meer en wandelt gelijck als de andere He [...]denen wandelen in de [...]delheyt hares ghemoets / verdu [...] stert in het verstant / vervremt zijnde van het leven God [...]s / door de onwetenhe [...]t die in haer is / door de verhar [...]m [...]e h [...]res henten. Welcke ongevoeligh geworden zijnde / hebben haer selven overghegheven tot ontuch [...]igh [...]yt / om alle onreynighe dt gierighlick te bedrijven. Doch gh [...] en hebt Chris [...]um also niet gheleert / indien ghy maer hem ghehoort hebt / ende door hem ge [...]er [...] zijt / ghelijck de waer heyt in [...]esa is: Te weten / dat gh [...] foudet af legghen / aengaende de vorige wa [...] d [...]linge / den ouden [...]ensche die verdorven word [...] door de begeerlijckeheden der verl [...] dinghe: ende bat gh [...] sondet verme [...]wt worden inden Ghees [...] uwes ghemoedes / ende den nieuwen mensche aendoen / die nae Godt gheschapen is in waere rechtveerdighe dt ende Heyligheyt.
Daerom legghet af de [...]eughen / ende spreket de waerhe [...]dt een reghe [...]ijck met synen naesten: want wy zijn malcanders leden.
Wort toornich / ende en fondight niet: de Sonne en [...]ae niet onder over uwe too [...]ghe [...]t, Noch en geeft den Hu [...] v [...] geen p [...]e [...]fe.
T [...]e ghestoren heeft / en stele [Page 58] niet meer / maer arbeyde liever / werckende dat goed is met de handen / op dat hy hebbe mede te dee [...]en den genen die noodt heeft.
Gheen buyle re [...]en en gae uyt uwen mondt: maer soo daer eenighe goede reden is tot nuttige stichtinge / op dat s [...] ghenade gheve dien [...]ese hooren.
Ende en bedroeft den Heyligen Geest Goot niet / door welcken ghy verseghelt zijt tot den va [...]h der veriossenghe.
Alle bitterhert / ende toorniche [...]t / ende gramschap / ende gheroep / ende lasteringhe zy van u geweert / met alle booshegt.
Maer zijt tegen malkanderen goedertieren / barmhertigh / verghevende malkanderen / ghelijckerwijs oock God in Christo u lieden vergheven heeft.
Zijt dan na-volgers Godts / als gheliefde kinderen: ende wandelt in de liefde / ghelijckerwijs oock Christus ons lief gehadt heeft / ende hem selven voor ons heeft overghegeven tot een offerhande ende een slacht offer Gode / tot eenen wel-rieckenden reuck.
Maer hoererre / ende alle ondeynicheyt / ofte giericheyt / en laet oock onder u niet ghenaemt worden / ghelijckerwijs het den heyligen betaemt: noch oneerbaerheyt / noch sot-geklap ofte geckerye / welcke niet en betamen; maer veel meer danck-segginge. Want dit weet ghy, dat gheen hoereerder / ofte onreyne / ofte gierigaert / die een af-goden dienaer is / erffenisse [Page 59] en heeft in het Coninckrijcke Christi ende Godts.
Dat u niemandt en ver [...]e [...]de met ydele woorden: want om dese dinghen komt de soorne Godes ober de kinderen der ongehoorsaemheyt. So en zijt dan hare mede ghenooten niet. want ghy waert eertijts duysternisse / maer nu zijt ghy licht in den Heere; wandelt als kinderen das lichts: want de vrucht des Geefts is in alle goedigheyt / ende rechtveerdigheyt / ende waerheyt. Beproebende wat den Heere wel behagelijck zy.
Ende en hebt geen gemeynschap met de onvruchtbare wercken der duysternisse / maer bestraftse oock veel eer. Want het gene heymelijck van haer geschiet / is schandelijck oock te seggen. Maer alle defe dinghen / van het licht bestraft sijnde / worden openbaer want alle dat openbaer maeckt / is licht. Daerom seght hy / Ontwaeckt ghy die slaept / ende staet opuyt den dooden / ende Christus sal over u lichten.
Siet dan hoe ghy voorsichtelijck wandelt / niet als onwijse / maer als wijfe den tijt uytcoopende / dewijle de dagen boos zijn Daerom enzijt niet onverstandigh / maer vers [...]aet welcke de wille des Heeren zy. Ende en wort niet droncken in wijn / waer in overdaet is / maer wort vervult met den Geest: sprekende onder malkanderen met Psalmen / ende lof-sanghen / ende Gheestelijcke liedekens singhende / ende psalmende den Heere in uw' herte: danckende alle [Page 60] tijdt over alle dingen Godt ende den Dader / inden name onses Heeren Iesu Christi. Malkanderen onderdanigh zijnde in de vreese Godes.
Ghy brouwen weest uwe eyghene mannen onderdanigh / ghelijck den Heere: want de Man is het hooft des wijfs / gelijck oock Christus het hooft der Geme [...]nte is: ende hy is de behouder des Lichaenis.
Daerom [...]elijck de Gemeynte Christo onderdanigh is / also ooel de vrouwen hare e [...]gene mann [...]n in alles. Ghy mannen hebt uwe eyghene Drouwen Lief / gelijck oo k Chrstus de Geme [...]nte lief ghehadt heeft / ende hemselven voor haer heeft overgheghevan: op da [...] h [...]se He li [...]en soude / haer ghere, night hebbende met het badt des waters door het woordt: op dat hyse hem selven soude Heerlijck voors [...]ellen / een Ghemeynte die geen vlecke ofte dimpel en heeft of [...]et di [...]ghelijcke / maer dat sy soude Heyli [...]h sijn ende on [...] dispelijck. Also zijn de mannen schu digh hare [...]ghene brouwen [...]ef te hebben / ghe [...]ck haere eygh [...]ne [...]chamen. Die fijne e [...] here Drouwe lief heeft die heeft hem [...]r [...]v [...]n lief. Wan [...] niemandi en heeft oyt sijn erghen vleesch gehaet / ma [...]r hy vo [...] het / ende onderhout het / gelijckerwijs oock de Heere de Geme nie: Want wy zijn leden zijns Lichaems / van sijnen vleesche / ende van sijne beenen. Daerom sal een mensche sijneu Dader ende Moeder ver alen / ende sal sijn Wijf aenhanghen: ende sy twee sullen tot een bleesch [Page 61] wesen. Dese verborghentheyt is groot: do [...]h ick segghe dit siende op Christum / ende op den Ge [...]e nie. Soo dan oock ghy lied [...]n elck in 't bysonder / een gegelijck hebbe sijn eygen Drouwe also lief als hem selven: ende de Drouwe sie dat sy den man breese.
Ghy kinderen zijt uwen ouderen gehoorsaem in den Heere: want dat is recht. Eert uwen Vader / ende Moeder / (het welck het eerste gebodt is met een belofte) op dat het u wel gae / ende dat ghy langhe leeft op de aerde. Ende gh [...] Daders en verweckt uwe kinderen niet tot toorne / maer voedtse op in de leeringhe ende vermaninghe des Heeren.
G [...] dienst-knechten zijt gehoorsaem uwen Heeren na den vleesche / met vrese ende beven / in eenvoudighe [...]dt uwes herten / ghelijck als Christo: niet nat ooghen-dienst / als menschen behagers / maer als dienst-knechten Christi / doende den wille Godis van herten; dienende met goetwilligheydt den Heere / ende niet den menschen: we tende dat so wat goet een regelijck gedaen sal hebben / hy dat selve van den Heere sal ontfangen; het zydienst-knecht / 't z [...] vrye. En̄ ghy Heeren / doet het selve by haer / nalatende de dreyginge a s die wetet dat oock uw' selfs Heere in de Hemelen is / ende dat geen aenneminghe des persoons by hem en is.
Doorders / mijne broeders / wordet krachtigh in den Heere / ende in de sterckte zijner macht. Doet aen de gheheele wapen-rustinge Godts / [Page 62] op dat ghy konnet staen tegen de listighe omle [...]dinghen des Duyvels. Want wy en hebben den strijt niet tegen vleesch ende bloet / maer tegen de overheden / teghen de machten / teghen de gheweldt-hebbers der werelt / der Du [...]sternisse defer eeuwe / teghen de gheestelijcke boosheden in de lucht. Daerom neemt aen de gheheele wapenrustinghe Godts / op dat ghy konnet weder staen in den boosen dagh / ende alles verricht hebbende / staende blijven. Staet dan / uwe lenden omgegordt hebbende met de waerheyt / ende aengedaen hebbende de borst-wapen der gerechticheyt: ende de voeten geschoeyt hebbende met bereydtheyt des Evangeliums des vredes. Boven al aenghenomen hebbende de schildt des gheloofs / met welcken ghy alle de vyerighe pijlen des boosen sult konnen uyt-blusschen: Ende neemt den helm der Salicheydt / ende het sweerdt des Geesis / het welck is Godts woordt: Met alle biddinge ende smeeckinge / biddende tot aller tijdt in den Gheest / ende tot het selve wakende met alle gheduericheydt / ende smeeckinge voor alle de Herlighe: Ende voor my / op dat my het woordt ghegheven worde in de openinghe mijns mondts met vrymoedigheydt / om de verborghentheydt des Evangeliums bekent te maken / waer over ick een ghesante ben in een keten / op dat ick in't selve vrymoedelijck mach spreken / ghelijck my betaemt te spreken.
Ende op dat oock ghy [Page 63] mooght weten het ghene my aengaet / ende wat ick doe / dat alles sal u Tychicus de geliefde broeder ende ghes [...]ouwe Dienaer in den Heere bekent maken: den welcken ick tot dien selven eynde tot u ghesonden hebbe / op dat ghy onse saken soude tweten / ende hy uwe herten soude vertroosten
Vrede zy den broederen / ende liefde met gheloove / van Godt den Dader / ende den Heere Iesu Christo.
De ghenade zy met alle de ghene / die onsen Heere Iesum Christum lief hebben in onverderflijckheydt. Amen.
Psal. 91
HE that dwelleth in the hideing-place of the most high, he shall rest in the shadowe of the Almightie.
I wil say to the Lord; My refuge and my fortresse my God in whom I trust.
For he shall rid thee from the snare of the fowler: from the grievous destructive pestilence.
He shall cover thee with his feathers, and under his wings shalt thou trust: his truth is a shield and buckler.
Thou shalt not be affraid for the terrour of the night: for the arrow that flieth by day, for the [Page 64] pestilence that walketh in darknes: for the destruction that wasteth at noon-day.
A thousand shal fal at thy side, and ten thousand at thy r [...]ght hand: it shal not come nigh thee. On [...]y with thyne eyes shalt thou behold it▪ and thou shalt see the reward of the wicked.
For thou, oh Lord, art my refuge, thou hast made the most highe thine habitation there shal none evill befall thee, neither shall any plague come nigh thy tent. For hee shall give his Angels charge of thee, that they keep thee in all thy wajes. They shall beare thee upon their handes, that thou dash thy foot against no stone.
Thou shalt tread upon the fierce lyon and the adder, thou shalt trample under feet the young lyon and the dragon.
Becaus he loveth me much (saith God) therfore will I deliver him: I will set him on highe, for hee knoweth my name. He shal cal upon me, and I will heare him: I will bee with him in trouble, I will draw him cut, and will honour him. I will satisfie him with length of dayes, and will caus him to see my salvation.
Psal. 91.
DIe in de schuyl-plaetse des Alderhooghsten is geseten / die sal vernachten in de schaduwe des Almachtighen.
Ick fal tot den Heere segghen; Mijne toevlucht ende mijn burcht: mijn Godt op welcke ick vertrouwe.
Want hy sal u redden van den strick des voghel-vangers: van de seer verderflicke pesiilentie.
Hy sal u decken met sijne blercken / ende onder sijne vleugelen sult ghy betrouwen: sijne waerheydt is een rondasse ende beukelaer.
Ghy en sult niet vreesen voor den schrick des nachts: voor den pijl die des daechs vliecht: voor de pestilentie [Page 64] die in de donckerheyt wandelt: voor het verderf dat op den middach verwoestet.
Aen uwe zijde sullender duysent vallen / ende tien duysent aen uwe rechter hant tot u en sal 't niet genaken. Allcenlijck sult ghy 't met uwe oogen aenschouwen ende ghy sult de vergeldinge der godtloosen sien.
Want ghy / Heere / zijt mijne toevlucht den Alderhoochsten hebt ghy ghestelt tot u vertreck / [...]en sal gheen quaet wedervaren / noch geen plage sal uwe tente naderen. Want hy sal sijne Engelen van u bevelen / datse u bewaeren in alle uwe wegen. Sy sullen u op de handen dragen / op dat ghy uwen voet aen geenen steen en stootet.
Op den fellen leeuw ende d'adder sult ghy treden / ghy sult den jongen Leeuw / ende de drake vertreden.
Dewijle h [...] my seer bemint / (spreeckt Godt) soo sal ick hem uythelpen: ick sal hem op eene hoochte stellen / want hy kent mijnen name. Hy sal my aenroepen / ende ick sal hem verhooren: in de benaeuwtherdt sal ick by hem zijn / ick salder hem uyttrecken / ende sal hem vereerlicken. Ick sal hem met lanckheydt der dagen verfadighen / ende sal hem mijn Saligheydt doen sien.
Certaine morall sayings, and familiar (or proverbiall) speeches, very pleasant to the mynd, and profitable for the exercise of the tongue.
Eenige stichtelijcke spreucken, en gemeene (of proverbiale) spreeck-woorden, den Geest seer vermaeckelijck, en voordelijk tot d'oeffeninge der sprake.
The head-nomber.
ONe, two, three, foure, five, sixe, seven, eight, nine, ten, eleven, twelve, thirteen, fourteen, fifteen, sixteen, seventeen, eighteen, nineteen, twenty, one [Page 106] and twenty two and twenty &c. thirty, fortie, fiftie, sixtie, seventy, eightie, ninety, hundred, two hundred, three hundred, foure hundred, five hundred, sixe hundred, seven hundred, eight hundred, nine hundred, thousand, thr [...]e thousand, thousand thousand, or one million, &c.
Het hooft-getal.
EEn / twee / drie / vier / vijf / ses / seven / acht / negen / thien / elve / twaelve / dertien / veertien / vijftien / sestien / seventien / achtien / neghentien / twintigh / een [Page 106] en twintigh / twee en twintigh / &c. dertich / veertigh / vijftigh / tsefrigh / tseventigh / tachtenti h [...]tnegentigh / honderd / twee honderd / drie honderd / vier honderd / vijf honderd / ses honderd / seven honderd / acht honderd / negen honderd / duysend / drie duysend / duysent: mael duysent / ofte een millioen. &c.
The ordinall number.
THe first, second, third, fourth, fifth, sixt, seventh, eighth, nineth, tenth, eleventh, twelveth, thirteenth, fourteenth, fi [...]teenth, sixteenth, seventeenth, eighteenth nineteenth, twentieth, thirtieth, fortieth, fiftieth, sixtieth, seventieth, eightieth, ninetieth, hundreth two hundreth, three hundreth, foure hundreth, five hundreth, sixe hundreth, seven hundreth, eight hundreth, nine hundreth, thousandth &c.
Het order-getal.
DE eerste [...] / tweede / derde / vierde / vijfde / seste / sevende / achtste / neghenste / thiensie / elfste / twaelvste / derthienste / veerthienste / vijfthienste / sesthienste / seventhienste / achthienste / negenthienste / twintichste / dertichste veertichsie / vijftichste / sestichste / seventichste / tachtentichste / tuegentichste / hondertste / twee hondertste / drie hondertste / vier honderste / vijf hondertste / ses hondertsie / sove [...] hondertste / acht-hondertste / neghen honder [...]ste / duysentste / &c.
The dayes of the week, and moneths of the yeare.
The Lords day, Sunday: Moonday: Tuesday: Wednesday: Thursday: Friday: Saturday.
- Ianuary:
- February:
- March
- April:
- May:
- Iune:
- Iuly:
- August:
- September:
- October:
- November:
- December.
De daghen van der weke; en maenden van den jaere.
DEn dach des Heeren / Sondach: Maendagh: Dinsdag: Woensdagh: Donderdagh / Vrydagh: Saterdagh.
- Ianuarius (Lou-maendt) /
- Februarius (Sprockel)
- Martius (Meert):
- April [...]:
- Mayus (Bloey maent):
- Iunius (wiede-maent):
- Iulius (Ho [...] maendt):
- Augustus (oogst maende):
- September (Herfst-maendt):
- October (wijn-maent):
- November (slacht-maendt):
- December (wintes-maendt).
Dialogues and ordinary discourses among men.
T' samen-sprekingen en gemeyne coutingen onder de menschen.
Morning salutations.
Good morrow Sir.
And you also Sir.
Good morrow neighbour.
And to you also my loving neighbour.
God give you good morrow Bernard.
And you also Austin: God give you good morrow.
Good morrow be to you.
I thank you Sir.
I wish you a good morrow.
I wish the like also to you.
I wish this day may be prosperous to you.
And I wish it may not goe il with you.
What doe you up so earlie?
Is it not time to be up?
Wherfore doe you rise so soon?
To rise betimes in the morning is the wholesomest thing in the world.
Morgen groetenissen.
GOede morgen Heer.
Ende u oock mijn Heer.
Goeden dagh beurman.
Ende u alsoo mijn lieve naesten.
God gheve u goeden dach Bernard.
Ende u nede Augustijn: go [...]den dach geve u Godt.
Goeden dach zy u. l.
Ick bedancke u mijn Heer.
Ick wensch u goeden dach.
Ick wensche u desghelijcx.
V moet desen dach wel zijn.
'Ten moet u oock niet qualijck gaen.
Wat maeckt ghy so broegh op?
Isset niet tijdt op telzijn?
Waerom staet ghy soo vroegh op?
S'morghens vroegh op te staen / is het ghesondste ding in de werelt.
2 Salutations at meeting and parting.
God save you David.
And you also Clemens.
God save you heartily.
And you also, as heartily.
How doe you?
I am well I thank God; at your service: and you Clemens, how is it with you? well?
I am also in health: how doth your father and mother?
They are in health praised be God.
How goes it with you my good friend?
It goeth well with me, goes it but so wel with you.
I wish you good health.
I wish the same to you also.
I salute you.
And I you also.
Are you well? Are you in good health?
I am well. Indeed I am in good health. I am healthfull, and in prosperity.
That is good. That is well. That is pleasing to me. That maketh me glad. I love to heare that. I beseech you to take care of your health. Preserve your health.
I can tarrie no longer now. I am in hast to be gone. [Page 109] I must goe. I have need of of my time. I cannot abide standing here. Fare you well. God be with you. God keep you still. I wish your health may continue
And you also my loving friend God protect you. God guide you. God be with you. May it please you in my behalf, hartily to salute your wife and children.
I will doe your message: But I pray commend me also to your father and mother.
2 Groetenissen in 't gemoeten en van malcanderen scheyden.
Weest gegroet David.
Weest ghy oock ghegroet Clemens.
Weest seer gegroet.
Ende ghy oock soo feere.
Hoe vaert ghy?
Ick vare wel Godt danck; tot / uwen dienst. Ende ghy Cemens / hoe ist met u? wel?
Ick vare oock wel: hoe varen u Dader en u Moeder?
Sy zijn Godt of / ghesont.
Hoe gaet het met u mijn goede vrient?
Het gaet my wel / gaet 't maer so wel met u. l.
Ick wensche u gesontheyt.
Dat selve wensche ick u oock.
Ick groete u.
Ende ick u oock.
Daert ghy wel? zijt ghy wel te passe?
Ick vare wel. Ick ben voorwaer wel te passe. Ick ben ghesondt / ende welbarende.
Dat is goet, dat gaet wel. dat is my lief, dat verblijdt my. Ick hoore dat gaerne. Ick bidde u draeght forge voor uwe gesontheyt. Beware u gesontheyt.
Ick mach nu niet langher toeven. Ick ben haestich [Page 109] om gaen. Ick moet gaen. Ick heb mijn [...]ijt van doen. Ick kan hier niet blijve staen. Vaert wel Adieu. Blijft Gode bevolen. Blijf gesent.
Ende u oock mijn lieve vrient. God behoede u. Godt ghelerde u. God zy metu. Belieft u mijnent weghen u l. huyshrouwe en kinderen van herten te groeten.
Ick sal de boodeschap wel doen: Maer segget voor m [...] oock uwen Vador ende moeder goeden dagh.
3 Salutations for the evening tide and night.
Good even my friend.
you are wel come Edward: I am glad to see you. How is it with your whole family? come you now from home?
yea, I came even now from home, and have left al in good health for so much as I know: and am come hither to visit you myne old acquaintance.
That is very wel don: friends ought to be friendly. I am bound highly to thank you for your so great love and remembrance of us; I [Page 110] wish that I may deserve, and if it be possible, againe require it.
Forbeare I pray you to complement so. I have doo you no such great friendship, but you have done ten times more for me. But I can not tatry here. I must returne home, for it beginneth to be late and darke My friend Francis, I wish you a good even.
I thank you hartelle: and I wish you the same with a good heart. But what hast have you? It is not so late as it seemeth to be: for the dayes begin to shorten.
Although it were not late, yet I must be at another place of an errand, before I can goe home.
Goe to, I will not detaine you. Only I wish this evening may be prosperous to you.
And I wish it may not be unprosperous to you.
Another.
What is the clock? what time a night is it?
It is ten a clock. It hath strucken ten. It is almost ten a clock.
I know it not. I think it is not so late. It cannot be [Page 111] so late.
It is indeed. It is surely. I have heard it strike.
Then it is time to goe to bed, We must then goe to sleep. We must then depart, and goe to rest.
I am not sleepie. I have at present no need of rest. I am not sleepie. I am very wakefull.
But I am verie sleepie. I have great need of rest. I am very sleepie. I cannot hold open mine eyes. I bid you therefore good night my friend. God give you good night.
Goe then to sleep: and God keep you. I wish this night may be prosperous to you. I wish you a good night. I wish this night may further you, and that you maie sleep soundly.
I thank you for al your kindnes. God be with you.
But stay a little. Me thinkes you doe much forget your self. Ought we not first to pray to God togither?
I thanke you for your remembrance. If it please you to performe the duty, I shal ioyne with you willingly.
Goe to, I will doe it for this time by Gods helpe.
Evening prayer.
O Merciful God, eternal light shining in darknes, thou who expellelt the night of sin and all blindnes of heart: seing thou hast ordained the night to rest, as the day to labour, wee beseech thee graunt, that our bodies may rest in peace and quiet, that afterwards they may be fit to undergo the labour which they must endure. Moderate out sleep, that it be not disorderly, that we may remaine unspotted both in body and soule: yea that our sleep it self may be to thy glorie. Englighten the eyes of our understanding, that wee may not sleep in death, but alwaies expect our redemption from this miserie. Defend us also against all assaults of the devill, taking us into thyne holy protection. And forasmuch as we have not passed this day without sinning greatly against thee, wee beseech thee to cover our sins by thy bottomeles mercy, like as now thou hast covered all things on earth with the naturall darknes of the night; that so wee may not therefore bee cast from thy presence. Graunt also rest and comfort to all sick, sorrowfull and assaulted hearts, through [Page 113] our Lord Iesus Christ, who hath thus taught us to pray: Our father. &c.
3 Groetenissen voor den avond-stont, ende nacht.
Goeden avont vrient.
Ghy zijt wellecom Edeward: het is my lief dat ick u sien. Hoe ist met u heel huysghesin? komt ghy nu van huys?
Iae / Ick komen soo even van huys en hebbe allegaer in gesontheyd ghelaten voor soo veel als ick weet: en ben hier gekomen / om u. l. mijn oude kennis te besoecken.
Dat is heel wel ghedaen: vrienden behooren vriendelijcke [...]e zijn Ick heb u hoogelijck te bedancken wegheus uwen soo groote liefde en gedachtenis i'onswaer [...]s; Ick [Page 110] wensche dat ick het verdienen / ende soo het moghelijck is weder vergelden mach.
Laet af bidde ick u soo te complementeeren. Ick hebbe u. l soo grooten vrientschap niet gedaen of ghy hebt my thienmael meer gedaen. Maer ick en kan hier niet beyden / ick moet weder t' hurs gaen / want het begint laet en doncket te worden. Mijnen vrient Francoys ick wenschen een goeden avont.
Ick bedancke u herte ijck: ende wensche u. l. desgelijcks uyt goede herten. Maer wat haest hebt gh [...]? Het en is so laet niet als 't schijnt: want de daghen beginnen te berkorten.
Al waer't niet laet / noch: tans moet i [...] op een ander plaets om een boo [...] schap wesen / eer ick t'huys kan gaen.
wel aen / ick en sal u niet onhouden. Alleenlijck wenschende dat u [...] een geluckighen avon [...] mach sijn.
Ende u en zy het niet o [...] geluckigh.
Een ander.
HOe laet isset? wat tijt isset?
Het is thien uren. Het is thien gheslagen. Het is b [...] thien uren.
Ick weet 't niet. Ick meynt niet dat het soo la [...] [Page 111] is. Het kan so laet niet wefen.
'T is immers. Tis voor seeker. Ick hebbet hooren slaen.
Soo isset tijdt om te bedde te gaen. So salmen gaen slaepen, w [...] moeten dan van malckander scheyden en gaen rusten.
Ick en heb geenen vaeck. Ick heb rechte voor gheen ruste van doen. Ick ben niet slaperigh. Ick ben heel wacker.
Maer ick ben vol vaeckx. Rust is my seer noodich. Ick ben heel flaperigh. Ick kan mijn oogen niet open houden. Daerom wens [...]he ick u goeden nacht mijnen vrient. God geve u goeden nacht.
Gae [...]dan slapen ende Godt beware u. Desen nacht zy u geluckigh. Hebt eenen goeden nacht. Desen nacht vordere u / en slaept ghy gesondelijck.
Ick bedanck u voor alles goets. God sy met u l.
Maer wacht een weynich. My dunckt dat ghy u selfs vr [...] wat vergheet. Behooren wy met malkanderen Godt niet eerst aen te bidden?
Ick bedancke u weghens d'indachtichmakinghe. so het u l belieft te doen Ick sal u gheerne gheselschap houden.
Wel aen / ic sal 't voor dees tijt met Godts hulpe doen.
Het avondt ghebed.
O Barmhertighe Godt / een: wich licht schijnende in de duysternisse / ghy die verdrijft den nacht der sonden ende alle blin theyt des herten: na dien ghy den nacht verordineert hebt om te rusten / gelijck den dagh om te arbeyden / wy bid: den u geeft / dat onse lichame [...] in vrede en stilheydt rusten / o [...] datse daer na bequaem zijn moghen / den arbeydt te lijden dien sy draghen moeten. Matight onsen slaap / dat die niet onordentlijck en zy / op dat wy aen lijf ende siele onbevleckt mogen blijven: ja dat onse slaep selfs gheschiede t [...] uwer eere. Derlicht de ooghen onser verstandts / op dat w [...] in den doodt niet en onslaye [...] maar altijt verwachten op onse verlossinghe uyt dese ele [...] dicheydt. Beschermt ons oock voor alle aenvechtinghe d [...] duyvels / ons in uw' heylight gheleyde neemende. Ende nadien wy desen dach niet toeghebracht en hebben / sonder teghen u grootelijckx ghesondicht te hebben / wy bidden u [...] wilt onse sonden bedecken doo [...] uw' grondeloose barmherticheydt / ghelijck ghy nu alle di [...] ghen op aerden mette natuu [...] lijcke duysternisse des nacht [...] bedeckt hebt; op dat wy daer om van uw' aenschijn niet vers [...]ooten en werden.
Gheeft oock rust ende troost aen alle krancken / bedroefden ende aenghevochten herte [...] [Page 113] door onsen Heere Iesum Christum / die ons alsoo heeft leeren bidden: Onse Vader &c.
3 Childrens talke, of rising up in the morning, and goeing to schoole and other familiar things
HEare you not? rise.
Let me sleep a little yet.
How long will you sleep? It is time to rise.
It is not yet day.
Open your eyes, and you wil see that it is late.
Tell mee truly I pray thee, what a clock it is.
It will suddainly strike seven: therfore rise presently, or otherwise you will bee chidden of the master. And as you rise, look to it, that you trusse up your hose close, and tye them round about, so shall you take the lesse cold.
Myne eylit-holes are all in peices.
Why have you not caused them to be mended?
I thought not on it
See that it be don to morrow.
I will take care of it.
Doe you put on your best coate?
I thought it had bin my working dayes one.
Fit your cloths well. you stretch them too highe.
That adornes well.
Let us goe downe now; and let us look before us. But think you not on our loving Lord?
We will doe that by and by, when we are at church.
What if some evill befall you in the meane time? Truly you are unthankfull.
Whence doe you gather that?
Know you not that hee hath preserved you this night?
What ought a Christian to doe herein?
You must kneele, and with great devotion pray after this manner.
Morning prayer.
LOrd God, heavenly father, wee thanke thee that thou hast so faithfully watched over us this night; and beseech thee to strengthen us by thy holy Spirit, who may henceforth guide us: that we may devote this day and all the dayes of our life unto all righteousnes and holynes, and that whatsoever we take in hand our eyes may alwaies look to the [Page 115] spreading abroad of thy glory; yea that we expect all the succes of our intendements only from thy bountifull band. And that we may obtaine such grace from thee, be pleased according to thy promise to forgive us al our sins, through that holy passion and blood-shedding of our Lord Iesus Christ: for wee are hartily sorrowfull for them. Illuminate our hearts, that we having put off all the works of darknes may walk as children of the light in a new life in all godlynes. Give also thy blessing to the preaching of thy divine word. Destroy all the works of the devil, strengthen all church-officers, and governours of thy people. Comfort all persecuted and distressed hearts, through Iesus Christ thy beloved son, who hath promised us, that thou wilt assuredly give us all that wee beg in his name, and therefore hath taught us to pray after this manner, Our father &c,
Is that enough?
Yea, if you could doe that with good understanding true faith, and an upright heart.
Let us then go to schole now.
You must first wash your hands, and rinse your mouth: you must also ri [...]ze [Page 116] out your throat wel with gorgelling; after that dresse your head if it bee tangled, and buckle your shoes, if they be unbuckled.
That is don already.
Let us now goe strait forward through the church, to schoole.
But I would break my fast first, for I am yet fasting.
Doe that freely, and forget not first to call upon Almighty God.
I pray you teach me that also: for I would faine doe it alwaies.
After this manner shall you doe it, if you please.
A short prayer before breakfast.
FEed our souls, oh Lord Christ, with thy love, who by thy goodnes doest sustaine all things that have receaved life. Graunt, Lord, that these thy gifts may bee holylie used by us, as thou the giver of the same art holy. Amen.
Come now and eat something with mee, if you please: you are very welcome.
Not I, I thank you hartily, it is yet too early for mee to break my fast. I doe [Page 117] not use to eat so soone. Or I have broken my fast an houre agoe, I can not fast so long. But I will attend you for your company so long while you eat if you please.
I am sorry Sir to make you wait so long upon mee, but you know the proverb, Necessity hath no law: and I hope to recompence your patience ere long with the like attendaunce, if I can but rise soon enough.
It is no matter Sir, the service is not so great as to have a word spoken of it.
Now God bee praised for his good gifts; I have eaten enough till noone.
Much good may it doe you, shall wee goe now?
Yea willingly. what a clock is it think you?
About eight.
That is the right time for to goe to schoole. How much am I obliged to you, that you have furthered mee so much this morning? It is surely a token that you beare good affection to mee: God graunt that I may in some kinde deserve it from you.
3 Kinder gespreck, van s'morgens op te staen, schoole gaen, en andere gemeynsame saecken.
HOordy niet? her op.
Laet my noch een weynigh slapen.
Hoe lang wilt ghy slapen? Het is tijdt om op te staen.
Ten is noch geen dagh.
Doet uwe oogen op / ende ghy sult sien dat het laet is.
Ick bidde u seght my in waerheydt wat ure isset.
Het sal haest seven slaen: daerom staet datelijck op / of anders sult ghy van den meester bekeven worden: Ende in't opstaen / sie toe / dat ghy uwe koussen van op treck / [...]n [...]stelse rontsom / al sosul [...] ghy te min couwe hebben.
Mijn nes [...]elgaten zijn alin stucken.
Waerom hebt ghy die niet doen vermaecken?
Ick dachter niet op.
Maeckt dattet morghen gedaen wort.
Ick sal't besorgen.
Doet ghy u besten rock aen?
Ick meynde dattet mijnen dagelijckschen hadt geweest.
Schickt u klederen wel. Ghy strecktse te hooch waerts.
Dat ciert wel.
Laet ons nu afgaen / ende laet ons voor ons sien. Maer denckt ghy op onse lieven Heer niet?
Dat sullen wy vlus doen als wy in de kercke zijn.
Of u daerentusschen yet quaet ghebeurde? voorwaer ghy zijt ondanckbaer.
Waer uyt neemt ghy dat?
Weet ghy niet dat hy u desen nacht bewae [...]t heeft?
Wat behoort een Christen hier in te doen.
Ghy sult gaen knielen / [...] met groot devotie sul [...]y aldus bidden.
Het morgen-gebed.
HEere Godt / Hemelsche Vader / wy dancken u dat ghy desen nacht so ghetrouwelijck voor ons gewaackt hebt; ende bidden u dat ghy ons wi [...]de stercken met uwen Heylighen Gheest / die ons voortaen geleyde: dat wy desen dagh / mitsgaders alle de daghen onses ievens moghen besteeder tot alle gherechticheydt ende heylicheydt / ende wat wy i [...] handen neemen / dat onse o [...] ghen [Page 115] altijdt sien / om uw' eere te verbreyden; alsoo dat wy alle den voorspoed onses voornemens van uwe mi [...]de handt alleen verwachten. Ende op dat wy sulcke ghenade van u verkrijghen / wildt ons nae uwe beloftenisse / vergheven alle onse sonden / door dat Heylighe lijden ende bloedtvergieten onses Heeren Iesu Christi: want sy zijn ons van herten leedt. Verlicht onse herten / op dat wy alle wercken der duysternisse afgeleydt hebbende / als kinderen des lichts / in een nieuw leven moghen wandelen in alle godsalicheydt. Geeft oock uwen seghen totte verkondighe uwes goddelijcken woordts. Verstroyd alle wercken des duyvels / sterckt alle Kercken-dienaers ende overheden uwes volcks. Troost alle vervolghde ende benaude herten / doo [...] Iesum Christum uwen lieven Soone / die ons belooft heeft / dat ghy ons alles wat wy in sijnen naam bidden / seecker [...]ijck gheven sult / ende daerom ons alsoo heeft leeren bidden: Onse Vader &c.
Ist soo ghenoech?
Iae / indien ghy dat met goet verstandt / waere gheloove, ende een oprechten herte kost doen.
Laet ons dan nu ter scholen gaen.
Ghy moet eerst u hāden wasschen / ende u mont spoelen [Page 116] oock moet ghy gorgelende uwe keel wel uytspoelen; daer na reedt u hooft / soo het verwerret zy / ende uwe schoenen ghegespen / indiense onghegespt zijn.
Dat is al gedaen.
Laet ons nu recht uyt door de Kercke nae der schoolen gaen.
Maer eerst soude ick wel ontbijten / want ick vast noch.
Doet dat vry / ende vergeet niet eer den Almachtighen Godt aen te roepen.
Ick bid u. l. leert my dat oock / want ick soude het gaerne altijt doen.
Aldus sult ghy het doen / als u belieft.
Een kort gebed eermen ontbyt.
SPijst onse zielen / Heere Christus / met uwe liefde / die door uwe goedtheydt alles onderhout dat leven heeft ontfangen. Geeft / Heere / dat dese uwe gaven heylichlijck by ons genuttigt mogen worden / ghelijck ghy der selfde ghever heyligh zijt. Amen.
Komt nu ende eet wat met my / so het u belieft: ghy zijt seer wellekom.
Neen ick. Ick danck u hertelijck / het is voor my noch te vroegh om te ontbyten. Ick ben [Page 117] niet gewent so vroech te eeten, ofte Ick hebbe over een ure ontbeeten. Ick en kan soo langhe met vasten. Maar soo het u belieft sal ick soo lang als ghy eetet na [...] geselschap wachten.
Het is m [...] leed Sr. u [...]. so lang op my te doen wachten maer ghy kent het spreeck-woort / noot breeckt wet: oock hope ick eerlanghe dese uwe geduldigheydt met ghelijck opwachten te vergelden / indien ick maer soo vroegh kan opstaen
Het is geen nood Heer het dienst is soo groot niet datter een woordt van behoorde gesproken te worden.
Godt zy nu ghelooft voor sijne goede gaven; Ick hebbe tot aen den middach genoech gegeeten.
Wel mach het u bekomen. sullen wy nu gaen?
Iae gaerne. wat ure isset meyn dy?
Omtrent acht.
Dat is de rechte tijdt om na schoole te gaen. Hoe seer ben ick aen u.i. verobligeert / dat ghy my desen morgen so veel geboordert hebt. Het is een seker teyken dat ghy my goede genegentheyt draget: Godt geve / dat ick het van u eenighsins verdienen mach.
4 Schoole-talke, about writing, lessons, and the things thereunto belonging.
YOu make good letters, and write very bravely: but doe you write now in earnest, or doe you scribble?
Truly I write in good earnest, for why should I mispend the tyme? But wherfore doe you aske me that?
Becaus I have once seen, that you wrote better, and therfore I marvaile how it cometh to passe that now you write worse.
That is worthy of no admiration, for I want the helps to write well.
Which be they?
Good paper, good inke, a good pen: for this my paper (as you see) doth miserably fleet, the ink is waterie and whitish, the pen, is soft and il prepared: moreover I have also lost my copie.
Wherfore have you not provided al these things in time?
I wanted money, and that I want now also.
You are fallen into that common proverb, Hee that wanteth money wanteth all things.
It fareth so with me.
But when doe you hope that you shall get it?
At the next market my father will send it mee, or els hee will come himself.
I will helpe you in the mean time.
If you can doe that, you wil doe me a great favour.
Take these sixe styvers which I lend you, to provide you paper and other things.
How truly is that spoken, A sure friend is tryed in a doubtful matter? But what is in your mynd, that you doe so wel for me of your owne accord?
The love of God, which (as Paul sayth) is shed abroad in our hearts.
The power of Gods spirit who is the author of that love is wonderfull in our hearts. But I must consider in the mean time how I may be thankfull to you.
It is a small matter: let those thoughts passe, least they hinder you from sleeping quietly; restore but to mee what have lent you, when It is convenient for you.
I shall I hope returne it to you with the first.
But what say you of [Page 120] the pen-knife which I sold you the day before yesterday? Is it not good enough?
Yea, it is very good, but (wretch that I am) there wanted little but I had lost it.
How, what say you? how happened that?
When I came without, it sel from me on the street.
From whence did it sal from you?
Out of my sheath, which unwittingly I had left open.
How did you get it a gaine?
I stuck presently a note on the gates of the door; after dinner a boy out of the fixt forme brought it mee againe.
Oh that they were every one so faithfull who find lost things.
Indeed there are few which restore, if the matter bee but of any worth.
And yet that is expresly commanded by the word of God.
Wherefore not? for it is a kind of theft, if any man keep an other mans matter that is found, if hee doe but know to whom he must give it againe.
But many think that they do rightly enjoy whatsoever they have sound that is lost.
They erre very grossely.
But (that wee may return to our begun discourse) what did you give the boy which found your pen-knife?
I gave him an ortgie and some wall-nuts: moreover I praised him, and in few words admonished him that hee must doe the same alwayes.
You did well, for so another time hee will restore the rather, if hee have found any thing. But what if you had lost it?
I should have borne it with good courage, and I would have bought an other.
Should you so have borne it with good courage?
Certainly not without some trouble.
Not with a good courage then, but I will not urge you more strictly.
wee are no divines (Theologants).
What then?
Grammar-boyes.
And indeed unskilfull.
So much the more diligently must wee pray to God, that he would deliver us by his gospell from the darknes of ignorance, [Page 122] wherein we have walked and doe yet walke.
We will doe that if we obey his holy admonitions, which wee daylie heare from the master, and often times of the preachers the administers of the word of God.
Behold how much the losse of my pen-knife hath profitted us.
For that cause I am doubly glad in your behalf, first for that I had sold it wel, then that you have gotten againe that which you lost.
I thank you my Lambert.
To our heavenly father also be prais & thanksgiving. And now seing you have your pen-knife againe, what if you did make me two or three pens of these quils?
Let it content you, if for the present I make one for you. Are they new?
They are indeed new, but ready except cutting, for I made them all smooth but now, I cut off the tail and pluckt off the feathers.
Let me see them. Truly they are very good and very fit for writing.
Whereby knowe you that?
Becaus they have a great, stiffe, and cleare stalke, for [Page 123] the soft and such as have a shorter stalke are little sitting for the use of writing.
I am glad that I bought them profitably.
Not without cause, but for how much?
I gave two doyts for these three, it is a smal price considering the worth of the matter.
Of whom have you bought them?
Of a certaine pedlar.
By the merchaunts of this city each and yet not so good is sold for two pennies.
And yet they dare sometimes say, that they cost them more at Lions.
That is in a manner the custome of merchaunts. For they gaine nothing except they lye much (as Cicero saith).
But goe to, that I may not longer delay, let us doe what we have to doe.
I shall presently dispatch it, marke me diligently, that you may learne it some time or other.
I observe you with a diligent eye: but I have longer space.
That shall be in the chamber if you will visit me.
When?
After the goeing sorth of the schoole, that is at eleven of the clock in the morning, or four of the clocke in the after noon. Now you [Page 124] have two pens well fitted (if I be not deceaved) for your use. This third you shall preserve whole for your self untill an other time.
Take it you, if you please.
Keep it rather for your self. There are enough brought to me from home.
Have you also good inke?
Why aske you that?
That you may give me a little.
Why, have you none?
Yea, but I can not write with it.
What is the matter?
Becaus it is too thicke.
Can you not mixe it?
I have no water.
Mixe it with wine.
Much lesse.
What if you mixed it with vineger?
That would make the paper fleet.
How know you that?
I have heard it from a certaine master who taught me to write.
But I have heard somewhat els.
Tell it me, I pray thee.
what will you give me?
A good quill.
Heare then what I have learned of a certaine ussher of myne: The ink which is thinned with vinegar is hardly wiped out.
That may bee, but in the meane time give mee a little for my present use.
Hold up your inck-horne well: I wil powre some in to it.
Loe there, powre in: fye! how thin it is.
Possibly becaus there is not gall enough in it.
But how pale is it?
Vse it if you pleas for such as it is; for I have no better.
What shall I doe then?
Ah fool, can you not mixe it well with your pen?
I have mixed it enough: what can I doe more?
Powre it againe into myne horne.
Hold it close to, is there enough?
Presse the cotton with your pen.
I have pressed it so much that it is almost dry, what wil it be at length?
Good inck, or at least between both.
The rule of mediocrity is good, as wee have learned of the master. But can any good be brought out of two evill things?
When I shall have mixed it and powred it in againe, you shal see the tryall.
I am inflamed through desire to see that.
Reach now hither your inckhorne.
Loe there powre in oh the e is enough now: wh t wast is that? you have g [...] ven me more than you have kept for your self.
Mixe it once or twice togither.
A Cook were never able to confound his pattages and sauces better togither.
Try it now at length.
Rehearse before me some proverbe that I may learn some thing in the mean time.
Experience (as men commonly say) is the mistres of things. Have you it? doe you understand it?
I rehearse it sooner.
To wit, becaus you could say it before.
Who should not know that, which is so common?
Let us see now.
The matter wil appeare better when the writing is dry.
Wherefore will you tarry? It is now more than dry enough.
Ho! see how black it is.
Have not I spoken true?
You bad tryed it at some time or other.
It will be then sure that experience is the mistres of thinges.
By this wee also finde, that by mixeing things togither a good medicrity is [Page 127] made.
Now you begin to philosophate higher, therfore Ile bee gon. For wee have written long enough. I must goe to my book.
That is well said: let us goe and repeat togither.
What should I repeat?
That which the master hath this day written out.
Is it not sufficient that I have repeated allone?
If you have repeated but once or twice, it is little to learne without book.
Yea, I have repeated neare ten times.
And yet that is not enough.
What will you more then?
If you will say your lessen perfectly to the master, it is necessary that you have repeated with some body?
I knew not that: but I assent willingly to you. Beg in you then who have admonished mee.
Goe to, attend diligently, and suffer me not to misse.
I am more ready to beare than you are to pronounce.
But if the observatour cometh in the mean time, he will thinke that we prate.
why doe you seare where no feare is? If he comes hee shall not find us in [Page 128] idlenes or a bad matter: let him if hee will heare our discours.
You speak very well: let us sit aside somewhere in a corner, that no body may hinder us.
But I feare that it is too late for us to benefit our selves by so doeing, for we must presently say our lessen to the master.
For your good companie, and all your good deeds to mee I give you as great thanks as I can. Fare wel.
God preserve you in health. But heare, never spare my labour.
And doe you use me and my things againe, if there bee any need. Againe fare well.
4 School-praetghe wegens schrijven, lessen, ende 't gene daer aen behoort.
GHy maeckt goede letteren / ende schrijft heel treffelijck maer schrijft ghy nu met eenst / of beufelt ghy?
Voorwaer ick schrijf ernstelijck / want waerom soude ic de tijt misbruycken? Maer ghy / waerom vraeght ghy dat?
Om dat ick eens ghesien heb / dat ghy beter schreeft / ende daerom ben ick verwondert / hot het komt / dat ghy nu qualijcker schrijft.
Dat is geen wonder waerdich / want my ontbreecken de behulpfelen om wel te schrijven.
Welcke zijnse?
Goedt pampier / goeden inckt / een goede penne: want dit mijn pampier (ghelijck ghy siet) slaet ellendigh deur den inckt is waterich ende witachtich / de pen is weeck ende qualijck bereydt: voorders heb ick oock mijn voorschrift verloren.
Waerom hebt ghy alle dese dinghen niet in tijts voorsien?
Het gelt ontbrack my / ende dat ontbreeckt my nu oock.
Ghy zijt in dat ghemeene spreeck-woordt vervallen / die ghelt ontbreect ontbreecken alle dingen.
So gaet het met my.
Maer wanneer hoopt ghy dat ghy het su [...]t krijgen?
Op de toecomende merct sal het mijn Vader my senden of hy sal selver komen.
Ick wil u ondertusschen helpen.
Soo ghy dat vermeucht / ghy sult my een groote weldaet gedaen hebben.
Neemt dese ses sluyvers te leenom pampier ende andere dinghen te versorghen.
Hoe waerlijck is dat gheseyt / Een seecker vrient werdt in een onsekere saeck gesien? Maer wat hebt ghy in u sin dat ghy my van selfs soo wel doet?
De liefde Godts / de welcke (gelijck Paulus seyt) in onse herten uytghestort is.
De macht des Goddelijcken Gheests is wonderlijck in onse herten die de autheur van die liefde is. Maer ick moet ondertusschen over leggen hoe ic u dancbaer falsijn.
'T is een kleyne saeck: Laet die gedachten varen / op dat sy u niet en belet / dat ghy te geruster slaept; gheeft my maer weder't geen ick u gheleent heb als 't u te pas komt.
Ick sal't so ic hoop u eerst daegs weder gheven.
Maer wat seght ghy van [Page 120] het pennemes dat ick u eergisteren verkocht hadde? Ist niet goed ghenoeg?
Iae het is seer goed / maer (my ellendighe) het iffer [...] wernich afgheweest of ick had het verloren.
Hoe / wat seght ghy? hoe is dat ghebeurt?
Als ick buyten quam / was het my ontvallen op de straet.
Van waer was het u ontvallen?
Wt mijn koocker / die ick onversiens open ghelaten hadde.
Hoe hebt ghy 't weder gecreghen?
Ick had terstont een briefken aen de poorten van de deur ghehecht: nae het noenmael heeft een jonghen uyt het seste school het my wedergebrocht.
Och of sy alle te samen soe getrou waren / die verloren dinghen vinden.
Voorwaer daer zijnder weynich die wedergheven / indien de saeck maer van eenighe waerde is.
Ende dat wordt nochtans door 't woord Godts bynamen geboden.
Waerom niet? want het is een manier van dieverije soo yemandt een ander mans saeck die gevonden is / houdt / soo hy maer weet / wien hy het wedergeven moet.
Maer vee [...]e meynen dat sy met recht besitten / al wat sy ghevonden hebben dat verloren is.
Die dwaelen seer swaerlijck.
Maer (op dat wy wederkeeren tot onse begonnen reden) wat hebt ghy de jonghen gegeven die u pennemes gevonden had?
Ick heb hem een oortgen ghegheven ende eenighe ocker-nooten: ick heb hem daer en boven ghepresen / ende met weynigh woorden hebbe ick hem vermaendt dat hy het selve altijdt moste doen.
Ghy hebt wel ghedaen / want soo sal hy op een ander tijdt te liever wedergheven / soo hy yets ghevonden heeft. Maer indien ghy het verloren hadde?
Ick soude het met een goet gemoet verdragen hebben / ende ick soude een ander ghekocht hebben.
Soud ghy het also met een goet ghemoet verdraghen hebben?
Voorseeker niet sonder eenighe moeyelijckheyt.
Niet dan niet een goet gemoet / maer ick wil u niet nauwer dringhen
Wy zijn gheen Godts geleerde.
Wat dan?
Grammaticas jonghens.
Ende oock on ervaren.
Soo veel te neerstigher moeten wy Godt bidden / op dat hy door sijn Evangelie ons verlosse van de duysternissen der onwetentheydt in de [Page 122] welcke wy berkeert hebben / ende noch verkeeren.
Dat sullen wy doen so wy sijne Heylighe vermaninghen ghehoorsamen / die wy dagelijcx hooren van de meester / ende dickmaels vande predicanten bedienaers des Goddelijcken woordts.
Siet hoe veel ons de verliesinghe van mijn pennemes gebaet heeft.
Om die oorsaeck ben ick dubbelt van uwent weghen bly / eerstelijck om dat ick het wel verrocht hadde / daer nae om dat ghy 't gheen verloren was weder gekreghen hebt.
Ic danc u mijn Lambertus.
Oock zy onsen Hemelschen Vader lof ende dancksegginge. Ende nu dewijle ghy uwe pennemes weder hebt / wat so ghy my twee of drye pennen van dese schaffen versneet?
Laet het u genoech zijn / so icker een voor teghenwoordich sal versneden hebben / zijn se ooc nieuw?
Sy zijn wel nieuw / maer veerdich als sy versneeden zijn / want ick hebse nu al glat ghemaeckt / ick heb de steert afghesneden / ick heb de veerkens afghetrocken.
Laet sien, voorwaer sy fijn seer goet ende tot het schrijven seer bequaem.
Van waer weet ghy dat?
Om dat sy een groote stijve ende heldere steel [Page 123] hebben / want de weecke ende die een korter steel hebben zijn weynigh tot het ghebruyck van schrijven be quaem.
Ic ben blijde dat icse profijtelijck ghekocht hebbe.
Niet sonder oorsaeck / maer hoe veel?
Voor dese dry heb ick twee duyten gegeven / het is een kleyn prijs nae des saeckx waerde.
Van wien hebt ghyse ghekocht?
Van een seecker kramer.
By de coopluyden van dese Stad wert elck eū noch so goet niet / voor twee penninghen verkocht.
Ende nochtans durven sy somtijts segghen / datse haer te Lions meer kosten.
Dat is by na de gewoonte der coop uyden / want sy doen gheen profijt / ten sy sy seer lieghen (ghelijck Cicero seyt).
Maer wel aen / op dat ick niet langer en vertoeve / laet ons doen dat voor handen is.
Ic sal't haest beschict hebben siet my naerstich aen / op dat ghy't d'een tijdt of d'ander eeren mogen.
Irk sit u aen met opmerckende ooghen: maer ick heb langer tijdt.
Dat sal inde kamer geschieden soo ghy my wilt besoecken.
Wanneer?
Nae het uytgaen van de School; dat is s [...]morghens ten elf uren / ofte vier uren nae de middagh. Na [Page 124] hebt ghy twee pennen / (ten sy ick bedrogen ben) tot u ghebruyck wel bereyt. Dese derde sult ghy tot op een ander tijt heel voor u bewaren.
Neemt ghy het / soo 't u belieft.
Bewaert het liever voor u selven / daer werdender my ghenoech van huys gebracht.
Hebt ghy oock goeden inckt?
Waerom vraeght ghy dat?
Op dat ghy my een weynighsken geeft.
Hoe / en hebt ghy geen?
Iae / maer ick en kan daer niet me schrijven.
Wat schorter aen?
Om dat het al te dick is.
Kunt ghy het niet mengen?
Ick heb geen water.
Menght het met wijn.
Veel minder.
Of ghy het met edick menghde?
Daer soud het pampier van deur slaen.
Hoe weet ghy dat?
Ick heb dat ghehoort van een seeker meester / die my leerde schrijven.
Maer ick heb wat anders ghehoort.
Ey lieve vertelt het my.
Wat sult ghy my gheven?
Een goede schaft.
Hoort dan wat ick van een seecker onder-meester van my gheleert hebbe: Den inckt die met edick dun ghemaeckt is / wert nauwelijcx uyt ghebeeght.
Het kan gheschieden / maer onder tusschen gheeft my een weynich voor mijn teghen-woordich ghebruyck.
Houdt u inckt-koocker te deghen op: ick fal u daer in gieten.
Siet daer / giet in / feye [...] hoe dun isse?
Moghelijck om datter niet gals genoegh by is.
Maer hoe bleeck:
Ghebruyckt het soo ghy wilt voor het geene dat het is / want ick en heb geen beeter.
Wat sal ick dan doen?
Ho beuselaer / kunt ghy het met u pen niet wel menghen?
Ick heb het ghenoegh gemenght: wat soude ick meer konnen?
Giedt het weder in mijn hoorn.
Houdt het dicht aen / isse [...] ghenoech?
Druckt de boom wol met u pen.
Ick hebt so ghedruckt dat het by nae droog zy / wat sal 't eyndelijck wesen?
Goeden inckt / ofte ten minsten middel-matighe.
Den regel van middelmatigherdt is goet ghelijck wy van de meester gheleert hebben. Maer kan daer uyt twee quade saecken yets goets ghemaeckt werden?
Als ick het ghemenght ende wederinghegooten sal hebben / sult ghy de proef sien.
Ick ben vierich door verlanghen om dat te sien.
Langht nu hier u'incktkooker.
Siet daer / giet in. Oh 'tis nu ghenoegh: wat is dat voor een verquistinghe? Ghy hebt my meer gheghoven als ghy voor u selfs behouden hebt.
Menght het eens of twee mael t'samen.
Een kock en soude nimmermeer sijn soppen ende saussen beter konnen t'samen storten.
Versoeckt het nu eyndelijc.
Verhaelt my eenige spreucken voor / op dat ick ondertusschen wat leere.
De eervarentheyt (gelijck men gemeenelijcke seyt) is de meestersse der dinghen. Hebt ghy't? verstaet ghy 't?
Ick segh het rasser.
Namenslijck om dat ghy het te voren kont.
Wie sou dat niet weeten / dat soo ghemeen is?
Laet ons nu sien.
De saeck sal beter blijcken als het schrift gedroogt sal zijn.
Wat wilt ghy wachten? het is nu meer als droogh ghenoech.
Ohe siet hoe swart dat het is?
Heb ick niet waer geseyt?
Gh [...] had het al op d'een of d'ander tijt versocht.
Het sal dan seecker zijn dat de ervarentheydt een meestersse der dinghen is.
Hier door proeven wy oock dat u [...]t de t'samen menginghe der dinghen een goede middel maticheydt [Page 127] ghemaeckt wordt.
Nu begint ghy hooger te philosopheren / derhalven gae ick wegh. Want 'tis langh ghenoech gheschreven. Ick moet aen mijn boeck gaen.
Dat is wel gheseydt: laet ons t' samen gaen verhaelen.
Wat soude ick verhaelen?
'T gene heden van de meester is voorgeschreven.
En ist niet ghenoech / dat ic alleen verhaelt heb?
So ghy maer eens of tweemael verhaelt hebt dat is weynigh om van buyten te leeren.
Iae ick heb by nae thien mael verhaelt.
En dat is noch niet ghenoegh.
Wat wilt ghy dan meer?
Soo ghy tegens de meester seer sekerlijck wilt opseggen / so ist van noode / dat ghy met yemant verhaelt hebt.
Dat en wist ick niet maer ick s [...]aet u gaerne toe. Begint ghy dan die my vermaent hebt.
Wel aen letter op / ende en laet niet toe / dat ick afdwale.
Ick ben veerdigher om te hooren / als ghy om te spreecken.
Maer indien ondertusschen de toesiender quame / hy soude meynen dat wy klapten.
Wat vreest ghy daer niet te breesen is? so hy komt hy sal ons niet in [Page 128] leedicheydt ofte in een quade faeck bevinden laet hem onse t' samen sprekinghe hooren soo het hem belieft.
Ghy spreeckt seer wel: laet ons elders in een hoeck af schicken op dat ons niemant en belette.
Maer ick vrese dat het te laet is om ons so doende te behelpen / want wy moeten stracx aen de meester op seggen.
Ick weet u voor u goedt gheselschap ende all'u weldaeden aen my / soo grooten danck als ick kan. vaertwel.
Godt spare u ghesondt. Maer hoort / en spaert nimmermeer mijn ar: beydt.
Ghy oock / ghebruyckt my ende mijn dinghen wederom / so der yets van noode sal zijn. wederom vaert wel.
5 A child relateth orderly to his ussher what hee and his school-fellowes have don in their riseing up, clothing them, and other thinges. wherein the names of many thinges belonging to the body are spoken of. After that they discourse of divine matters. A sermon is heard but nothing remembred of it.
AT what houre were you awakened this morning?
Before day, but at what houre I know not.
Who awakened you?
The weekly awaker came with his lanthorne; knocked hard at the chamber doore, some body opened (to him), the awaker [Page 130] lighted our candle, called out with a loude voice, all were awakened.
Relate to mee orderly what you have don from that time untill the end of breakfast. You children attend diligently with ears and hearts, that you may learn to imitate this your schoole-fellow.
Being awakened I arose out of my bed, I put on my coat with my dublet, I sate me downe on a footbench, I got my breeches and my stockens, I put them both on, I put on my shoes, I made fast my breeches to my dublet with points, gattered my stockens above my knees. I put on my girdle, combed my head diligently, I put my hat on myne head I put on my gowne, after that being gon cut of the chamber, I went down, I made water in the yard against the wall, I got cold water out of the paile, washed both myne hands and face, rinzed my mouth and teeth, I wiped myne hands & face with a [Page 131] towell, in the mean time the token to prayer was given with the little bell, thay came into the private hall (parlour) we prayed togither, we receaved our break-fast orderly from the servant of the kitchin (Cooke), we breakfasted sitting at the hearth, and that still, without murmuring, without noise: Such as I heard prating unseemly, or speaking idle words, or have seen wanton, I admonished friendly, and such as were not obedient to my admonition I brought them to the observatour that he might note them.
Did no body oversee you, while you were at break-fast
Yea, the uss [...]er.
What did he in the mean time?
He walked along in the midst of the hall, holding a book in his hands, and some times exhorting the observatour, that he should note those that did prate unseemly.
Is it not then permitted to let fall a word?
Yea, it is permitted, but they use only to be noted, who prate long and with many words unseemly and without any fruit. But it is lawfull for every [Page 132] one among themselves to hold pleasaunt discourses of good and honest matters, yet so as it bee don quietly, without crying out and brawling.
You have satisfied me hitherto. But you, have you pronounced already the context against to morrow morning?
I have repeated it.
Well enough?
Enough God be thanked.
Who hath heard you?
The master.
It's well [...] but there is some thing which I wil admonish you.
I desire much to heare that.
You must often meditate, how much you are indebted to God the giver of al things who hath given you understanding and such an happy memory.
what am I not indebted to him, who hath given me all things?
Tell some of his espetiall benefits, as I have sometime taught you.
That heavenly father hath given me a body, a soul, life, a good mynd, good parents, rich, noble, well affected to me; and who doe not only abundantly supply mee with all things needfull for this life: but also (which is the [Page 133] greatest of all by far) take care to have mee so diligently instructed in good languages and good manners, that there is no more to be desired.
You have said al those things truly: but you have omitted one thing, which is an espetiall blessing of God. Doe you know what it is?
Let me meditate a little.
Meditate at leasure.
Now I remember it, but by reason of the greatnes of the matter, I know not with what words I shall expresse it.
Say it nevertheles in so good a manner as you can.
I bethink me more and more.
Speak it at last.
Innumerable are the benefits of the most great and good God towards me in my body and soule in externall things; but there can be no greater said or thought, than that of his grace he hath given mee his only son, who hath redeemed me most miserable sinner, and captivated under the tyranie of Satan, and that by his death (which was) of all (deaths) the most [Page 134] cruell and shamefull.
You have said it wel enough, and very neare just with so many words, as I have taught you at other times. But hath God don those so great benefits to you only?
No truly.
To whom more?
To all as many as God out of his pure grace hath chosen to eternall life in Christ, and accordingly doe faithfully and truly beleeve the gospell.
Goe to, produce a place out of the gospell of Iohn to that purpose.
God so loved the world, that he gave his only begotten son: that every one that beleeveth in him should not perrish, but have everlasting life. For God sent not his son into the world, that hee should condemne the world, but that the world through him might be saved. Hee that beleeveth in him is not condemned▪ but hee that be [...]eev th not is condemned already, becaus hee hath not beleeved in the name of his only begotten son.
Hitherto enough. But whose wordes are they?
Christs himself, speaking of himselfe.
To whom doth he speake?
Nicodemus, who came to him by night.
Christ himself our only Saviour graunt, that you may grow more and more in the knowledge of him.
He will doe it, I hope.
Goe forward then chearfully, as you have begun, which I pray God prosper to the glory of his name.
That is my desire.
Let us goe to supper. But in the meane time let me aske you one thing more. Have you not bin to day at the holy sermon?
I was there.
Who are your witnesses?
Many of the schoole-fellowes who saw me can witnes it.
But some must be produced.
I shall produce them when you commaund it.
Who did preach?
Master N.
At what time began he?
At seven a clock.
Whence did he take his text?
Out of the epistle of Paul to the Romanes.
In what chapter?
In the eighth.
Hitherto you have answered well: let us now see what follows. Have you remembred any thing?
Nothing that I can repeat.
Nothing at al? Bethink (your self) a little, and take heed that you bee not disturbed, but bee of good courage.
Truly master I can remember nothing.
What, not one word?
None at all.
I am ready to strike you, what profit have you then gotten?
I know not, otherwise than that perhaps I have in the mean time abstained from evill.
That is some what indeed, if it could but so be that you have kept your self wholy from evill.
I have abstained so much as I was able.
Graunt that it bee so, yet you have not pleased God, senig it is written, depart from evill and doe good, but tell mee (I pray thee) for what cause principally did you goe thither?
That I might learne something.
Why have you not don so?
I could not.
Could you not knave? yea you would not, or truly you have not addicted your self to it.
I am compelled to confesse it.
What compelleth you?
My Conscience, which accuseth [Page 137] me before God.
You say well: oh that it were from the heart.
Truly I speak it from myne heart.
It may bee so: but goe to, what was the caus that you have remembred nothing?
My negligence: for I attended not diligently.
What did you then?
Sometimes I slept.
So you use to doe: but what did you the rest of the time?
I thought on a thousand fooleries, as children are wont to doe.
Are you so very a child, that you ought not to be attentive to heare the word of God?
If I had bin attentive, I should have profitted something.
What have you then meritted?
Stripes.
You have truly meritted them, and that very many.
I ingenuously confes it.
But in word only I think.
Yea truly from myne heart.
Possibly, but in the meane time prepare to receave stripes.
O master forgive it, I beseech you, I confes I have sinned, but not of malice.
But such an evill negligence [Page 138] comes very neare wickednes (malice).
Truly I strive not against that: But nevertheles I implore your clemencie through Iesus Christ.
What will you then doe, if I shall forgive you?
I will doe my dutie henceforth, as I hope.
You should have added thereto, by Gods helpe: but you care little for that.
Yea master, by Gods help, I will hereafter doe my duty.
Goe to, I pardon you the fault for your teares: and I forgive it you on this condition, that you bee myndful of your promise.
I thank you most Courteous master.
You shall bee in very great favour with mee, if you remember your promise.
The most good and great God graunt that I may.
That is my desire, that hee would graunt it.
5 Een kindt verteldt ordentlijck aen sijn ondermeester al wat hy ende sijn mede-ghesellen gedaen hebben in haren opstaen, bekleedinghe, ende andere dinghen. waerinne van de namen van veele dingen het lijf aen gaende gesproken zijn. Daerna spreken sy van Goddelijcke saecken. Een predicatie wordt ghehoort: maer niets daer van onthouden.
OP wat ure sijt ghy huyden morghen opgheweckt?
Voor den dagh / maer wat uyr en weet ick niet.
Wie heeft u opgeweckt?
Den weeckelijcken opwecker is met sijn lanteern gekomen / heeft hert op de deur van de kamer geklopt / yemant heeft opgedaen / den opwecker [Page 130] heeft onsen keers opgesteeken / heeft met een verheven stemme uytgeroepen / altemael werden opgheweckt.
Vertelt my ordentlijck wat ghy gedaen hebt van die tijt af tot het eynde des ontbijtens. Ghy kinderen hoort met ooren ende herten naerstelijck toe / op dat ghy lieden leert dese uwen medediscipel na te volghen.
Opgheweckt zijnde ben ick uyt het bed opghestaen / ic heb mijn rock aengetrocken met mijn wambuys ick heb geseten op een bancxkenic heb mijn broec ende mijn koussen gecregen ick hebse beyde aengetrocken / ic heb mijn schoenen geschoeyt ick heb mijn broeck aen mijn wambuys met nesi elenvast gemaect / mijn koussens boven mijn knien gebonden / ick heb mijn gordeles omgedaen mijn hooft naerstelijck gekemt / ic heb mijn hoetgen op mijn hooft gevoeght / ic heb mijn tabbert aengedaen / daerna uyt de kamer ghegaen zijnde / ben ick nae beneden gegaen / ic heb mijn water op de plaets tegen de muer gemaeckt / ick heb coudt water uyt den emmer ghekreghen bey mijn handen ende aensight ghewasschen / mijn mondt ende tanden ghespoelt / ick heb mijn handen ende aensicht met een droogh-doeck [Page 131] afgewist / ondertusschen wort het teecken om te bidden gegeven met het kleyne klocxken / men komt op de bysondert zael / wy bidden t' samen / wy krijgen ordentelijc onse ontbyten van de keucken knecht / wy ontbeetenaen den heert sittende ende dat stille / sonder gherurs / sonder geraes: die ick gehoort hebbe onbequamelijck klappen / ofte leedighe woorden spreken / ofte oock dertel gesien heb / die heb ick vriendelijck vermaent / ende die mijn vermaninghe niet hebben ghehoorsaem gheweest / heb ick aenghebrocht by den opsiender op dat hy haer teyckenen soude.
En was niemant ober u. l. doen ghy ontbeet?
Iae de ondermeester.
Wat deed' hy ondertusschen?
Hy wandelde midden over de zael / houdende een boeck in de handen / ende somtijdts en toesiender vermanende / dat hy die onbequamelijck klapten soude teyckenen.
Is het dan niet geoorlooft een woord uyt te laeten gaen?
Ia / het is geoorlooft / maer die pleghen alleenelijck geteyckent te worden / die langh ende met veele woorden onbequamelijck ende sonder eenighe vrucht klappen. maer het is een yder [Page 132] geoor'ooft onder malekanderen gheneugelijcke redenen te handelen van goede ende eerlijcke saken / soo nochtans dat het stillekens gheschiet / sonder gheroep ende kevagie.
Tot hier toe hebt ghy my vo daen. Maer ghy / hebt ghy nu al den inhout tegen morghen vroegh opghese [...]de?
Ick heb het opgheseydt.
Te deegh ghenoegh?
Genoe [...]h Godt zy danck.
Wie heeft u ghehoort?
De meester.
'T is wel / maer daer is yets dat ic u wilde vermanen.
Ick begeere seer dat te hooren.
Ghy moet dickwils dencken / hoe veel dat ghy Godt den verleener van alle dinghen schuldigh zijt / die u verstant ende soo gheluckighen memorie ghegheven heeft.
Wat sal ick hem niet schuldich zijn / die m [...] alle dingen ghegeven heeft?
Verhaelt eenighe van sijn voornaemste weldaden / ghelijck ick u t'eenigher tijd gheleert hebbe.
Dien hemelschen Vader heeft my ghegeven een lichaem / een ziel / het leven / een goeden sin / goede ouders / rijcke / edele / wel tot my genegen; ende die my niet alleen overbloede [...]ijck alle dingen noodi [...]htot het leven beschaffen: maer oock (het welcke [Page 133] verre het aldergrootste is) my in goede talen / ende goede manieren versorghen soo naerstelijck onderwesen te werden / datter niet meer te vereyschen zy.
Ghy hebt alle die dinghen waerlijck gheseyt: maer ghy hebt een dingh achter gela [...]en / het welcke een besondere weldaet Gods is weet ghy wat het zy?
Laet my een weynigh bedencken.
Denckt met ghemack.
Nu gedenck ick het / maer door de groot heydt van de saeck en weet ick niet / met wat woorden dat it dat uytdrucken sall.
Seght het nochtans op sodani en manier als ghy k [...]unt.
Ick dencke voort ende voort.
Seght het eyndelijck.
On tallijck zijn des seer goeden ende grooten Gods we daden tegens my in mijn 'ichaem / in mijn ziel in de uyterlijcke din hen; maer daer kander gheen grooter gheseyt noch ghedacht worden / dan dat hy sijnen eenighen Sone uyt ghenade m [...] ghegheven heeft die my seer ellendighe sondaer ende ghevanghen onder de tyrannie des Satans / verlost heeft / ende dat door sijn dood van alle de wreetste ende schandelijckste.
Ghy hebt het bequaem genoegh gheseydt / ende by nae met even soo veel woorden / als ick u 't anderen tijden gheleert hadde. Maer heeft Godt u alleen die soo grooten weldaet bewesen?
Geensins voorwaer.
Wie daer en boven?
Allen so veel alsser Godt uyt sijn loutere genade uytverkoren heeft tot het eeuwighe leven in Christo / ende nadien het Evange'ium getrouwelijck ende waer [...]ijck gelooven.
Wel aen brenght voort een plaets uyt het Evangelium Iohannis op die sin.
Also heeft Godt de werelt lief gehadt dat hy sijnen eenigen gebooren soone gegeven heeft: op dat alle die in hem ghelooft niet verloren en gaen / maer het eeuwige leven hebbe, want Godt heeft sijnen soone niet in de werelt gesonden op dat hy de werelt verdoeme / maer op dat de wereldt behouden worde door hem. Die in hem ghelooft en wort niet verdoemt: Maer die niet en gelooft die is nu alreede verdoemt / om dat hy niet ghelooft en heeft inden name van sijn eenighen geboren soon.
Tot hier toe genoegh. Maer wiens woorden zijn die?
Christi selfs van sich selven spreeckende.
Wien spreeckt hy aen?
Nicodemus / die tot hem in de nacht ghekomen was.
Christus selfs onsen eenige Salighmaker maect, dat ghy meer ende meer in sijn kennisse toeneemt.
Hy sal't doen / so ick hoop.
Gaet dan ghelijck ghy begonnen hebt wackerlijc voort / het welcke Godt ter eeren sijns naems wel wildoen gelucken.
Soo bid ick.
Laet ons gaen om het avonsmael te houden, maer ondertusschen laet my u. l. noch een dinghe vraghen, zijt ghy huyden niet in de He [...]lige predicatie gevreest?
I [...]k bender gheweest.
Wie sijn u ghetu [...]ghen?
Veyle van de mede d [...]scipulen / die my gesien hebben / konnen 'tgetuygen
Meer men moeter eenighe voortbrengen.
Ick false voortbrenghen / als ghy het fult ghebieden.
Wie heefter ghepreeckt?
Den Heer N.
Wat u [...]r heeft hy begonnen?
Te sevenen.
Waer uyt heeft hy sijn text ghenomen?
Wt ven brief Pault tot den Romeyren.
In het hoe heel [...]e capittel?
In het ach [...]ste.
Tot noch we hebt ghy wel geantwoo [...]: lae [...] ons nu sien warter volicht. Hebt ghy [...]ets onthouden?
Niets dat it vertellen kan.
Niet met al? Bedenckt een weynigh ende siet toe dat ghy niet ontroert en wort / maer zijt goets moets.
Voorwaer meester ick en kan niets bedencken.
Niet een woord?
Gantsch niet.
Ick slae by kans: wat voordeel hebt ghy dan ghedaen?
Ick en weet niet / dan dat ick misschien ondertusschen van quaedt my onthouden heb.
Dat is wel wat / soo het maer heeft konnen geschieden / dat ghy gheheel van 't quaet u hebt onthouden.
Ick heb my onthouden soo veel als ick heb ghekonnen.
Seght dat het so zy / ghy en hebt nochtans Godt niet voldaen / dewijl daer gheschreven staet / wijckt af van het quaede ende doet 't goede: maer seght my (bid ick) om wat oorsaeck waert ghy daer voornamentlij [...]k a hegaen?
Op dat ick yets soude leeren.
Waerom en hebt ghy dat niet ghedaen?
Ick heb niet ghekonnen.
Hebt ghy niet ghekonnen boef? jae ghy hebt niet ghewilt / ofte voorseker gh [...] hebter u niet nae geschickt.
Ick werde het gedwongen te bekennen.
Wat dwinght u?
Mijn ghewisse / die my [Page 137] voor Godt beschuldicht.
Ghy seght wel: och of 't van herten waer.
Voorwaer ick segh't van herten.
Het kan geschieden: maer wel aen / wat is d'oorsaeck gheweest / waerom ghy niets onthouden hebt?
Mijn onachtsaemheydt: want ick hoorde niet naerstich toe.
Wat deed' ghy dan?
Somtijts sliep ick.
Soo pleeght ghy: maer wat deed' ghy in de overige tijdt?
Ick docht om duysent beuselinghen / ghelijck de kinderen pleghen.
Zijt ghy soo seer een kint / dat ghy niet en behoorde aendachtigh te wesen om Godes woord te hooren?
So ick aendachtich ware geweest / ick soude yets konnen voorderen hebben.
Wat hebt ghy dan / ve [...] dient?
Slaghen.
Voorwaer ghy hebtse verdient / ende dat vry wat veel.
Ick beken het vryelijck.
Alleenlijck met woorden meen ick.
Iae voorwaer van harten.
Moghelijck / maer ondertusschen maect u bereyt om slaghen te ontfangen.
O meester vergheeft het / bid ick / ick heb ghesondigt ick bekent / maer uyt geen quaetheyt.
Maer soo een verkeerde [Page 138] onachtsaemheydt komt seer na by de boysheyt.
Voorwaer ick en siry daer niet tegen: Maer nochtans hid ic om u goedertierenheyt door Iesum Christum.
Wat sult ghy dan doen / indien ick het u vergheven sal.
Ick sal hier na mijn ampt doen / soo ick hoop.
Men behoorde daer by gedaen te hebben met Godts hulpe: maer daer vraeght ghy weynigh nae.
Iae meester / met Gods hulp / sal ick hier nae mijn ampt doen.
Wel aen / ick vergeef y schult door uwe tranen: ende ick vergeef het u op dese conditie / dat ghy u beloften gedachtigh zijt.
Ick bedanck u seer beleefde meester.
Ghy sult by my in een seer grooten aenghenaemheyt zijn / indien ghy uwe beloften gedencken sult.
De seer goede ende groote Godt maeckt dat ick kan.
Dat hy het maeckt / dat wensch ick.
6 Certaine short dialogues wherein Schollers ask their master leave to goe forth on severall occasions.
AM I permitted to goe out with my Brother?
What is the occasion?
That our mother may buy us shoes: afterwards that we may go to the barbers.
What to doe there?
To cut off our haire.
What need is there of y t now?
That to morrow we may goe and visit our uncle if the Lord permit.
Goe, and betimes in the morning bring me a testimony or witnes with you.
I will d [...]ligently take care of that by God's helpe. Will you have any thing more Sir (master)?
That you remember my service to your mother.
Another.
MAster, may I have leave to goe forth?
Whither.
First to the taylor, then to the barber.
Why to the taylor?
That I may put my hose to be amended.
Are they torne?
Yea so torn that I can hardly draw them on.
Wherefore to the barber?
That I may shew him a sore which is risen this day on my thigh.
Vncover it, that I may see it.
See it when you please.
It is a byle.
I gessed it so.
When you shew it to the barber, desire him to lay a fit plaister thereon.
I will follow your Counsell.
But is there no body that will goe with you?
Yes, Iohn Fluvian.
What hath he to doe?
He wil goe to the barber also.
Go then togither, and return in like manner.
Will you have any thing els?
That you make hast to come againe, that you lose not your after-noons drinking.
Another.
MAster, may I speak a little to you?
Say on.
We two have propounded if you think so good, to walk abroad while the rest doe play.
Whither will you goe?
In the next suburb.
But what wil yee doe as you are walking?
Wee will discourse (handle some dialogue).
But it must be of some good and honest matters.
This clearnes of the season, and the beautifull face of the earth, will afford us an honest subject.
There never wants matter to prais God, only it must be by his faithfull servants.
Truly never. But to returne to the matter propounded, doth it please you master to permit us to goe without the city?
Vnles your constant fidelity, and true love of learning were known to mee, I would never suffer it: espetially for that wicked youths have often deceaved me in this way. Goe yee therfore hence, and come againe▪ betimes to supper.
An other.
MAy it pleas you to give me leave to goe out?
Whither?
Home.
How is it that you goe so often home?
My mother commanded that I and my brother should come to her this day.
For what cause?
That our mayd may beat out our clothes.
What is that to say? Are you louzie?
Yes very louzie.
Wherefore have you not told my wife of it?
we dare not.
You speak as if shee were so chur [...]ish, she keeps a mayd principally for that cause, that she may take care to keep you all clean, and you know that well enough, but you are glad when you can have an oppertunity to visit your mother. Tarry therfore, to morrow I will take care that your clothes shalbe beaten out.
But our mother will chide us.
I will satisfie her. Bee you still.
6 Eenige korte t'samen sprekingen waerinne Scholejongens van haren meester verlof eyschen om verscheydene oorsaecken uyt te gaen.
IS het my gheoorloft uyt te gaen met mijn Broeder?
Wat is de oorsaeck?
Dat onse moeder ons schoenen koopt: daerna dat wy aae de barbier gaen.
Wat daer?
Om ons hayr af te snijden.
Wat is dat nu van noode?
Op dat wy morghen (so het de Heer sal toeghelaten hebben) onsen Oom versoecken.
Gaet ende brengt morgen vroegh een ghetuyghenisse ofte een ghetuyge met u.
Met God's hulp sal ick dat naerstelijck versorghen; wilt ghy noch jets meer meesier?
Dat ghy van mijnent weghen u moeder ghedienstelijcken groet.
Een ander.
IS het geoorloft buyten te gaen meester?
Waer henen?
Eerst na de snyer / daerna tot de barbier.
Waerom tot de snyer?
Dat ick mijn koussen te vermaken besorghe.
Sijn se ghescheurt?
Also ghescheurt / dat ickse nauwelijcx kan aentrecken.
Waerom tot de barbier?
Op dat ick hem toone een gezweer / het welcke my desen dagh op mijn dye ontstaen is.
Ontdeckt het / op dat ick het sie.
Siet het wanneer 't u belieft.
Het is een puysken.
Soo gisten ick.
Als ghy 't ontdeckt sult hebben / soo begeert dan dat hy een bequame pleyster daer op leyt.
Ick sal doen dat ghy my raet.
Maer isser oock niemandt die met u gaen wil?
Ia / Ioannes Fluvianus.
Wat heeft hy te doen?
Hy wil oock na de Barbier gaen.
Gaet dan t' samen / ende keert te ghelijck wederom.
Wilt ghy yets meerder?
Dat ghy u haest weder te komen / op dat ghy u achternoenmael niet en verliest.
Een ander.
MEester / isset geoorloft een weynigh te spreecken?
Spreeckt.
Wy twee stelden voor / soo het u alsoo goet dunckt / buyten te gaen wandelen / terwijl de andere speelen.
Waer wilt ghy lieden henen gaen?
In de naeste hooren.
Maer wat sult ghy al wandelende doen?
Wy sullen eenige t'samensprekinghe handelen.
Maer van goede ende eerlijcke dinghen.
Dese he [...]detheydt des tijts / ende soo schoonen gelaet des aerdrijcx sullen ons een eerlijcken inhoudt gheven.
Daer en ontbreect nimmermeer stoffe om Godt te loben / alleen door sijne ware dienaers.
Nimmermeer voorwaer: maer op dat wy tot onse voorghestelde reden weder keeren / laet ghy het ons toe meest er buyten de Stadt te gaen?
Ten waer dat my bekent waer uwe geduerighe ghetrouwicheydt ende ware liefde tot de talen / ick en soude het nimmermeer toelaten voornamentlijck nadien loose jonghelinghen my dickmaels in dese maniere bedroghen hebben. Ghy lieden dan gaet heenen en keert broegh wederom tot het avontmael.
Een ander.
IS het niet gheoorloft uyt te gaen?
Waer henen?
Na huys toe.
Hoe so dickwils t'huys te gaen?
Mijn moeder had gheboden dat ick ende mijn broeder op huyden tot haer souden gaen.
Om wat oorsaecks wille?
Om dat de meyt onse kleederen soude uyt-cloppen.
Wat is dat te segghen? hebt ghy lieden luysen?
Iae seer veel.
Waerom hebt ghy 't mijn huysbrouw' niet vermaent?
Wy durben niet.
Al even eens of sy so stuers waer / sy heeft een meydt aldaermeest om die oorsaer wil / op dat sy sorghe draeght voor uwer allen reyndelijckheydt / ende ghy lieden weet dat wel / maer ghy zijt blijde dat u gheleghen theydt ghegheven wordt om u moeder te versoecken. Ghy lieden blijft dan / morgen sal ick versorghen dat uwe kleederen uytgheklopt werden?
Maer onse moeder sal'ons berispen.
Ick sal haer versoenen, Rust u. l,
7 A Scholler inviteth his master in his fathers name to walke to the garden.
GOd save you master.
You are well come, what message have you?
My father desireth that wee may goe togither on pleasure into his garden without the city.
The fairnes of the weather inviteth us thereunto, and we have now leasure, but what shall we see there that is pleasant to be looked upon?
Divers and faire trees with their fruits, also a wonderfull variety of hearbs and flowers.
There is nothing more pleasaunt than those things.
That is the bounty of God toward us.
Which wee must prosecute with continuall praises.
But I feare that we make my father tarry for us.
Tarry so long till that I put off my gowne, that I may bee [Page 144] the fitter to walke. now I am ready, let us goe, but is your father at home?
He tarryed for us at the doore.
That's well: See that you salute him decently.
Wee have bin often warned of that by your teaching.
7 Een School-jonghen noodight sijn meester uyt naem van sijn Vader in den hof te gaen.
ZYt ghe [...]roet Meester.
Met ghe'uck moet ghy ghekomen zijn / wat voorschapt ghy?
Mijn Vader bid dat wy t'samen om geneught / in sijn tuyn / buyten de Stadt moghen gaen.
Tot die saeck noodight ons de helderheydt des weers / ende wy hevben nu tijt / maer wat sullen wy daer s [...]en gheneuglijcx om te aenschouwen?
Verscheyden ende schoone boomen met hare vruchten item een wondere verscheydenheyt van cruyden ende bloemen.
Daer en is niet geneugelijcker als die dinghen.
Dat is de mi'daedigheydt Godts teghen ons.
Die wy met gedurigen lof moeten navolghen.
Maer ick breese dat wy mijn vader naer ons doen wachten.
Wacht soo lang tot dat ic mijn tabbaert verandere / op dat ick te [Page 144] veerdiger zy om te wandelen. Nu ben ick bereydt / laet ons gaen▪ maer is u vader t'huys?
Hy wacht ons voor de deur.
Die saeck is goet: Siet dal ghy hem bequamelijth groet.
Daer van zijn wy door u leeringhen dickmaels vermaent gheweest.
8 The diligence of a learned father in teaching of his children at home.
WHen came you again from home?
I came but even now.
Where is your brother?
He stays at home.
Why doth he tarry?
That he might dine with his mother.
But wherfore did you not tarry also?
I had dyned before with my father.
Who served you?
The maide.
What did your mother? where was she?
At home also, but busy.
About what busines?
In receaving wheat, which was brought to us.
when shall you goe home againe?
When I shalbe sent for by my father.
On what day will that be?
It may be foure daies hence.
Wherfore goe you home so often?
Our parents will have it so.
What doe ye at home?
That which our parents bid us.
But in the meane time your time of learning is lost with you.
It is not altogither lost.
What then?
As often as my father is not very busie, he exerciseth us at all houres, in the morning, before and after dinner, before supper, long enough after supper, lastly also before we goe to bed.
In what things doth be exercise you?
He asketh of us principally those things which wee learned the whole week at schoole, he looketh into our theams, and questioneth us from the same: Often times doth he give us something to write out sometimes in latin sometimes in our mothers tongue, Sometimes [Page 146] also be propoundeth to us a short sentence in our mothers tongue, which we translate into latin: Sometimes on the other hand he bids us translate some thing out of latin into our mothers tongue. Lastly before and after meat, doe we read something out of the English or French bible and that in the presence of the whole family.
Doth hee ask you nothing of the Catechisme?
He doth that every Sunday, unles perhaps he be from home.
You tell me wonderful things if they be but true.
Yea there are many more than I have told you: For I have forgotten the civility of manners, of which he useth also to admonish us at the table.
Why doth your father take so much paines to teach you?
That so hee may understand whither in the schoole wee doe cast away his labour, and mispend the time.
Wonderfull diligence and providence of man! Oh how much are you bound to your heavenly father, who hath given you such a father!
God graunt, that wee may never forget that and al his other benefits.
It is a good and godly thing to wish that: Take heed [Page 147] that you have it not only in your mouth, but more also in your heart.
I thank you, that you admonish me so faithfully.
We owe the duty of good admonition to all men, but most of all to our brethren.
Doe we then owe that to our brethren allone?
I call them chiefly brethren here, who are made one with us by faith in Christ.
You judge well. But I will goe and see whither my brother he also come from home at last for hee is more than too ready to loyter.
8 De neersticheyt van een geleerden Vader in't onderwijsen van sijn kinderen binnens huys.
WAnneer zijt ghy weder van huys ghekomen?
Ick kom nu eerst wederom.
Waer is u broeder?
Hy is t'huys ghebleven.
Waerom is hy ghebleven?
Op dat hy met sijn moeder het middachmael soude houden.
Maer ghy warom zijt ghy oock niet ghebleven?
Ick / had mijn middachmael al ghehouden met mijn vader.
Wie dienden u?
De meyd.
Wat deed u moeder? waer was die?
Oock t'huys / maer besigh
In wat saeck?
In tarw te ontfanghen dit ons toeghevoert werde.
Wanneer sult ghy weder na huys keeren?
Als ick van mijn vader ontboden sal worden.
Op wat dach sal dat zijn?
Moghelijck over vier deghen?
Waerom gaet ghy lieden soo dickmaels t'huys?
Soo willen 't onse ouders.
Wat doet ghy lieden t'huys?
Dat ons van onse ouders bevolen werdt.
Maer ondertusschen gaet by u de tijt der leeringen verloren.
Sy en gaet niet gheheel verloren.
Wat dan?
So menighmael mijn Vader niet noodsaecke ijck besigh is / so oeffent hy ons tot allen uren smorgens / voor ende nae het middachmael / voor het avontmael / nae het avontmael langh ghenoegh / eyndelijck oock eer wy te bedde gaen.
In wat dinghen oeffent hy u?
Hy vereyscht van ons aldermeest die dinghen die wy de gantsche weeck in het school gheleert hebben / hy siet in onse themata / ende vraeght ons van de selve: dickwils gheeft hy ons nu yets in Latijn ofte in onse moeders tael uyt te schrijven / somtijts ste dt hy ons oock voor een korte [Page 146] spreucke in onse moeders tael / die wy in het Latijn oversetten somtijts daerenteghen ghebiet hy yets latijns in onse moeders tael oversetten. Eyndelijck voor ende nae den eten / lesen wy altijts yet uyt de Engelsche of Fransche Bijbel ende dat in het bijwesen van het geheele hursghesin.
En vraeght hy niet van de Catechismus?
Dat doet hy alle Sondagh ten sy dat hy misschien van huys zy.
Ghy vertelt wonderlijcke dinghen / soose maer waerachtich zijn.
Iae daer zijnder noch veel meer als dien ick u vertelt heb: want ick heb vergheeten de beleeftheyt der manieven / van de welcke hy ons oock pleeg te vermaenen over de taeffel.
Waerom neemt u Vader so veel arbeyt om u te leeven?
Op dat hy also verstae / of wy in het School sijn arbeyt verdoen / ende de tijdt misbruycken.
Wonderlijcke neersticheyt ende voorsichtigheydt des menschen! O hoe seer zijt ghylieden verbonden aen den Hemelschen vader / die u sodanighen vader ghegheven heeft!
Godt geve dat wy dat ende sijne andere weldaden nimmermeer vergheten.
Het is goedt ende Godt bruchtig dat te wenschen [Page 147] Maeckt dat ghy het niet alleen inde mondt hebt / maer oock noch meerder inder harten.
Ick bedanck u dat ghy my so ge trouwelijc vermaent.
Den dienst van wel te vermanen zijn wy schuldigh aen alle menschen maer aldermeest aen onse Broeders.
Sijn wy dat dan aen onse broeders alleen schuldich?
Ick noem die hier voornamelijck broeders / die uyt het gheloove in Christum met ons vereenight zijn.
Ghy oordeelt wel. Maer ick ga sien of mijn broeder ten laetsten oock weder van huys gekomen is: want hy is meer dan al te veerdigh om te vertoeven.
9 Two boys compare their age togither. The diligence of a learned pedagogue is praised.
HOw old are you?
Thirteen years, as I have understood from my mother: but how old are you?
Truly I am not so old.
How old then?
I want one yeare of it.
You are then twelve.
That accompt is ready.
But your brother, what yeare doth he goe in?
In his fift.
what say you? Hee speaks latin already.
Why doe you marvaile? wee have alwayes apedagogue at home, who is both learned and diligent, he teacheth us alwayes to speak Latin, and speaketh nothing in our mothers tongue except to expound somthing: also we dare speak none other to our father but latin.
Doe you then never speak English?
Only with our mother, and that at a certaine bou [...]e when shee bids us come to her.
What doe you with the houshold?
We have seldome speech with the houshold, and that only as they go by: and yet the men servants themselves speak to us in latin.
What doe the mayds?
When occasion is offered that we speak to them, then we use our mothers tongue, like as we use with our mother herself.
Oh happy are ye, who are so diligently instructed.
God bee thanked, by whose grace wee have a father, that taketh care to have us so well taught.
Truly the prais and glory of that matter belongeth only to the heavenly Father.
But what doe wee? I heare the roul called.
Let us then make hast.
9 Twee jonghens vergelijcken hare jaeren. De naerstigheydt van een gheleerde kindermeester wert gepresen.
HOe veel jaren hebt ghy?
Derthien / ghelijck ick van mijn moeder verstaen hebbe maer ghy?
Voorwaer ick hebber soo veel niet.
Hoe veel dan?
Daer ontbreeckter een.
So sijnder dan twaelf.
Die rekeningh is veerdich.
Maer u Broeder / in sijn hoe veelste jaer gaet hy?
In sijn vijfste.
Wat seght ghy? hy spreect nu al Latijn.
Wat verwondert ghy u? altijt hebben wy t'huys een kinder-meester die gheleert ende neerslich is / hy leert ons altijdt latijn spreecken / oock en seydt hy in onse moeders tael niet ten sy om yet te verklaren: oock en derven wy onsen Vader niet dan in 't Latijn aenspreecken.
Spreeckt ghy lieden dan nimmermeer Engelsch?
Alleen met onse moeder ende dat op een seker ure als sy ons ghebiedt tot haer te komen.
Wat doet gh [...]lieden met het huysghesin?
Met het huysgesin hebben w [...] selden reeden / ende oock alleen in h [...]t voorb [...] gaen: ende nochtans de knechten selfs spreecken ons in 'r Latijn aen.
Wat doen de meyskens?
Soo wanneer het te pas komt dat w [...] haer aenspreecken / so gebruycken wy onse moeders tael / ghelijck wy met onse moeder selfs pleghen.
O ghy gheluckighe die soo naerstighlijck onderwesen werdt!
Godt zy danck door wiens gratie wy een Vader hebben / die versorght dat wy so fraey geleert werden.
Voorwaer den lof ende de eere van die saeck komt alleen den Hemelschen [Page 149] Vader tee.
Maer wat doen wy? ick hoor de naem-rollen nu al opsegghen
Laet ons dan haesten.
10 Two boys count their books. Men must read extraordinary books sometimes. It is better to learn late than never. A book that is finely bound is shewed. Some questions about it. we must not provoke God in our jests.
HAve you many books also?
Not v [...]ry many.
But which have you?
The grammar rudiments, the schoole dialogues Terence, Tullies epistles, Cato, a dictionary, the high [Page 150] dutch testament, the Psalms with a catechisme besides a writing book to write out the masters dictates. But what books have you?
I have all them which you reckoned except Cato, Terence, and Tully's epistles. For wherfore should I have books that are not read in our Schoole?
But I read those sometimes when wee are at leasure, that I may alwaies take on some new thing espetially in the latin tongue and good manners.
You doe wisely my Solomon. O wretch that I am, who have never yet learned, what it is to be studious.
Learne therfore for it is better to learne late than never.
But what is that new guilded book which you shew so stately?
A Terence.
Where was it printed?
At Paris.
Who gave it you?
I bought him with my money.
Where got you the money?
You ask that foolishly, as if I had stollen it.
Far bee it from mee to think so, but I asked that for my mynds sake.
Neither do I reprove your words in good earnest: but we are wont to jest so with our good friends.
Iesting is not forbidden, if God bee not provoked thereby. But goe to, let us returne to our purpose. Of whom did you buy that Terence?
Of Clement.
Of that pedler?
Yes indeed.
How much did it cost?
Ten styvers.
No more at all.
Not at all.
Truly a price small enough.
Espetially seing it is gilt & bound so finely.
were there other such like books also?
Two or three.
Conduct me I pray thee to him.
Let us goe.
10 Twee jonghens tellen malckanders boecken. Men moet somtijts onghewoone boecken lesē. Het is beter te laet als nimmermeer te leeren. Een boeck dat fraey gebonden is werdt vertoont. Eenighe vraeghen daer over. In onse boertinghen moetmen Godt niet vertoornen.
Hebt ghy oock veele boecken?
Niet seer veel.
Maer welcke hebt ghy?
De beginselen van de grama [...]ica / d [...] Schoo [...]sche t'samen-spreekinghen / Terentius / de brieven van Cicero / Cato / een dictionarium / het hooghduytsche [Page 150] testament / de psalmen met een Catechismus / daerenboken een schrijf boeck / om de uytlegginghen des meesters in te schrijven. Maer ghy wat boecken hebt ghy?
Ick hebse al die ghy getelt hebt behalven Cato / Terentius / ende de brieven van Cicero. Want waerom soude ick boecken hebben die in onse School niet boorgeleesen en werden?
Maer ick lees die somtijts terwijl wy lecdich zijn / om dat ick altijt wat nieuws aennee [...]e / voornaementlijck inde latijnsche tael ende de goede zeden.
Ghy doet voorsichtigh mijn Solomon. O mijn ellendige die nimmermeer gheleert hebbe wat het zy vlytigh te zijn.
Leert dan / want het is beter te laet als nimmermeer te leeren.
Maer wat is dat voor een nieuw vergult boeck dat ghy so heerlijck vertoont?
Een Terentius.
Waer ghedruckt?
Te Parijs.
Wie heeft u die ghegeven?
Ick hebt hym voor mijn gelt ghekocht.
Van waer hadt ghy het gelt ghekreghen?
Sottelijc vraeght ghy dat / al even eens of ick het gestoolen hadde.
Dat zy verre van my dat te dencken: maer ick vraeghde dat om de gheneught.
Nochte ick en berispe u woorden niet ernstelijc: maer op die manier pleeghen wy te spotten met onse goede vrienden
Niet verbieter te jocken als Godt maer niet vertoornt en werde. Maer wel aen / laet ons tot onse voorneemen wederkeeren: van wien hebt ghy dien Terentius ghekocht?
Van Clement.
Van dien Kramer?
Iae voorwaer.
Hoe veel heeft hy gekost?
Thien sluyvers.
Niet met al meer?
Gantsch niet.
Voorwaer een prijs slecht genoech.
Voornamenslijck dewijl het vergult ende so fraey gebonden is.
Waerender oock andere diergelijcke boecken?
Twee ofte drye.
Geleyt my bid ick tot hem.
Laet ons gaen.
11 All things ought to bee set after heavenly matters. It is shamefull for one to reprove another of that whereof hee himself is guilty. A father giveth the master charge of his son. Correction is necessary, and therfore to be borne. The commendations of Scholasticall discipline. A rare example of a boy that desires of himself to dwel in the Schoole.
WHerfore were you not at the sermon to day?
I was busy in writing letters.
Could you not defer that busines?
The hast of the Car [...] er forced me.
But the master teacheth us that we must set all things after Gods matters.
He teacheth it indeed, neither doe I make dout of it: but we are never so perfect, but wee often set God after earthly things.
That is naught.
Yea very evil but we are alwayes men, untill God doe chaunge us by his spirit. But tell mee (I pray thee) was the auditory ful?
Not very full, according to the wonted manner.
Whereby comes that?
Know you not that the people are now busie in gathering grapes?
I know it well: but can not men spend one houre in divine matters?
It belongeth not to mee to give you a reason of that; Only this I say, It is a shame to a teacher when the fault doth reprove himselfe againe.
Ho: what a blow hast thou given mee on the ch [...]ek! Farewell, I wil not add a word more.
Be more circumspect then an other time. But I heard even now that your father came to schoole to day.
You have heard the truth.
For what cause I came [Page 154] he?
To pay the master money for my dyet: and with one to give him charge of me.
Had he never given him charge of thee?
Yes very often.
What meane then so manyfold admonitions?
He loveth me truly.
What [...]hen?
Therfore he desires that I may be taught diligently.
What if he give charge that you should be often beaten?
It may bee that is the cause, but what of that? hee doth not therfore love me the lesse.
whence doe you draw that?
Becaus correction is so necessary for a child as food.
Indeed you speak true: but few judge so. Also there is no body but he would rather have bread than the rod.
That is naturall to everyone, who denyeth it? but yet men must beate punishment patiently, espetially when it is just.
This sentence is in the little book of manners: Remember to beare patiently that which you suffer justly. But what if the punishment bee unjust?
Wee must beare that also nevertheles.
For whose sake?
For Iesus Christ, who hath suffered an unjust and cruell death for our sins.
Oh that that came into our mynds so often as we suffer any thing.
The master doth often teach us that, so often as the occasion serveth: but he knocketh at a deaf mans door as the proverb i [...].
Let us then doe our indeavour that wee may be more diligent hereafter.
God graunt it.
But doe you not know what came into my mynd a while since?
What is it, I pray?
I think to betake my self to the Schoole.
what in the schoole? to dwel?
Not that I would dwell there as an hireling, but that I may learne with you at the master's table.
O would to God that you spake that heartily and truly.
By our mutuall acquaintance and friendship you ought suffitiently to understand, that I am not wont to feigne or dissemble any thing with you.
I understood that plainly long since, but when I heard that word from you, [Page 156] my affection caught me into that exclamation, so wholy was I forgetfull of my self.
I take your speech none otherwise, but to the purpose, My father truly doth not compel me: but I perceave wel enough by his countenance and words that it pleaseth him very well.
Namely that is, becaus your father being a very prudent man knoweth well, that liberall wits will not bee compelled, but wilbe easily led. But yet I doubt not but that it happeneth by the instinct of Gods Spirit. But what doe you think?
I am of the same mynd: espetially sith that I am bent therto of myne own accord.
It is a great argument, that that counsell is of God.
I believe that, for they who are compelled to that thing by their parents, doe for the most part seek refuges (excuses) by which they may avoyd the command.
To speak the truth, I have found it sometimes in my selfe, namely before I entred therin. For what thinkest thou? I heard of those slaves of [Page 157] Sathan, so many evil speeches what of the master, & what of the discipline, that mee thoughts I rather went into a prison or a bakehous than into a schoole. If you also should fal into such a plague, it is no marvail if hee doe with hands and feet and al his power attempt to terrify you from so holy a purpose.
I have not yet made it known to any body.
what you say to me is not to make it knowne.
I know it wel enough, but that happened to mee out of Terence, let us now proceed to the things which remaine.
What remayneth, but that you pray to God, and that you goe forth manfully with your purpose?
You shall heare of your daily dyet at your table, of the familiarity of the master and ussher in hearing the repetition of the lessons, of y e masters gentlenes while wee are eating togither, of that friendly strife of the learning after supper, of the freedome of speaking of honest things when there is leasure time, of the free reproofe which is among you. I say of all these things you [Page 158] have told mee enough at an other time, all which pleas me very well: yet me thinks there is nothing more profitable than that continuall exercise of speaking latin; For what greater fruit is there of study? what more honest? what more pleasant? espetially where one doth freely reprove another without hatred or envy.
What is in that, that the conquered in the strife of those things are only punished with shame, and the conquerours rewarded with a pr [...]ze?
In a word, all your exercises doe delight mee marvelously, by the very hearing of them.
How much more would you say that, if you saw those things, if you were present when they are don?
I will God willing bee present.
would to God it might bee shortly.
I hope so truly: But there remaines one scruple. whereof you can easily free me if you will.
I will doe it in good truth if I am able, but in the mean time take b [...]ed that you bee not too inquisitive, as wee have heretofore seen in Terence. Goe to, tell mee at length what that difficulty is?
I have evill thoughts of your [Page 159] Scholastical discipline, not y t I will therefore desist from my begun work: but that when I have heard of that matter I may come the more cheerfully and pleasantly.
Vnles you were one who (as I know) esteeme me neither vaine nor a lyar, I would verely bee rather wholy silent of that, than tell those things to you which I conceave.
why so?
Becaus it is difficult to make those things seem true, albeit they are otherwise very true, so long as y e Common people speak and judge very evill things of them.
why so, I pray?
For by the lyes of the ungodly our discipline soundeth so ill among those idiots, that it is a wonder that any one will dwell in our schoole: Nevertheles (which is the work of God) how worse name wee have, so many the more come to us.
There is no need of so long an introduction: Tell mee all things plainly, and feare not: you shal not terrifie mee. I have understood all things, and pondered them in my mynd before.
Attend therfore: I wil breifly tell all that seems to bee of any worth. First I would that you did perswade your self this [Page 160] that the master is much more courteous to us than in the schoole bee maketh shew of before us. For he converseth so familiarly with us, as a wise father useth to doe among his children. But you will say then, why is he so severe in publike? I answer, becaus that without such a severity (as I have heard from himself when he once told it to a good friend) so great an heap of schollers endued with so many different fashions, can neither be kept under, nor held to their bounden duty, for every one would live after his own fashion, after his own mynd.
Besides that I have by my self often admired that there is in the Schoole such great reverence, so great silence, lastly so great modesty.
You would wonder much more, if you had ever seen the Country schooles.
I have seen them sometimes, and have dil [...]gently considered them. There is more quietnes in our schoole of sixe hundred, than of fourty children, yea thirty in those petty schooles. But goe forward I pray thee; I feare that you will bee an Asian Oratour for your speech [Page 161] begins already to digres too far.
But you doe interrupt my speech your self.
I have spoken nothing besides the purpose: but goe on now.
Shall I tell you in a word? This domesticall discipline although it seems odious to a few ungodly ones, yet it very well liketh the good and diligent children for the profits sake. For if our matters were loose at home what should we have then against the assaults of those wanton and saucie fellows? what rest should we have? what stilnes of our studies? Therefore the discipline it self is to the true lovers of study a refuge & as it were a bulwark, none otherwise than as an haven is to seamen in a storme. To conclude, whosoever among us is peaceable, & alwaies ready to doe well, he is preserved by the discipline. For the master doth not busy himself to draw us by stripes to the study of learning: but he rather indeavoureth to bring us therto most chiefly by these things, by an honest and new entertaynment, by good wil, Courtesie, and gentlenes of manners, by [Page 162] benefits, and lastly by the love of virtue and learning, whence it comes to pas, that the greatest part of us are so affected that we study how to obey him heartily.
Otherwise yee would not discharge the bounden duty of schollers.
But there are some knaves, who fear neither God, nor their parents, nor stripes who doe also hate study worse than a dog and snake that I may use the words of Horace: Against such (I say) severe discipline is some times used; namely becaus necessity constraineth.
I have enough. For now I see to what [...]nd the severity of your discipline tendeth.
Namely, that it may defend good manners, but either to amend or drive out the bad.
Truly I doe salute that discipline very much, so far is it from mee to fear it. And I love you my Valentine for this freedome of speech of those things, whereby you have given me sharper provocations.
But I give immortall thanks to our heavenly father who [Page 163] hath given you a good mynd & sincere judgment.
Farewell then, and expect me the next week if God permit. Againe farewell, and earnestly commend the work which we have begun unto God in your prayers.
I wish you a quiet night, and sound sleep.
11 Alle dinghen moet men achter de Goddelijcke saken stellen. Het is schandelijc voor yemant een ander te berispen voor't ghene hy selver doet. Een vader beveelt syn Zoon, aende meester. Tucht is noodtsaeckelijc en daerom moet men 't verdragē. Loff der school tucht. Een uytnemendexempel van een jonghen die van sich selfs in 't school begheert te woonen.
Waerom zijt ghy heden niet in de predicatie gheweest?
Ick was besich met brieven te schriven.
Kont ghy d [...]e saeck niet uyts [...]len?
De haes [...]ic [...]eydt des beed [...] drough my.
Maer de meester leert ons datmen alle dingen achter Gods saken moeten stellen.
Hy leert het wel / daer twijfel ick oock niet aen: maer wy en zijn nimmermeer soo volmaeckt / of wy stellen dickmaels Godt achter de aertsche dinghen.
Dat is quaed.
I [...]e seer quaet: maer wy zijn altijt menschen / ten sy dat Godt ons door sijn gheest verandere: Maer seght my (bid ic) was de hoor-plaets vol?
Niet seer vol / nae de gewoone manier.
Waer doorkomt dat?
Weet ghy niet dat het volck nu besich is in de wijn pluckinghe?
Ick weet het wel: maer konnen de menschen in Goddelijcke saecken niet een ure besteden.
Het en komt my niet soe u daer reden van te geven. Ick segh alleen; dat het schandelijck is voor een leeraer als de schult hemse [...]fs weder berispt.
Ho: wat een kinne-backslagh hebt ghy my ghegheven! Vaert wel / ick en salder niet een woort by doen.
Zijt dan op een ander tijt voorsichtigher. Maer terstont heb ick gehoort dat u Vader huyden in 't School gekomen is.
Ghy hebt de waerheydt gehoort.
Om wat oorsaeck, was [Page 154] hy ghekomen?
Op dat hy voor mijn kost de meester ghelt soude tellen: Met eenen op dat hy my aen hem soude beve [...]en
Had hy u nimmermeer bevolen?
Iae seer dickwi's.
Wat wil sigh die so menichvuldige vermaninghe?
Hy heeft mijn waerlijclief.
Wat dan?
Daerom begeert hy dat ic naers [...]elijck onderwesen werde.
Wat indien hy beveele dat ghy dickmaels gheslaghen wierde?
Dat is misschien de oorsaeck / maer wat daer van? hy en sal my daerom niet te minder lief hebben.
Waer uyt treckt ghy dan
Om dat de bestraffinghe den kinde soo noodigh is als voedsel.
Ghy seght wel waer: maer weynigh oordeelen soo. Daer is oock niemandt maer hy wil liever broodt als de garde.
Dat is natuerlijck by een yeder / wie [...]cochent het? maer nochtans moetmen de s [...]raffe lijtsamelijck verdraghen / voornamentlijck alse rechtveerdigh is.
Defe spreucke staet in't boecxken van de manieren: Dat ghy met recht lijdt, gedenckt dat lijdsamelijck te draghen. Maer wat soo de straffe onrechtveerdigh zy?
Die moetmen oock niet te min verdraghen.
Om wiens wil?
Om Iesum Chris [...]um / die een seer onrechtvaerdige ende wreede doot voor onse sonden geleden heeft.
Och of ons dat inde sin quame / soo menighmael wy yets lijden.
De meester vermaent ons dat dickwils so menighmael de ghelegenthe [...]dt voorkomt: maer het is voor een [...]oofmans deur gheklopt / ghelijck in het spreeckwoordt staet.
Laet ons dan alle vlijdt aenwenden / op dat wy hier nae naerstigher zijn.
Dat geve Godt.
Maer weet ghy niet wat my dese daghen in den sin gekomen is?
Wat is dat bid ick?
Ick gedent my in 'tschool te begheben?
Wat in 't school? om te woonen?
Niet op dat icker als een huerlinck woone / maer op dat ick met u. l. leere aen de tafel des meesters.
O och ofte ghy dat van herten ende waerlijck serde!
Wt onse onderlinghe ghewoonte ende vriendtschap behoorde ghy het genoegsaem te verstaen / dat ick niet ghewenten ben by u. l. yets te veynsen ofte te verswijghen.
Dat verstonde ick over langh claerlijck. Maer als ick van u dat woordt ghehoort hadde / heeft my de [Page 156] genegentheyt gheruckt tot die uytroepinghe / so was ick gheheel mijner vergeeten.
Ick en neem u reden niet anders / maer tot de saecke / mijn Vader en dwinght my wel niet / maer uyt sijn ghelaet ende woorden s [...]e ick genoegh dat het hem seer wel behaeght.
Namentlijc dat is daerom / u Vader een seer voor sichtigh man weet wel / dat vrije geboorne verstanden niet en willen ghedwenghen worden / maer dalse lichtelijck gheleydt worden / maer nochtans en twijfel ick niet of dat sulcx ghebeurt door ingeven des Goddelijcken Gheests. Maer wat oordeelt ghy?
Ick ben in het selve ghevoelen: voornamentlijck de wijl ick oock na [...] die zy van selfs helle.
Het is een groote bewij [...] reden / dat die raet van Gode is.
Dat gheloof ick wel / want die tot die saeck van haer ouders ghedwonghen worden / seecken by nae uytbluchten door de welcke sy de gebeden ontgaen.
Ick (op dat ick het vrijelijck bekenne) heb dat somtijts in mijn selfs bevonden / namentlijck eer dat ick daer in ghetreden was. Want wat ghevoelt ghy? ick hoorde van die slaven [Page 157] des Satans / soo veel schelt-woorden so vande meester / als van de tucht / dat my docht dat ick waerlijcker een ghevanghenisse oft een backhu [...]s inginck als een school. Indien ghy oock in eenighen soodanighen peste vervallen waert / het en is gheen twijfel ofte hy soude u oock met handen ende voeten ende alle cracht getracht hebben te verveeren van een soo heylighen voornemen.
Ick had het noch niemant gheopenbaert.
Dat ghy my seght / dat eu is geen openbaren.
Ick weet het ghenoegh / maer my is dat ontvallen uyt Terentio / laet ons nu voortgaen tot de aerdighe dinghen.
Wat isser over / dan dat ghy Godt biddet / ende dat ghy kloeckelijck in u voornemen voortgaet.
Ghy sult hooren van u daghelijcxse kost over uwe tafel van de geme ensaemheydt des mees [...]ers ende ondermeesters in het verhooren vande verhalinghe der lessen / vande goedertierenthe [...]dt des meesters in het t'samen eten / van dien vriendelijcken strijdt der leeringhen nae het avondtmael / van de vryhe [...]dt om t'samen te spreecken als het leegh tijdt is van eerlijcke dinghen / vande vrye berispinge onder u. l. Van dese dinghen al (segh ick) hebt [Page 158] ghy my ghenoegh vertelt op een ander tijdt; de welcke my al t'famea seer behaghen: mijn dunckt nochtans niets profijtelijcker / dan die gedurighe oeffeninghe van latijn te spreken / want wat isser grooter vrucht der leeringhen? wat eerlijcker? wat gheneughelijcker? voornamentlijck als den een den anderen sonder haet ofte nijdicheyt vr [...]elijck berispt?
Wat is daer aen / dat de overwonnene inde strijdt van die dinghen / alleen met schaemte ghestraft werden / ende de overwinners met prijs begaeft?
E [...]ndelijck alle uwe oeffeninghen / verheughen my wonderlijck / selfs door het ghehoor.
Hoe veel te meer sout ghy dat seggen so ghy die dinghen saegt / so ghy terwijl sy gedaen worden tegenwoordigh waert?
Ick falder indien het God wil / by wesen.
Och ofte eerst daeghs.
Soo hoop ick wel: maer daer is nochtans een zwaericheyt daer ghy wy lichtelijck van sult bevrijden (so ghy wilt).
Ick sal't ter goeder trouwen doen soo ick sa' kunnen / maer siet ondertusschen toe dat ghy niet al te naeuwsiende zijt / gelijt wy te voren ghesien hebben in Terentio: we aen / wat is dat eyndelijck voor een swaericheydt?
Ic heb quaet vormoeden op [Page 159] u School tucht niet dat ic wil van mijn begonnen werck afstaen: maer op dat ic te wackerder come ende te gheneughelijcker / a [...]s ick van die saeck ghehoort sal hebben.
Ten waer dat ghy die gene wert / die (ge [...]ijck ic ken) my niet yd [...]l nochte een leugenaer achtede / ic wilde voorwaer liever daer van gheheelijck swijgen / dan die dinghen u verhalen die ick ghevoele.
Hoe so eyndelijck?
Om dat het swaer is die dinghen waerschijnelijck te maken / hoewel sy andersins seer waerachtigh zijn / de wijl van desedingen het ghemeene volck seer quade dinghen seydt ende oordeelt.
Waerom dat / bid ick?
Want onse tucht luyt so qualijck door de leughens des godloosen onder die slechte bloets / dat het wonder zy datter een eenighe in onse school woonen / alhoewel wy (het welcke een werck God's is) hoe wy quader naem hebben / hoe veel te meer tot ons komen.
Daer en is so langen inleydinge niet van doen: seght my opentlijc alle de dingen en vreest niet: gh [...] en sult my niet verveeren ick heb alle dingen verstaen / ende met mijn gemoet te voren overleyt.
Letter dan op ic sal het seer kort segghen al wat van eeniger waerde sal schijnen te wesen. Voor eerst / wilde ick wel dat ghy [Page 160] u selven wijs maeckte d [...] de meester veel be [...]eefder tegens ons is als hy in het School voor ons schijnt, want hy gaet so gemeensaem met ons om / als een voor sichtighen vader pleegh onder sijne kinderen. waerom (sult ghy dan segghen) is hy in het openbaer soo gestrengh? Ick antwoorde: om dat sonder soodanigen ghestrengicheyt (gelijck als ick uyt hem ghehoort hebbe / als hy 't eens een goed vrient vertelde) so grooten school hoop / begaeft zijnde met so verscheyden manieren / noch bedwonghen / nochte in haer schuldighe plicht ghehouden konde worden / want een yder soude op sijn manier / een [...]y der soude na sijn ghevoelen willen leven.
Daerenboven so verwondere ick my by my selven seer dickwils / datter in het school soo grooten eerbiedicheyt / soo grooten stilswijgentheyt / eyndelijck soo grooten zedicheyt is.
Veel meer soud ghy u verwonderen / soo ghy immermeer de dorp-schoolen gesien haddet.
Ick hebse somtijts ghesien ende hebse naerstelijck overleydt. Daer is meer s [...]il [...]e in onse school van ses hondert / als van veertigh kinderen / jae als dertigh inde gemeyne schoolen Maer gaet voort (bid ick) ick sorge dat ghy een Asiaen Orateur sult zijn: [Page 161] want u reden begint nu ghelijck als veerder af te' dwalen.
Maer ghy valt selfs in mijn reden.
Ick heb niet buyten my voornemen geseyt: maer nu vervolghtse.
Wilt ghy dat ic het u met een woord segghe? Dese binnenshuysighe tucht alhoewel sy weynige Godloosen hatelijck schijnt / so behaegtse nochtans de goede ende naerstige kinderen seer om het profijts wil. Want indien t'huys onse saeck onghebonden waer / wat soude ons dan teghen die dertele ende broodronckene een aenstoot zijn? wat rust soude ons zijn? wat stillicheyt van onse leeringen? Derhalven soo is de tucht selfs den waren lief-hebbers der leeringhen een toevlucht ende gelijc een bolwerck / niet anders als de schippers een haven in onweer. Eyndelijc al wie onder ons vreedsaem is / ende bere dt om altijt wel te doen / die is van de tucht seer behouden. Want de meester is daer over niet besich / op dat hy ons met slaghen ende straffen treckt tot de letterkonsien: maer hy tracht ons liever in te leyden aldermeest door dese dinghen / door een eerlijck ende nieu onthael / door goetwillicheyt / beleefthe [...]dt ende goediche [...]t der manieren / door we [...]daden / [Page 162] eyndelijck door de liefde des deuchts ende der leeringhen / waer uyt dat volght / dat het meeste deel van ons also genegen is / dat wy hem van herten trachten te ghehoorsamen.
Anders soudet ghy lieden de schuldighe plicht der discipulen niet onderhouden.
Maer daer zijn sommighe leckers / die noch Godt vreesen / noch haer ouders uoch de slaghen die oock de s [...]udien haten slimmer als een hont ende slangh / op dat ic de woorden van Horatius ghebruycke: tegens de sulcke (segh ick) werdt somtijts een ghestrenghe tucht gebruyct: namentlijck om dat de noodsakelijcheyt dwinght
Ick heb genoech. want nu sie ick waer heen / dat u de manier van de gestrengicheyt uwer tucht siet.
Namentlijck op dat hy de goede manieren bescherme / maer de quade verbetere ofte uytdrijve.
Voorwaer ic kusse die tucht seer / soo veer is het daer af dat ickse soude vreesen. Ende u mijn va [...]en tijn / bemin ick / om de vryicheydt van die dinghen te spreken / waer door ghy my scherper prickelen hebt ghegheven.
Maer ick weyt onsterflicken danck den Hemelschen Vader / die u een goeden sin ghegheven [Page 163] heeft ende een oprecht oordeel.
Vaert dan wel / ende verwacht my soo het Godt sal toeghelaten hebben / tegen toekomende weec. vaert wederom wel / ende beveelt onse begonnen werc Gode seer door uwe ghebeden.
Ick wensch u een geruste nacht ende een stille slaep.
12 A meale of ten persons.
FRom whence come you?
From Schoole. From Church. From the exchaunge. From the market.
Whither goe you? whither are you goeing?
I goe home. I am goeing home.
What a clock is it? what houre is it?
It is almost twelve a clock. It is past twelve a clock.
Is it so late?
Yea surely, and therfore I must goe hence, for I f [...]are that my mother wil be displeased with me. I shalbe I doubt shent of my mother. God with you Hermes.
Have you such great hast? hath not our master asked for me?
I have not heard him: I can tarry no longer. [Page 164] Farewell. I goe.
Goe your way. God guide you.
God give you good even mother, and al the company.
Whence come you Iohn? where have you tarryed so long? wherfore come you so late? Is 't well don? I bade you to come at foure of the clock: it is now almost sixe. Tell mee now where you have bin? For you have bin long out of the schoole, I know that well: I will tell your master.
Pardon me I pray, I come even now from the Schoole. I knew not that it was so late. I have tarryed no where. you may send and aske our master, if you pleas whither it be not so.
I wil doe that, I wil know the truth. Goe now, cover the table, (lay the cloth) prepare the table, and hast you quickly.
well mother, I will doe it. I will set all things well. But where is the tablecloth?
The tablecloth is within there upon the cupbord. Set on the salt first. Can you not remember that? I have told you of it more than twenty times: you learne nothing. It is a great shame. Goe fetch trenchers, goblets, and napkins.
Well mother, where bee [Page 165] they?
You can finde nothing. There they bee, was it not well sought? Goe fetch bread.
well, give me money. How much shall I bring?
Bring two styvers worth, for one styver of white and for one styver of browne, half one and half an other. Bring that which is new baked.
well, I goe. Loe here is bread mother.
You have don wel. wash the beere pots.
I have washed them a good while since.
Bring hither the spoon-basket.
That hangeth there on the naile.
Set on the platter-ring. And goe fetch wood to make afire. Goe whet the knives. Put water into the laver, and hang up a white to wel there. And then come and make the fire burne.
Hitherto mother I have don what you have commanded. what now is your further pleasure?
Come now to me, and I wil teach you manners which you ought to observe at the table.
I pray you teach them me, and I will barken diligently to you without interrupting a word in your speech: and I hope that I shall also observe what you give me in charge.
Goe to, first of all you shall cleans [...] your nailes. After that wash your hands. Presently after that blesse God. Then set your selfe handsomely downe. Take the meat with your fingers, and grasp it not with the fist, offer not to eat first. Also drink not first Lean not on your elbowe. Sit upright. Spread not out your armes. Drink not greedily. Also eat not hastily or greedily. Take that which lyeth next before you. And keep not your trencher too long. Gape not on other folkes, wipe your mouth when you will drink, not with your hand but with the napkin. What you have bitten of dip not again into the dish. Lick not your fingers. Gnaw also no bones Cut your meat in peeces with your knife. Greaze not your mouth. Wipe your fingers often. Pick not your nosthrils. Be silent when no body asketh you any thing. Eat so much as you desire. when you have eaten enough then rise from the table, and bow submissively to the Company, wash your hands againe. Take away the table cloth, and give thanks to the Lord.
I thank you forsooth. I shall indeavor God willing to observe al that you have bidden [Page 167] me. But in the meane time what further service have you for me to doe?
Be hold your father is coming and your cosin David with him: Goe meet them, put off your hat, and bow your self handsomely.
well mother, I goe, you are well come my father, and your Company.
Peter is that your son?
Yes, it is my son.
It is a goodly child. God make him a good man. I pray God make him alwaies to prosper in vertue. God blesse him.
I thank you cousin.
Doth he not goe to Schoole?
Yea, hee learneth to speak french.
Doth hee so? It is very well don. Iohn can you speak good french?
Not very good cousin: but I learne.
Where goe you to Schoole?
In the Lombard street.
Have you gon to Schoole long?
About half a yeare.
Doe you learne to write also?
Yes cousin.
That is well don, learne alwaies well.
well cousin, if God please.
Cousin, you are wellcome.
I thank you Cousin.
Cousin, wil you tarry there? why come you not in? Come warme you and then wee'll goe eat.
Doe you think that I am a cold? That were great shame for me.
Cousin, how doe you?
well, I thank God.
where is my neece (my cousin) your wife? wherefore have you not brought my cousin with you?
She is sick.
Is it true? Is she sick? what d [...]seas hath she?
She hath an ague.
Hath she had it long?
About eight daies.
I knew that not. I will goe see her to morrow if it please God. Francis bring hither a stool for your cousin. Cousin come to the fire. Francis, goe to the doore, some body knocks, Look who is there. It is Roger, I know very wel.
well mother, I goe. who is at doore there?
A friend. Open the door.
Are you there Roger?
Yea, I am here. Is your father at home?
Yes, and my mother too. Come in I' le tell my father that you are come.
Francis, make all ready that wee may goe eat.
Father, All is ready you may go eat when you please.
Well, I come presently. Call the children.
Well father, Iohn where are you? you must come to supper (or to dinner). where doe you tarry? what doe you there?
what should I doe? I have busines here.
Know you not that wee are goeing to supper? Come say the blessing.
well, I come.
Iohn, why come you not? Must you be called? Bring hither chaires.
Peter, let us sit downe it is time.
well, I am content.
David, sit in there.
I! be not displeased, I wil not doe that, let Peter sit there I pray.
Peter is not wont to sit there. Hee will sit here, it is his place. Iohn give thankes.
No mother, excuse me I pray you. It doth not become me to doe that worke when my father & so many wise friends are present: For I am but a youth, and wee must give to God the best wee have, when wee serve him.
The lad speaks very wisely. Peter, you are master of the house. I pray desire a blessing of the Lord.
Well, let us then doe it.
Prayer before meat.
LOrd God almightie, who hast made al things of nothing and yet preservest them by thy divine power, and hast led the people of Israel in the wilde [...]nes: B [...] pleased to extend thy blessing over us thy poor servants, and sanctifie to us these thy gifts, which we receave of thy bountifull hand, that we maie use them soberly and holylie according to thy good will, & therby acknowledge that thou art a father and the fountaine of all good to us. Graunt also that we may alwaies and before all things seek that Spirituall bread of thy word, whereby our souls may bee fed unto everlasting life, which thou hast prepared for us through the holy passion and bloodsheding of thy beloved son of our Lord Iesus Christ. Amen.
God blesse you my father and mother, & al your company.
Francis, bring us the victuals. Bring the salad, and the salted flesh Fil us some drink. Fil for your cousin, and then round about. Francis sit down with us. Iohn, goe fetch some pottage for your brother: and let the other be made ready. Run quickly.
Brother, take your pottage. Have you too much?
Yea I have too much.
Fat it not all: leave that which you have too much.
wherefore eat you not your pottage while they be hot?
They be yet too hot.
Iohn, bring hither some bread. Roger hath no bread. Fetch a trencher, and bring some mustard.
Give me the beere pot.
Hold there, Hold it fast.
Let go [...]. I hold it well.
Peter, drink not after your pottage for it is unwholsome: Eat first a little before you drink. Peter cut me some meat. Cut me some bread too. Cut Francis some meat, for hee hath nothing to eat.
Must I serve him? Can hee not serve himself? Cut for your self, you are big enough. Help your self: for I will not serve you. I serve no body but my selfe.
Give him some meat, for he is ashamed: hee dareth not eat, that I see well.
well, hold there. Bring some what else.
It is not yet ready.
Looke whither the pyes and the tarts bee brought. [Page 172] Goe fetch the roast meat, & fill wine here. Fill for your father. Fill it full. Fill it not so full. See you not what you doe? you spill. Roger hath no wyne. See you not that?
Make roome there for to set on the platters.
Now you are all togither wellcome.
Here is indeed wherewithal. you have bin at too much charge.
I have not truly. I am sorry that there is no more. But you must be content.
Truly it is well said.
Peter, carve up the shoulder. Bring hither radishes, Carrots, and capers. Give David some of that hare and of the Conyes. Carve up the partridges. you carve not to us. Be merry I pray you.
Here is enough to make merry withall.
Iohn, fill us to drinke.
Here is no more wine.
Goe fetch more. How like you this wine?
Me thinks it is good.
Shall wee bid him bring of the same?
Even as it pleaseth you.
where shall I goe fetch it?
where you fetched this. Or goe fetch it on the market at the white floure [Page 173] de luce, or where you wil.
How much shall I bring?
Bring two quarts, or three pints. Goe apace, and come againe quickly.
I wil run al the way father.
Francis, rise you now up & serve at the table. See if there be any thing lacking. will you yet have any more meat? Speak boldly.
No mother: I have eaten enough, God be praised.
Drink now. Is there any beere in your pot?
Yea mother, there is enough in it.
If there be none in, goe fetch some.
Doth not some body knock at the door? goe look.
Is there any body?
Yea, open the door, I have been here more than half an houre.
What is your pleasure? (what would you have?)
Good even friend. Is your master at home?
Yes, wherefore? would you speak with him?
Yea, where is he?
He sits at table would you have any thing with him? I wil doe your errand, who shal I say asketh for him?
I must speak with himselfe. Tell him that I am his uncles servant. (Or) tell him that I come from his uncle.
well I will goe tell him so, Tarry here a little. Father [Page 174] here is a man would speak with you.
what man is it?
I know him not. He saith that he cometh from myne vncle.
Ask him what his pleasure is.
He saith that he must speak with you.
wel, let him come in.
Come in friend.
who is there within? Are there many folks?
No, but three or foure.
God blesse all the Company.
welcome Henry. What good news bring you?
Peter, my maner hath sent me hither intreating you, that you wil please to come to dinner to him to morrow at noone.
How doth my uncle?
He is in health thanks be to God.
And all his houshold?
They are al very wel.
I am glad to beare it. but you must tell [...], tha [...] I thank him with all ioyne heart, & that it is unpossible [...]or me to come at noone: for I was foure daye, a [...]n invited foorth. If that where not, I would come willingly, But I wil come to him to morrow after [...]oon without faile.
Wel, I wil tel him. God give you good night.
Tarry Henry. Drink before you goe.
I am not a thirst, I thank you.
Tarry you must drink.
I must goe.
Is not Iohn come yet? where tarryeth be so long?
He comes. (He is coming.)
Iohn what is the reason that you tarry so long?
I could not com [...] sooner Fath [...]r, There were many folkes. I have run al the way.
Wel, fi l some wine here.
David tast it whether it be good.
That I will. Fill me some th [...]rein. The other was better.
It was not. This is better in my iudgement.
Anna, you are not merry. How cometh it that you say nothing?
What should I say? It is better to be silent than to speak badly. I cannot speak English wel, therfore I hold my peace.
what say you? you speak as well as I do, and better too.
I doe not. I would I did it, although it cost me twenty guldens.
David, you eat not. Cut me of that. That is sodden too much, and this is roasted too little. is it not?
I think so too.
Roger, lend me your knife, I pray you.
Take it, but give it me againe when you have dyned.
If I doe not give it you again, lend it me no more.
No truly.
It is a good knife, how much did it cost you?
It cost me three styvers.
It is good cheape: Let mee have it for that price: I will give you your money againe.
I am content.
Roger, you do eat nothing. Me thinks you mince it. H [...]lpe your selfe. Are you ashamed?
Doe I not eat well? I eat more than any one at the table.
That doe you not.
You eat nothing your selfe.
I have bin eating all this while.
Let us drink well, if wee have not enough to eat.
what say you? Is not here enough to eat? Here is enough for twenty persons to eat. you have put your selfe to too much charge.
I have not. Now I drink to you. and I beseech you for all the company, and first for your next neighbour. wil you pledge me?
Yes, with a good will if it please God. Drink now: you have not drunck all out. I will fill it you yet once againe.
Wherfore should you do so? Have I not drunk it out? [Page 177] How much lacketh it? I will drink it out. Look there, now it is out. Pledge me now, you seek nothing but to beguile me.
I shall not bee able to drink this out, I have too much.
What should hinder you? I have drunck it out.
You had not so much as I your cup was not full.
But it was.
It was not.
It's true, but my cup is greater than yours.
Well, let us chaunge.
I am content, give me yours.
I will not. I wil keep myne own, keep that which you have.
Drink then.
well presently. Look now if it be not cleane out.
Yea, wherfore must you be so much intreated? To whom did you drink? Drink to me once. Are you angry with me?
why should I be angry with you?
Becaus you doe not drink to me.
I have drunk to you.
I did not heare it. There is enough of drinking. It were a comendable thing if the law of Ahasuerus were well observed among Christians in their [Page 178] feastings, where none were compelled to drink more then he desired, or he sound good for him, Wee must eat also, I am very hungrie. Cut me a peece of meat there.
Have you no handes.
Yea but I cannot reach to the dish.
Well, I will serve you, have you enough?
I have nothing yet.
Hold there. Have you enough now.
Look what he giveth me, what is that good for? Keep it you, and eat it your selfe. Roger, cut me some of that shoulder.
well, hold there.
I thank you.
Iohn bring bread, and fill wine, fill round about.
Some-body knocks at door, Heare you not Iohn?
I goe mother. It is Luke, Andrews servant.
what would be have with me?
He bringeth somewhat.
Doth he? bid him come in.
Luke goe in.
God blesse the Company.
Luke are you there?
Yea Peter.
what news bring you.
Not much Peter.
How doth your Master.
He is well Peter, he wisheth you a good night, he commands him to you, and hath sent you this, intreating you [Page 179] to accept it lovingly; and that you would not onely receave the small gift, but also his good will: for he sendeth it you a [...] a token of his love, therfore vouchsafe to receave it in good part.
Thank your master, and tell him, that I will deserve it if God please.
well Peter.
Fill Luke some drink, and light him foorth.
Good even Peter, and your Companie.
Good even Luke. Have you drunck?
Yes Peter I thank you.
Iohn snuffe the Candle, look if the o her be ready, Take all this away, and bring some thing els. Bring cleane treachers, and bring us the fruit with the cheese.
It is all here Father.
Take away the dish.
David drink to me.
That will I doe gladly, I drink to you with all myne heart.
Much good may it doe you, I expect it earnestly: I will pledge you.
Roger know you no news?
No truly, I know none but good.
Doe not men talke of peace.
I cannot tell what to say of any peace. I beleeve that peace is yet far to seek.
Have you not heard tell how that the king of Fraunce hath lost a battaile against the Spaniards?
I have heard such a report indeed, but men speak so falsely, that one can not tell what to beleeve, Men speak indeed of great wonders, but God only knowes what shal happen.
You say true.
If wee would make peace with him, the was should not long continue.
That is true indeed.
Iohn, take all this away, and come let us give God thanks for all his benefits.
Thankes after meat.
LOrd God heavenly father, we thank thee for all thy benefits, which we continually receave of thy bounteous band: that it is thy divine will to susteine us in this temporall life, and to supply us with all things necessary for us; but espetially, that thou hast begotten us againe to an hope of a better life, which thou hast revealed to us by thy holy gospell. we beseech thee mercifull God and father, not to suffer our hearts to be rooted in these earthly and fading things, but that we may [Page 181] alwayes looke upwards to heaven expecting our Saviour Iesus Christ untill hee shal appeare in the clouds for our redemption. Amen.
Much good may it do you, my father, my mother, and all the Company.
Let us now drink round before we rise.
That is well said, but then wee must also give thanks the second time. Peter how much wine have we had? we will pay for the wine.
Indeed you shall not, you shall pay nothing, one word for all. If I be able to make you eat, I shall also have wherewithall to make you drink.
What is that to the purpose? The wine is now deare.
You heare what I say.
Well then, wee thank you Sir. It stands us in hand to deserve it.
It's deserved already.
I thank you also that ye came. Francis bring hither a fagot, and make a good fire for to warm us.
The fire is kindled father.
We are not a cold, we will goe hence, for it is time.
what hast have you?
It is almost ten a clock.
Tis not yet.
But it is.
Iohn, fetch the Lanthorne.
We will not have the lanthorne. It is cleare weather, there is no need of it.
God give you good night.
And you also, I commit you to God.
12 Een maeltijdt van thien persoonen.
Van waer komdy?
Vander Schoolen. vander kercken. van de beurse. vanden merckt.
Waer gae dy? waer gaet ghy heen?
Ick gae t' huys. Ick gae na huys toe.
Wat ure ist? wat tijdt ist? Hoe laet isset?
Het is by den twaelf uren. Het is over den twaelf uren.
Ist also laet?
Ia voorseker / ende daerom moet ick heene gaen / want ick vrese dat mijn moeder quaet op my sal zijn. Ick twijfel dat ick van mijn moeder bekeven sal sijn. Gode Herman.
Hebdy soo grooten haeste? en heeft ons meester na my niet ghevraeght?
Ick en hebt niet gehoort. Ick en mach niet langer [Page 164] toeven Adieu. Ick gae.
Gaet. Godt gheleyde u.
Godt geve u goeden avont my moeder / ende al het geselschap.
Van waer komt ghy Ian? waer hebdy soo lang ghebeyt? waerom komdy so laet? Ist wel ghedaen? Ick hebbe u bevolen ten vier uren te komen: het is nu by den sessen. Seght my nu waer ghy geweest hebt? want ghy hebt langhe uyter Schoolen gheweest / dat weet ick wel▪ ick sal 't uwe meester segghen.
Behoudens u gratie / Ick kome nu terstont vander schoolen: Ick en wiste niet dattet so laet was. Ick en hebbe nerghens ghebeydt. Ghy moghet onse meester doen vraegen / soo het u belieft / oft also niet en is.
Dat sal ick doen. Ick sal de waerheyt weten. Gaet nu / deckt de tafel. Bereyt de tafel. ende haest u seer.
Wel moeder ick sal 't doen. Ic salt te rechte beschicken. Maer waer is de ammelaken?
D' ammelaken is daer binnen op't tresoor. Settet sont eerst op / Condy dat niet on thouden? Ick hebbe u meer dan twintigh reysen gheseyt: ghy en leert niet. 'T is groote schande. Gaet halen telloiren / kroesen / ende servietten.
Wel mijn moeder. wae [...] [Page 165] zijnse?
Ghy en kont niet vinden / daer zijnse. Is 't niet wel ghesocht? gaet broodt halen.
Wel gheeft my ghelt. voor hoe veel sal ick brenghen?
Brenght voor twee stuyvers / voor eenen stuyver wits / en voor eenen stuyver bruyns / half een half ander / en brenghet al nieu backen.
Wel / ick gae. Siet hier is broot moeder.
Ghy hebt wel [...] ghedaen. wascht die drinc potten.
Die heb ick langh ghewasschen.
Brenght hier den lepelkorf.
Die hangt aen den naghel.
Set op den Schotel rinck. Ende gaet nu hout halen / om een bier te maken. Gaet wet de messen. Giet water in't lavoor ende hanght daer een witte hantdoeck. komt dan ende doet het vier branden.
Moeder tot nu toe heb ick gedaen t' gheene ghy my bevolen hebt. wat ist dat ghy nu verder begeert.
Komt nu by my / ende ick sal u manieren leeren / die ghy over de tafel behoort te houden.
Ick bidde u leertse my / ende ick sal u neerstelijck toehooren sonder met een woord tusschen u reden te vallen: Ick verhoope oock dat ick onderhouden sal 't ghene ghy my bevelen sult.
Wel aen / In den eersten su [...]t ghy u naghelen reynighen. Daer na wasschet u handen. Terstont daerna gebenedijt Godt. Dan stelt u properlijck neder. Grijpt de spijse met de vingheren aen / en vatse niet met de vurst. En bestaet niet eerst te eeten. Drinckt oock niet eerst. Leenet niet op dynen elleboghe. Sit recht op. Spreyt de armen niet uyt. Drinckt niet begheerlijck. Oock en eet niet haestelijck of begeerlijc. Neemt dat naest voor u leyt. En houdt u tellioor niet te langhe. Gaept ander lieden niet aen. Vaegh dynen mont als ghy drinken wilt / niet metter handt maer mettet servet. Daer ghy aen gebeten hebt en sopt niet weder. En leckt u vingeren niet. knaecht oock gheen beenders. Snijt u spijse metten messe ontwee. En besmeert dynen mont niet Vaeght u vingeren dickwils. En peutert u neusgaten niet. Swijght als men u niet en vraeght. Eet soo veel als ghy begeert. Als ghy ghenoech ghegheten hebt staet dan van de tafel on / en buygt u onderdanichlijck voor 't geselschap. Wascht u handen weder. Neemt de tafel laken op ende danct den Heere.
Ic bedancke u. l. Met Godts hulpe sal ick trachten al t' gheene ghy my bevo [...]en hebt na te comen. Maer [Page 167] wat hebt gy ondertuschen voor voorderen dienst voor my te doen?
Siet u Vader komt / ende David u [...]eve komt met hem gaet hen [...]ieden tegen / doet u bonette af / ende buycht eerlijck.
Wel mijn moeder / I [...]k gaeweest wel [...]ecom mijn Vader / ende u gheselschap.
Pieter is vat u sone?
Iaet / het is mijn Soon.
'Tis een schoon kint. Godt maeck hem een goed man. God laet hem altijdt in deuchden toenemen. Godt seghene hem.
Ick danck u neve.
En gaet hy niet ter schoolen
Iae hy / hy leert Francoys spreecken.
Doet hy [...] het is seer wel ghedaen. Ian kondy wel Francoys spreecken?
Niet seer wel neve: maer ick leere?
Waer gaedy ter schoolen?
In de Lombaerdt straete.
Hebdy langhe ter schoole [...] ghegnen?
Omtrent een half jaer.
Leerdy [...]ock schrijven?
Iae ick neve.
Dat is wel ghedaen / leert altoos wel.
Wel neve / be [...]ievet Godt.
Neve / weest wellecom.
Ick danc [...]e u nichte.
Neve wi [...]dy daer blijven? waerom en komdy niet binnen? Comt u wermon dan sullen wy gaen eten.
Mayndy dat ick coude heb? het zonde my grout scha [...]de zijn.
Neve hoe ist met u?
Wel Godt danck.
Waer is mijn nichte? waerom hebdy mijn nichte niet mede ghebracht?
Sy is sieck.
Isset waer? Is sy sieck? wat sieckte heeft sy?
Sy heeft de koortse.
Heeft sy die langhe ghehadt?
Omtrent acht daghen.
Dat en wist ick niet. Ick false morghen gaen besoecken soo 't God belieft. Francoys brenght eenen stoel voor u neve. Neve comt by den viere. Francoys / gaet daervo [...] ren / Men klopt daer / besiet wie daer is. Het sal Rogier zijn / dat weet it wel.
Wel moeder / ick gae, wit is daer voren?
Het is een vriendt. doet de deure open.
Zijdy daer Rogier?
Iae / ick ben hier. Is u Vader t' huys?
Iae hy / ende mijn moeder oock. komt binnen / ick sal mijn Vader seggen / dat ghy ghekomen zijt.
Francoys maecket al ghereede / om te gaen eeten.
Vader 'tis al ghereet. Ghy meught gaen eeten alst u belieft.
Wel / ick kome terstondt. Roep de kinderen.
Wel mijn Vader. Ian waer zijdy? ghy soudet komen eeten. waer blijft dy? wat maeckt ghy daer?
Wat soude ick maken? Ick heb hier wat te doen.
En weet ghy niet dat men gaet eeten? Comt seght de Benedicite.
Wel ick kome.
Ian waerom en komdy niet? Moetmen u roepen? brenght hier stoelen.
Pieter laet ons gaen sitten. het is tijt.
Welick benste vreden.
David / sit daer inne.
Ick! en belgt u niet / dat en sal ic niet doen / laet Pieter daer sitten / dat bidde ick u.
Pieter is niet gewent daer te sitten. Hy sal hier sitten / het is sijn plaetse. Ian seght de benedicite.
Neen mijn moeder / behoudens u gratie. dat werck te doen en betaemt my niet int bywesen van mijn Vader en soo veel wijse vrienden / want ick maer een Ionghen ben / en als wy Godt dienen / moeten wy hem het beste gheven dat wy hebben.
Den Iongelinck spreeckt seer wyselijck. Pieter ghy zijt meester van 't Huys. Ick versoecke dat ghy den Heere om een seghen bidden wilt.
Wel aen. Laetet ons dan doen.
Her ghebedt voor den eten.
HEeer almachtighe Godt / ghy die alles uyt niet gheschapen hebt / ende noch door uw' Goddelijcke kracht onder: hout / end' het volck Israel in de woestijne gespijst hebt wild uwen seegen strecken over ons uw' arm dienaers / ende ons he [...]tighen defe uwe gaven / die wy van uw' milde handt ontfangen / op dat wijse matelijck ende heylichlijck / nae uwen goeden wille mogen ghebru [...]cken / ende daer door bekennen dat ghy ons een vader ende oorspronck alles goedts zijt, Geeft oock dat wy altijt ende voor alle dinghen soecken dat geestelijcke broot uwes woorts met welcke onse sielen gespijst worden ten eeuwighen leven / 't welck ghy ons bereydt hebt door 't he [...]lig lijden ende bloet vergieten uws lievens soons onses Heeren Iesu Christi Amen.
Godt seghen u mijn Vader mijn moeder / ende al u geselschap.
Fransoys / brenght ons t'eeten. Brengt dat salaet ende 't gesouten vleesch. Schenct ons te drincken. Schenct uwen neve ende voort allomme. Fransoys sit hy ons. Ian gaet potagic halen / voor uwen broeder ende doet d'ander gereet maken. Loopt seer.
Broeder houdt u potagie. Hebdijs te veele?
Iae ick / ick hebs te vele.
On eetet niet al / laet het ghene dat ghy te vele hebben su [...]t.
Waerom eet ghy uwe pottagie niet / dewijle dat sy heet is?
Sy is noch te heet.
I [...]n brengt hier brood. Rogier en heeft gheen broot. Haelt een relliore [...]en brengt hier mostaert.
Geeft my den bier pot.
Houdt daer. Houdt hem wel.
Laet hem gaen. ick houde. hem wel.
Pieter / en drinckt niet nauwe potagie / want het is onghesont: Eet eerst een futtel eer ghy drinckt. Pieter snijt my vleesch, Snijt my odek brood. Snijt Franco [...]s teeeten / want hy heeft niet t'eeten.
Moet ick hem dienen? Ca [...] hy hem selven niet dienen? Snijt selve / ghy zijt groot ghenoech. Helpt u selven: want ick en sal u niet dienen. Ick en dien niemant dan my selven.
Geeft hem wat t'eten / want hy schaemt hem: hy en derft niet eten / dat sie ick wel.
Wel / houd! daer: brengt. hier wat anders.
Ten is noch niet ghereet.
Besiet oft de pasteyen ende de taerten gebracht zijn, [Page 172] Gaet hale 't gebraet / ende schenct hier wijn. Schenct voor uwen Vader. schenct al vol. En schenckt niet so vol: En siet ghy niet wat ghy doet? Ghy stort. Rogier en heeft geenen wijn En siedy dat niet?
Maeckt daer plaetse om de schotelen te setten.
Nu zijt t' samen alle wellekom.
Hier is wel waer mede. Ghy hebt te veel kosten gedaen.
Ic en hebbe seecker niet. Het is my leedt datter niet meer en is. Maer ghy moet te vreden wesen.
T'is seecker wel gheseyt.
Pieter ontgint de schouder. Brenght hier radijsen / karotten / ende cappers. Dient David van dien hase / en van de Conijnen. Ontgint de patrijsen. Ghy en dient ons niet. Maeckt alle goede ciere ick bids u.
Hier is wel om goede chiere te maken.
Ian schenckt ons te drincken.
Hier en is ghenen wijn meer.
Gaet anderen halen. wat dunckt u van desen wijn?
My dunckt dat hy goet is.
Willen wy vanden selven doen brenghen?
Alsoo 't u belieft.
Waer sal icket gaen halen?
Daer ghy desen ghehaelt hebt, ofte halet op de merckt / inde witte lelie / [Page 173] ofte daer ghy wilt.
Hoe vele sal ick brengen?
Brenges twee potten / oft drie pinten. Gaet rasch / en komt haest weder.
Ick sal altoos loopen Vader.
Franso [...]s / staet nu op / en dient ter tafelen. Besiet ofter niet en ghebreeckt. wildy noch t' eten hebben? Segghet stoutelijck.
Neen ick moeder. Ic hebbe ghenoech ghegheten Godt zy ghelooft.
Drinckt nu. Isser bier in uwen pot?
Iaet moeder. Daer is genoech in.
Isser niet in / gaet haelt wat.
Cloptmen niet aen de deure? Gaet besiet het.
Is daer yemandt?
Iaet / doet open. Ic hebbe hier meer dan een half ure gheweest.
Wat belieft u?
Goeden avont vrient. Is de meester t'huys?
Iae hy: waerom? wildy hem spreecken?
Iae ick / waer is hy?
Hy sidt ter tafelen belieft u yet? ick sal de boodtschap wel doen. wie sal ick segghen die nae hem vraeght?
Ick moet hem selve spreken. Seght hem dat ick sijns ooms dienaer ben. (oft) segt hem dat ic kome van sijn oome.
Wel ick sal't hem gaen segghen. Beydt hier een luttel. Vader hier is een [Page 174] man die u spreken wilt.
Wat man is [...]?
Ick en ken hem niet. Hy seydt dat hy komt van mijnen oom.
Vraeght hem wat hem belieft.
Hy seyt dat hy u spreken moet.
Wel / doet hem binnen komen.
Mijn vrient komt in.
Wie is daer binnen? isser vele vol [...]x?
Neen / maer drye ofte viere.
Godt seghen a'let gheselschap.
Wellekom Hendrick. Wat segdy goedis?
Pieter / mijn meester heeft my hier ghesonden / u biddende / dat u believe morgen middaghe met hem te komen eten.
Hoe vaert mijn oom?
Hy vaert wel Godt danck.
[...]yde al sijn huysgesin?
'Tis al in goeden doen.
Dat he or ick gaerne. maer ghy sult hem segghen dat ick hem bedancke met goeder herten / ende dar my onmoogelijc is te middach tekomen want ic ben over vier daghen u [...]tghenoot. Ten ware dat ick souder geerne gaen. Maer ick sal morghen na de middach sonder eenighe faute by hem komen.
Wel / ick salt 't hem segghen. Godt gheve u goeden nacht.
Beyd Hendrick. Drinckt eer ghy gaet.
Ick en heb ghenen dorst / ick bedancke u.
Beyde. Ghy moet eens drincken.
Ick moet gaen.
Is Ian noch niet ghekomen? waer toeft hy soo langhe?
He komt.
Ian / hoe koemt het dat ghy soo langhe toeft?
Ick en konde niet eer komen Vader. Daer was veel volck. Ick hebbe altoos gheloopen.
Wel / schenckt hier wijn.
David / proeft oft hy goet is.
Dat sal ick doen. Schenct my daer inne. Den anderen was beter.
Hy en was niet. Desen is na mijn oordeel beter.
Anneken ghy en zijt niet vroolijck. Hoe komt het dat ghy niet en seght?
Wat soude ick seggen? 'Tis beter te swijghen dan quaelijck te spreecken Ic en kan niet wel Engelsch spreecken daerom swijghe ick.
Wat segdy? Ghy spreeckt soo wel als ick doe / ende beter oock.
Ick doe niet. Dat soude ic wel willen: al kostent my twintich guldens.
David ghy en eet niet / Snijt my daer af. Dat is te seer ghesooden / ende dit is teluttel ghebraden ist niet?
Dat dunckt my oock.
Rogier / leent my u mes / Ick bids u.
Neemet / maer ghevet my weder als ghy ghegheten hebt.
En gheve ic'tu niet weder / en leenet my niet meer.
Neen ick seecker.
'Tis een goed mes. hoe veel heeft 't u ghekost?
Het heeft my drye stuyvers ghekost.
Het is goedt koop. Laetet my voor dien prijs hebben: ick sal u gelt weder gheven.
Ick bens te vreden.
Rogier / ghy en eet niet. My dunct dat ghy pronct. Helpt u selven. Sijt ghy beschaemt?
En eet ick niet wel? ick eet meer dan yemandt die ter tafelen is.
Ghy doet niet.
Ghy en eet selve niet.
Ick heb alsoos ghegheten.
Laet ons wel drincken / ist dat wy qualijck t' eeten hebben.
wat segdy? is hier niet wel t' eeten? hier is voor twintich persoonen gheroech t'eeten. Ghy hebt al te groote kost ghedaen.
Ick en doe niet. Nu brenghe icket u. l. ende ick bidde u voor alle 't geselschap / ende in den eersten voor uwen naesten ghebuer. Suldy my besche [...]t doen?
Ia ick / met goeder bersen indien 't Godt belieft. Nu drinckt: ghy en hebtet niet uytghedroncken I k sal 't u noch eens volschencken.
Waerom foudy dat doen? En heb icket niet uytghedroncken? [Page 177] hoe veel schillet? I [...]k sal't uytdrincken. Siet daer het is nu uyt. Doet my bescheyt: ghy en soect niet dan my te bedrieghen.
Dit en soude ick niet konnen uytdrincken: ic hebbe te veel aen.
Wat foude u ghebreken? Ick hebbet wel uytghedroncken.
Ghy en hadt so veel niet als ick uwen kroes en was niet vol.
Hy was immers.
Hy en was niet.
'Tis waer / maer mijnen kroes is grooter dan den uwen.
Wel laet ons manghelen (tuylen).
Ick ben te vreden / gheeft my den uwen.
Ick en sal niet / ick houde my aen den mijnen / bewaert datghy hebt.
Drinckt dan.
Wel terstond. Siet nu oft niet schoon uyt is.
Iae 't / waerom laet ghy u soo bidden? wien hebdy 't gebracht? Brenghet my eens: Zijdy gram op my?
Waerom soude ick op u. l gram zijn?
Om dat ghy 't my niet en brenght.
Ick hebbet u ghebracht.
Ick hebt niet ghehoort. 'Tis ghenoech van drincken. Het waer een prijs-weerdigh dingh indien de wet Ahusueri wel onder de Christenen [Page 178] gehouden werde in't houden harer gast-malen daer niemandt ghedwonghen werde meer te drincken als hy begheerde oft hem goed dochte. Wy moeten oock eeten / ick hebbe grooten honger Snijdt my daer een stuck vleesch af.
Heb ghy ghene handen?
Iae ick: maer ick kan niet wel aen de schottel gheraken.
Wel / ic sal u dienen. hebt ghy ghenoech?
Ick en heb noch niet.
Hout daer / hebt ghy nu ghenoech?
Besiet wat hy my gheeft. Wat mach dat helpen? Hout het voor u / ende e [...]t ghy het selve. Rogier / snijt my van die schouder.
Wel / neemt daer.
Ick dancke u.
Ian / brengt broodt / ende schenckt wijn. Schenckt contomme.
Men klopt daer voren. En hoort ghy niet Ian?
Ick gae moeder. Het is Lucas Andries knape.
Wat wil hy my hebben?
Hy brengt wat.
Doet h [...]? doet hem binnen komen.
Lucas gaet binnen.
Gods seg [...]en 't gheseschap
Lucas [...]t ghy daer?
I [...] ick Pieter.
Wat seght ghy nieus?
Niet veel Pieter.
Hoe vaert u meester?
Hy vaert wel Pieter / hy voet u goeden nacht seggen Hy gebiedt hem in a goede gratie / ende seyndt [Page 179] u dit / u biddende dat ghy't ontfangen wilt met goeden herten / ende en wilt niet a [...]een de kleyne gifte ontfanghen / maer ooc sijnen goeden wille-want hy sendtet u. l. in teycken van liefde / daerom willet in dancke ontfangen.
Ghy sult uwen meester bedancken / ende sult hem seggen dat ick't verdienen sal / b [...]lievet Godt.
Wel Pieter.
Schenckt Lucas te drincken / ende icht hem uyt.
Goeden avont Pieter / ende [...] geselschap.
Goeden avont Lucas. hebt ghy ghedroncken?
Ia ick Pieter / ick bedancke u.
Ian snuyt de keersse. Besiet of o'ander ghereet is. neemt dit altesamen wegh / ende brenght wat anders. Brengt schoone tellooren / ende brenght ons't fruyt met de keese.
'Tis hier al vader.
Neemt de schottel wech.
David / brenghet my eens.
Dat sal ick gheerne doen. Ick brengt u met goeder herten.
Wel moetet u bekomen / ick wachts gheerne Ick sal u bescheyt doen.
Rogier / en weet ghy niet nieuws?
Neen ick seker / ic en weet niet dan goet.
Spreeckt men niet van de vreede?
Ick en weet van gheenen vrede te spreken. Ick gheloove dat de vreede noch verre [...]e soecken is.
Hebt ghy niet hooren segghen hoe de Coninc van Vranckrijck den strijdt verlooren heeft teghen de Spaniaerden?
Dat heb ick wel hooren seggen / maer men liecht soo vele / dat men niet en weet wat men ghelooven sal. Men spreeckt van groote wonderen / maer Godt weet alleene watter gheschieden sal.
Ghy seght waer.
Waer 't dat wy peys met hem wilde maecken / souden d'oorlooge niet langhe dueren.
Dat is seker waer.
Ian / doet dit al wech / ende komt laet ons Godt dancken voor alle sijnen weldaden.
Danck-segginghe na den eeten.
HEere Godt hemelsche Vader / wy dancken u voor alle u weldaden / die wy sonder ophouden van uw' milde hand ontfangen: dattet uwen goddelijcken wille is / ons te onderhouden in dit tijdelijcke leven / ende ons te versorghen met alle onse nooddruft; maer insonderheyt / dat ghy ons herboren hebt tot een hope van een beter leven / 't welck ghy ons hebt gheopen baerd door uw' Heylige Evangelium. Wy bidden u harmhertige Godt ende Vader / dat ghy niet toc en laet / dat onse herten in dese aerdtsche ende verganckelijcke [Page 181] dinghen ghewortelt zijn / maer dat wy altijt mogen opwaerts sien ten Hemel / verwachtende onsen Sa [...]ighmaker Iesus Christus / tot dat hy in de wo [...]ken verschijnen sal tot onser verlossinghe Amen.
Wel moet u bekomen mijn Vader / mijn moeder ende alle het geselschap.
Laet ons nu eens om drinken / eer dat wy opstaen.
Dat is wel gheseydt / maer dan moeten wy oock de tweede reys dancksegghen. Pieter hoe veel wijns hebben wy ghehadt? wy willen de wijn betalen.
Ghy en sult seker niet / ghy en sult niet gheven eens voor al Heb ick de macht gehadt u t'eeten te gheven / ick false ooc wel hebben om u. l. te drincken te gheven.
Wat soude dat zijn? de wijn is nu diere.
Ghy hoort wat ick u segghe.
Wel dan / w [...] dancken u l. het staet ons te verdienen.
'Tis al verdient.
Ick dancke u oock dat ghy ghekomen zijt. Fransoys brengt eenen mutsaert / ende maeckt goed vier / om ons te warmen.
'T v [...]er is ontsieken mijn Vader.
Wy en hebben geen coude / wy willen heenen gaen / want het is tijt.
Wat haest hebt ghy?
Het is wel thien uren.
Ten is noch niet.
'T is immers.
Ian haelt de lanteerne.
Wy en willen de lanteerne niet hebben: het is klaer weder / ten is genen noot.
God gheve u goeden nacht.
Ende u oock: te Gode bevele ick u.
13 How to learne to buy and sell.
God give you good morrow Gossip, and your Company.
And you also gossip.
What doe you here so early in cold? Have you been here long?
About an houre.
Have you sold much to day?
What should I have sold already I have not yet taken handsell.
Nor I neither.
Be of good cheare, it is yet early: God will send us some merchants (or chapmen.)
I hope so. Here comes one, he will come hither, Friend what will you buy? Come hither. Doe you pleas to buy any thing? Look if I have any thing for your turne. Come in, I have here good cloth, good linnen cloth of al sorts, good silke, Chamlet, damaske, velvet. I have also good [Page 183] flesh good fish, and good Herrings. Here is good butter, and good cheese also, of all sorts. will you buy a good cap? or a good book, in French, or in dutch, or in Latin, or English, or a writing book? Buy something. Look what you please to buy, I will sell it you good cheape. Aske for what you please, I will let you see it: the sight shal cost you nothing.
How much shall I pay for an ell of this cloth?
You shall pay for it five shillings.
How much must an ell of this cloth cost m e?
It must cost you twenty styvers.
How much is a pound of this cheese worth?
A pound will cost a styver.
How sell you a quart of this wine?
The quart wil cost three styvers.
How much hold you the peece?
I hold it at five guldens, at one word.
what shall I give for this? but set me not too high a price.
No truly, I will not set you too highe a price. I wil tell you at one word: you shal pay for it seventeen styvers and an half if it please you.
It is a great deal too much.
It is not truly. How much doe you bid mee? Bid something. I will not sel it for that which you bid me. Bid me something.
what should I bid you? you have set it at too highe a price.
I have not: but I did not say that I would not give it for lesse than I told you. Tell mee what you will give me for it.
I will give twelve styvers for it.
For that price it is not to bee sold, you proffer me losse, you bid me too little. I have some here which I will sell you for that price: but it is not so good as that. I wil shew you that which I wil sell you for lesse price; but the lowest price is not alwayes good to bee sought. you can not doe better than to buy that which is good. If you were my brother I could not give you any better.
will you take my money?
Not so.
You shall have two styvers and an half more.
I can not, I should then lose by it.
I can give no more.
well, God guide you. Goe try elswhere if you can buy better cheap: you shall have it no where [Page 185] for lesse price; I am able to sell you as good cheap as an other, but I will not lose by it. I offer it you very neare for the same price that it cost me, I must gain somewhat, I fit not here to get nothing, I must live by it. You know well enough that every thing is deare, the one must follow the other, if you will not give the fifteen styvers I cannot helpe you, you are too hard (too wise.)
That I am indeed.
One can gaine nothing by you: If every one were so hard as you are, I might well shut up my shop, for I should not get bread to eat.
It is your pleasure to say so.
It is true verely.
Now heare one word.
Well, say on.
I will give you another styver, & no more: I can bestow no more, I shall be shent.
That were a small matter, I should also bee chidden, if I sold it for lesse: Are you within a styver? It is a shame that you stand so long for a styver: what will a styver or two availe you?
Yes, you say well, here one styver, and in an other place [Page 186] another, that is two styvers. wel, shal I not have it?
Not for that price.
Farewel then, I am gonne.
God guide you. Now come hither, take it, I may not refuse my handsale, it is too good cheape.
You say so, but I say it is too deare, you have beguiled me.
I wil free you of it, if you be not contented.
It would be a shame for me to doe so. Hold there is your money, how much must you have?
you know that wel enough, thirteen pounds & an half. Is it not so?
Wel, hold there: give me ten styvers back again.
I have no smal money. For how much doe you give me this?
For foure shillings and sixe pence.
I wil not take it at that rate, it is not worth so much.
But it is, aske els.
Give me other money, I shal not be able to put off this.
You may very wel, I will make it good to you: If you cannot put it away, bring it me again I will give you other money, Hold there is an other.
Now I am content. Will you have it carried for you? I will cause it to be carried [Page 187] for you. Take that Sirra and goe with him.
There is no need of it, I can carry it my self, farewell mistres.
I thanke you hartily my friend: when you have need of any thing come to me, I will sel you good cheap.
Well mistres, I will doe it willingly. Now God be with you.
13 Om te leeren coopen ende vercoopen.
GOdt geve u goeden dach ghevader / ende u gheselschap.
Ende u also ghevader.
Wat maeckt ghy hier soo vroegh in de koude? hebdy langhe hier geweest?
Omtrenteen ure.
Hebt ghy veel van desen daghe verkocht?
Wat soude ick alreeds verkocht hebben? I [...] en he [...]be noch gheen hantg [...]t ontfangen.
Noch ick oock.
Hebt goeden moet / 't is noch vroech: God sal ons eenige Coopluyden senden.
Ick hoop het. Hier coemt eenen / hy sal hier komen. Vriendt wa [...] wildt gh [...] koopen? Coemt hier belieft u ye [...]s te coopen? Besiet of ick niet en heb dat u dient. Coemt binnen. Ick hebbe hier goet laken / goed lijnen laken van alle soorten / goede zij [...] de lacken / Camelot / damast / Fluweel. Ic hebbe [Page 183] oock goedt vleesch / goeden visch / ende goeden harringh, Hier is goede boter / ende oock goeden keese / van alle soorten. wildy een goede bonette koopen? oft een goeden boeck in Francoys / ofte in duytsch / oft in Latijn / oft Engelsch / ofte eenen schrijft boec? Coopt wat. Besiet wat u belieft te koopen / ick sal u goeden coop geven. Gyscht wat u belieft / Ick sal 't u laeten sien: 't ghesichte en sal u niet costen.
Hoe veel sal ic voorden elle van dit laken betalen?
Ghy sulter vijf schellingen voor betalen.
Hoe veel sal m [...] d'elle van dit laken kosten?
Het sal u twintich stuyvers kosten.
Hoe veel ghelt het pondt dan desen keese?
Het pont g [...]lt eenen stuyvet.
Wat gelt den pot van desen wijn?
Den pot gelt daie stuyvers.
Hoe vee [...] l [...]of ghy 't stuck?
Ick looft / met een woort vijf gu [...]dens.
Wat salick daer voor geven? Meer en verlovet my niet.
Neen ick seker / ic en sal u niet berloven ick sal 't u seggen met eenen woorde, Ghy sulter voor betalen seventien s [...]u vers ende eenen halven soo het u velieft.
Het is veel te veele.
'T en is seker niet. Hoe veel biedt ghy my? biet wat: Ick en sal 't niet gheven voor't gene ghy my biedt. biedt my wat.
Wat soude ick daer op bieden? ghy hebbet my te vele ghelooft.
Ick en hebbe niet: maer t'is niet gheseyt dat ic't niet minder gheven sal als icket ghelooft hebbe. Seght my wat ghyer voor gheven wilt.
Ic salder twaelf stuyvers voor geven.
Voor dien prijs ist niet te coop / gy biedt my verlies / ghy biedt my te luttel ick hebt hier wel dat ick u voor dien prijs gheven wil / maer 't en is soo goet niet als dat. Ick salder u wel laeten sien / die ick voor minderen prijs gheven sal; maer den minsienprijs en is niet altoos goet ghesocht. Ghy en meucht niet beeter doen / dan wat go [...]ts koopen. Alwaert ghy mijn broeder soude ick u niet beter konnen gheven.
Wilde ghy mijn ghelt hebben?
Alsoo niet.
Ghy sult noch twee stuyvers ende eenen halven hebben.
Ick en kan niet / ick so [...] der dan aen verliesen.
Ick en mach niet meer geven
Wel / Godt ghelerde u [...] Gaet elders besien of ghy beter koop kondt koopen: ghy en sult het [Page 185] neeghens voor minder prijs b [...]e komen; ic hebbe de macht u so goedt coop te gheven als een ander / maer ick en wil niet verliesen. Ick verlaet 't u by nac voor dien prijs datlet my ghee kost heeft. Ick moet wa [...] winnen / ick en sit hie [...] niet om niet te winnen / ic moeter af leven. Ghy weet wel dat alle dingh dier is / d'een moet d'ander volghen / īst dat ghy de vijfthien stuyvers niet geven wilt kan ick u niet helpen / ghy zijt al [...] te vroet.
Dat ben ick seker.
Men kan aen u niet winnen [...]e dat een yegelijck so broet waere als ghy / soude ick mijn winckel wel mogen sluyten / want ick en soude het broot niet winnen dat ick eeten soude.
Het belieft u soo te se [...] ghen.
'Tis seecker waer.
Nu hoort een woordt.
Wel / seght.
Ick sal u noch een stuy [...] gheven / ende niet meer: ick en mach niet meer geven / ick soude bekeven worden.
Dat waer een kleyne sake / ick soude oock bekeven worden dat icket minder gave: zijt ghy op eenen stuyver na? 'Tis schande / dat ghy my soo lange om eenen stuyver tempteert: wat mach u een stuyver of twee helpen?
Ia / ghy seght wel / eenen stuyver hier / ende eenen [Page 186] daer en zijn twee stuyvers. wel / sal ick't niet hebben?
Om dien prijs niet.
Adieu / Ick gae.
Godt gheleyde u. Nu komt hier neemtet / ick en mach mijn handtgift niet ontsegghen / 'tis te goeden coop.
Dat seght ghy / ick segghe dat 't te dier is / ghy hebt my bedroghen.
Ick schelde u quijt ist dat ghy qualijck te breden zijt.
Het waer my schande dat ick dat dede. Hout daer u ghelt / hoe veel moet ghy hebben?
Dat weet ghy wel / detthien pondt ende een half. Ist soo niet?
Wel / houdt daer: gheeft my thien stuyvers weder.
Ick en hebbe geen kleyn gelt-voor hoe veel geeft ghy dit?
Voor vier schellinger ende ses penninghen.
Voor dien prijs en sal icket niet ontfanghen / 'ten is soo veel niet weert.
'Tis immers / vraeghtet.
Gheeft my ander ghelt / ick en soude dit niet konnen begheven.
Ghy sult wel / ick doet u goet: Ist dat ghy 't niet uyt gheven kont / brenghet my weder / ick sal u ander ghelt geven. Houdt daer is een ander.
Nu ben ick te breden wilt ghy't gedragen hebben? ick sal 't u doen dragen. [Page 187] Ghy knecht neemt dat ende gaet met hem.
'Ten is gheen noodt / ick sal't wel draghen / adie [...] Vrouwe.
Grooten danc mijnen vrient: a's ghy iets van doen hebt komt by my / ic sal u goeden coop gheven.
Wel Vrouwt / Ick sal't gheerne doen. zijt Gode bevolen.
14 How to demand a debt.
Good morrow my friend
And you also.
You know wherefore I am come hither. Doe you not?
No truly.
How so? know you not who I am? Doe you not know me?
No who are you?
Have you forgotten that you had lately merchandize of me?
It is so indeed.
Well, when shall I have my money?
Truly I have no money now, I have paid away all the money I had, you must have patience yet for eight dayes.
I can not tarry any longer, I wil be paid, I have tarryed [Page 188] long enough: Make shift [...]at I may have my money or I will cause you to bee arrested, or give me security.
How much is it that I owe you?
You know that wel enough.
Truly I have forgotten it I have set it downe, but I cannot tell where.
You owe me ten pounds and foure shillings, is it not true? is it not so?
I beleeve surely that it is so,
You did promise me to give me money two moneths since, you know it wel, but you have not kept your promise.
That is true indeed, but I [...]ould not get any money of them that are indebted to mee.
I have nothing to doe with that, make them pay you.
Yea, and when the people have no money, what should I doe to them? I must be faine to tarry untill they have it. We ought not to be so rigorous, wee ought to have compassion one with an other, as God hath commaunded us.
That is true indeed, but I have tarryed long enough, I can tarry no longer, for they to whom I am indebted [Page 189] will also tarry no longer: if that were not so, I would tarry willingly.
Now come with mee, I will pay you, or I will give you security.
Well, let us goe, I am content. well, what say you?
Come hither my friend, this man shall stand surety for me.
will he doe that? Is it true my friend? will you bee surety for this man?
Yea, how much is it that hee oweth you?
It is twelve pounds flemmish.
How▪ Is it so much? it is not so much.
But it is.
It is not truly, I dare sweare that it is not so much.
How much is it then?
It is no more then ten pounds and foure shillings, you your self told me so even now.
Did I tell you so? I did not.
But you have.
wel, to be it then Nevertheles I thinke that it is twelve, but I am content seing you say that it is no more. When shall I be paid?
Within ten dayes.
I am content: but keep your word.
That I will doe without faile.
If so be that he doe not pay you, I wil pay you.
I am content. fare wel.
Farewel my friend.
14 Om een schuldt te eysschen.
Goeden dach mijne [...] brient.
Ende u oock.
Ghy weet wel / waero [...] dat ick hier kome. Doet ghy niet?
Neen ick seeker.
Hoe! en weet ghy nie [...] wie ick ben? en kent ghy my niet?
Neen ick / wit zijt ghy?
Hebt ghy vergheten / dat ghy laetst Coopmanschap van my hadt?
Het is seker waer.
Wel wanneer sal ick mijn gelt hebben?
Ick en heb seecker nu geen ghelt / ick hebbe al uytgegheven dat ick hadde / ghy moet noch acht daghen patientie hebben.
Ic en kan nietlanger wachten: ik wil be taelt zijn, [Page 188] ick hebbe ghenoegh ghebeydt: Maeckt dat ic gelt hebbe oft ick sal u doen [...]rresteren / of gheeft my borghe.
Hoe veel ist dat ic u schuldich ben?
Dat weet ghy wel.
Ick heb't seker vergeeten▪ ick heb het gheschreven maer ick weet niet waer.
Ghy zijt my schuldich thien ponden en vier schellin: ghen / ist niet waer? ist niet soo?
Ick gheloove seker dat het soo is.
Ghy hadt my belooft over twee maenden ghelt te gheven / dat weet ghy wel: maer ghy en hebt uwe belofte niet naghekomen.
Het is wel waer / maer ick en hebbe gheen ghelt konnen krijghen vanden gheenen die my schuldich zijn.
Daer mede en heb ick niet te doen / doet haer betalen.
Iae / en als de lieden geen ghelt hebben / wat sal ic haer doen? ick moet wel [...]eyden tot dat sy 't hebben. Men behoort soo straf niet te zijn / wy behooren medelijden met malckanderen te hebben / also Godt ons bevolen heeft.
Het is wel waer / maer ick hebbe lang ghenoech gewacht: langer en kan ick niet beyden / want de ghene die ick schuldich [Page 189] ben; en willen oock niet langher heyden: als dat niet en waere / soude ick wel beyden.
Nu komt met my / ick sal u betalen / oft ick sal u borghe stellen.
Wel / gaen wy / ick ben te vreden. Wel / wat seght ghy.
Comt hier mijnen vriendt / desen man sal borghe voor my blijven.
Sal hy dat doen? ist waer mijn vriende? wildt ghy voor dese man borghe blijven?
Iae ick / hoe veel ist dat hy u schuldich is?
'T is twae [...]f ponden vlaems
Hoe! ist sovele? ten is so veel niet.
'Tis immers.
'Ten is seker niet▪ ick der [...] sweeren datter soo veel [...]et en is.
Hoe veel ist dan?
'Ten is niet meer dan thieu ponden ende vier schellinghen / ghy hebt [...]ay terstont selve soo gheseyt.
Heb ick u dat gheseyt? ick en hebbe niet.
Ghy hebt immers.
Wel / het zy dan soo / my dunckt nochtans dattet twaelve is / maer ick ben te vreden na dat ghy seght dattet niet meer en is. wanneer sal ick betaelt werden?
Binnen thien daghen.
Ick ben te vreden: maer houdt u woort.
Dat sal ic sonder faute doen.
Indien hy u niet betaelt sal ick u betalen.
Ick ben te vreden. Adieu.
Adieu mijn vrient.
The forme of writing letters, and making obligations, acquittances, and other such like things.
De maniere hoemen brieven schryven, Obligatien, en quijt-scheldingen, en dierghelijcke dingen, maken sal.
1 A letter from a son to a father in acknowledgment of his carefull education of him.
The superscription. To my much honoured and boving father M. Iohn Iackson merchaunt in London.
God and nature have obliged me to an humble acknowledgement of your great love and care of me, who have not only bin the secondary [Page 191] cause of my being in this world, but also a great means of my comfortable estate. For what is a man (being a reasonable, creature) but miserable, yea worse than the beast that perisheth, if he be not taken care of, that the reason and understanding which God hath given him above the beasts of the feild, be exercised & imployed in some honest & good way? Truly Sir, not to flatter you, I have much to say to you in respect of my conception, feeding, cloathing, and countenance; which the light of nature ingageth me alwayes to acknowledge with much thankfulnesse to you under God: but in my weake understanding, me thinks, there is nothing wherein you have more manifested your self a father to me, than by the education and learning, which it pleaseth God to move and inable you to bestow upon me. Now I have nothing, whereby in any sort to testify my gratefulnes, but onely a childlike confession of your fatherly love: which I shall desire continually to make manifest not onely in word but in deeds as the Lord shal in mercy give me ability. Thus d [...]siring your loving acceptance of this humble tender of my duty, which I desire may be also presented from me to my dear mother: [Page 192] I commend you to the Almighty a [...]d r [...]st,
1 Een brief van eenen soon aen sijn Dader de sorght weghens sijne opvoedinghe bekennende.
Het opschrift. Aen mijn veel ghe-eerde en beminde Vader M. Ian Iackson Coopman. tot London.
GOdt en de nature hebben my tot een ootmoedighe erkentenisse uwer groote liefde en sorghe t' m [...]waerts verbonden; wie niet alleenlijck de tweede oorsaecke mijner wereldtschen wesen sijt / maer oock een groote oorsaecke mijner [Page 191] troostelijcken stants. Want wat is den mensche (een redelijck schepsel sijnde) anders als ellendich / jac slimmer als de beesten die vergaen / seo voor hem gheen forghe werde gedraghen / dat de reden en verstande dat Godt hem boven het ghedierte des velts ghegheven heeft / in eenighe eerlijcke en goede saecken geoefent werde? Voorwaer Heer / sonder u l. te vleyen / heb ick u l. veele te segghen / weghens mijne ontfanckenisse voedinghe / kleedinghe / ende gheneghentheydt; d'welcke my het licht der nature altijdt verbindt (onder Godt) aen u e. met groote danckbaerhe [...]dt te erkennen: maer nae mijn swack verstandt / dunckt my / datter niet en is waerinne u e. sijn vaderlijcke gunsie meer hebt laeten blijcken als in d'opvoedinghe en leere / waer toe Godt u e. bewoghen en macht ghegheven heeft om aen my te besteden. Voor my ick en hebbe niet waermede Ick in eenigher wijse mijn danckbaerheydt betuyghen kan / als alleenlijck een kinderlijcke bekentenisse uwer Vaderlijcke liefde: het welcke Ick (nae de macht en ghenade die my den Heere gheven sal) altijdt niet alleenlijck met woorden maer inder daedt trachten sal te doen blijcken. Aldus versoeckende dat dese mijne ootmoedighe aenbiedinghe mijner schuldighen plicht u e mach aenghenaem sijn / ve [...] soeckende dattet selve mijn geliefde Moeder mijnenthalven [Page 192] mede aengedient mach weeden [...] bevele ic v e. den Almachtigen / en blyve / mijn Heer /
The answer to the former letter.
To my loving son Robert Iackson at the house of Master Iames, Dunckens Schoole master in Amsterdam.
I Have received thy letter of the second of August, and am very glad to perceave that the Lord hath given thee grace to consider the love and care of thy father towards thee.
Thou art not altogither ignorant what great charge the Lord hath layd upon parents in respect of the education of their children; and experience hath taught thee in some measure how tender the love of mee and thy mother is to thee wards, and I have from time to tyme indeavoured [Page 193] as thou knowest to shew thee what the Lord also requireth of thee in respect of honouring thy parents, and that God hath bin pleased to set that as the first commaundement with a promise. Now my deare child, there is nothing which I doe more earnestly desire than the good of thy soule. If therfore it shall please God of his infinite grace to continue and increase his feare in thine heart, that thou doest hate the vanityes and evils whereby youth is too often brought to destruction, and doest take pleasure in such things as may bee for thy comfort before God and thy credit before men: assure thy self whiles that I have any thing to dispose of, thou shalt not want any thing that may be usefull or advantagious to thee. And this is the mutuall good will and affection not of my self alone, but also of thy deare mother. Thus having nothing else at present but the commending of thee unto the favourable protection of the Almighty, wishing thee herewith to remember our kynd respects to thy Schoole-master, thanking him, for his paynes with thee, I rest.
Antwoordt op de bovengeschreven brief,
Aen mijn beminde soon Robert Iackson ten huyse van Meester Iacob Dunckens school-meester. tot Amsterdam.
VWen brief van tweede Augustij heb ick ontfanghen / my seer verheughende te verstaen dat u de Heere die ghenade ghegheven heeft / dat ghy de liefde ende sorge die u Vader t' uwaerts is draeghende [...] ter herte neemt. De groote last die de Heere d'ouders wegens d'opvoedinghe harer kinderen op gheleyt heeft en is u niet gheheelijck onbekent: oock heeft d'ervarentheydt. u eenigher maten gheleert / hoc teeder mijn en u moeders liefde t'uwaerts gheweest is / hebbende (als u wel bewust is) van tijt tot tijt neerstigheyt [Page 193] gepleeght om u bekent te maken / wat de Heere van u wegens het eeren uwer ouders is eyschende / en dat Godt dat gebodt belieft heeft te stellen als het eerste met een belofte. Nu dan mijn waerde kint / daer en is niet daer ick meer nae verlange dan dat het u Ziele wel gae. So het Godt dan uyt sijn oneyndelijcke barmherticheydt ghelieven sal / sijne vreese in u herte te doen blijven en aenwassen / op dat ghy de ydelheden en boosheden haetet waer door de jeught alte dicmaels tot verderf gebracht wordt. En u behagen steldt in die dinghen die voor Godt aengenaem sijn en eerlijck voor de menschen: weestdan versekert dat ghy niets ontbreken sult dat u noodich of voordelijck sal sijn / soo langhe ick iets hebben sal om u by te setten.
En dit is het onderlinge welbehaghen en liefde niet alleenlijck van my / maer oock van u gheliefde moeder. Voor dees tijdt niet anders hebbende als u inde gunstige bescherminge des almogende te bevelen / hier nevens begheerenoe dat ghy onse behoorlijcke groeteuisse aen u meester doet / hem bedanckende voorde moeyten die hy met u l. neemt / blijve ick.
2 From a son to his father longing to hear from his parents, and to have some mony sent him.
Loving and deare father after myne humble duty remembred to you and to my beloved mother, you may hereby vnderstand that I am at present in health & prosperity God be praised, & do greatly desire to know how it is with you. I have of late written unto you two or three several letters but have as yet received no answer from you, whereat I maruaile greatly, not knowing what may be the reason of it; wherefore my mynd is in great perplexity for you fearing least some evill or misfortune hath happened to you, which you wil not let me know of. I pray you therfore deare father not to let me be any longer thus troubled, but of al love be pleased to certifie me by the bearer hereof or by the first convenient messenger, [Page 195] of your estate and how you doe. Be pleased also (Sir) to understand that I have great need of three or four guldens to supply some necessities which I have at present on me: I pray be pleased to send so much to me suddainly; and do not think that I spend my money prodigally, or vnprofitably: For I will give you an accompt of all the mony which you have sent me how I have laid it out in needful expences. May it please you also to commend me to my Brothers and sisters, Vncles, and Aunts, and all the rest of my friends.
This is all which I have at present to write, and so I leave you and them to Almighty God to whom my prayers shal be continually directed, for the raine of his liberalitye [...] to be powred down upon you, and rest,
2 Van een soon aen sijn Vader verlanghende van sijne ouders te hooren, en dat hem eenich gheldt toeghesonden worde.
BEminde en geliefde Vader / nae het ghedencken mijne ootmoedighen plicht aen u. l. en aen mijn beminde moeder / ghelieft hier mede te verstaen / dat ick tegenwoordich (waervoor Godt ghepresen moet sijn) in goede ghesontheydt en voorspoet ben / grootelijcx verlangende om te hoorenhoe 't met u l. is. Ick hebbe onlanghs twee of dry brieven aen u l. gheschreven / maer hebbe a [...]s noch geen antwoordt van u l. bekomen waerover Ick grootelijcx verwondert ben / niet wetende wat d'oorsaeck daer van wesen mach; waerommt mijn Gheest uwenthalven seer becommert is / vreefende of u l. eenich ongeluc of quaet mochte overgekomen sijn dat u, l. my niet begeert bekent te maken. Ick bidde u l. derhalven / gheliefde Vader / mijn niet langher in dese benautheydt te laten / maer ghelieft my volghens de liefde die ghy my sijt toedraghende / met brenger deses of met d'eerste ghele [...]hentheyt te laten weten hoe [Page 195] het weghens uwen standt en welvaert geleghen is. Het sal vl. mede ghelieven te verstaen dat ick drie of vier guldens aen geldt nodigh vandoen hebbe / om eenighe behoeftigheden te vervullen / die my teghenwoordigh ontbreecken. Ick bidde vl. ghelieft my met den eersten so veele te senden / niet denckende dat ick mijn geldt onprofijtelijck uyt-gheven ofte verquisten sal / want ick sal u. l. rekeninge doen van alle het gelt dat v. l my ghesonden hebt / hoc dat icket voor noodighe dingen besteet hebbe. Laet het v l. medegelieven mijne groetenisse te doen aen mijn Broeders en Susters / aen mijn Ooms en Muyen / en alle andere vrienden
Dit is al het geene ick voor dees tijt te schrijven hebbe / vlen haer al tesamen Gode bevelende / aen wie ick mijne ghebeden altijdt richten fall / dat hy de reghen zijner mildadigheydt over vl. ghelieve te storten / en sullen blijven /
The answer to the former letter.
BEloved and deare child, I have [...]eceaved thy letter of the thirteenth of May, by which I understand that you are in health, which is an occasion of great joy both to me and thy mother. And it pleaseth us well that you have so great a desire to neare from us, it is a token of na [...]urall affection and childlike respect which you beare to us; which the more you doe beare, the more God will blesse you. As for that you write of two or three letters which you sent me before, understand for certaine that I have receaved none other but this last. I would have written oftener unto you, but I could meet with no messengers, by whom I might send safely and conveniently to you: neyther had I indeed any needfull matter to write unto you of. As touching our estate it is no worse than formerly, wee are in good health blessed be God: your mother indeed hath bin sick, two or three dayes of late, but is through the mercy of God now well recovered againe I send you now by this messenger and friend foure gold guldens according to your desire, but take [...] that you spend them not [Page 197] vainly: for it would be ill done of you to cast that lightly away which I your poor Father have earned with the sweat of my browes. Follow your busines well, bee diligent in your studyes, seek to give content to them that have the oversight of you, and above all things labour to please God almighty, which you shall the better doe if you avoyd evill company. You have begun reasonably well, but that profiteth not if you doe not persevere. To which end I pray God blesse you. All your friends with us do remember their loves to you. So I rest.
Antwoordt op de voorgaende brief.
BEminde en geliefde kindt / ubrief van den dertienden Meij heb ick ontfangen / waerurt ick verstaen hebbe dat ghy gesont sijt / het welcke eengroote oorsaecke is van blijtschap be [...] de in my en in uwe moeder.
Het behaeght ons oock wel / dat ghy sulcken grooten verlangen hebt om van ons tehooren; het is een teecken van een naturelijcke liefde en kinderlijcke eere die ghy ons sijt toedraghende / het welcke hoe meer ghy doet / hoe meer u Godt seghenen sal. Weghens het gheene ghy schrijft van twee of drie brieven aen m [...] [...]hesonden te hebben / weest versekert dat ic geene als dese les [...]e ontfangen hebbe: Ick soude meer malen aen u geschreven hebben / maer konde gheen bode vinden met wie ick seeckerlijck en bequaemlijck aen u konde senden: ooc hadde ick in waerheyt niet nootsaekelijcx aen u te schrijven. Weghens onsen standt ten is Godt lof niet ergher als voor desen / wy sijn Godt lof in goede gesontheydt. 'Tis waer / u moeder heeft onlangs twee of der daghen sieck gheweest; maer is nu door de genade Godes wederom volkomen gesont. Met brengher deses onsen vriendt sende Ick u volghens u versoeck / vier goutguldens / maer siet toe dat ghy die met onnuttelijck verteert; want het soude qualijck van u [Page 197] gedaen sijn / het gheene lichtveerdelijck te verwerpen / dat ick u arme Vader met het sweet mijnes aenschijns verdient hebbe. Neemt uwe saecken wel waer / weest neerstich in't leeren / tracht die geene te vergenoegen die d'opsicht over u hebben / en boven alle dingen / arbeyt den almachtigen Godt te behagen / het welcke ghy te beter sult konnen doen so ghy quaet geselschap schuwt Ghy hebt redelijcke wel begonnen / maer dat sal u niet voordelijck sijn / indien ghy niet en volhert. Tot welcken eynde ic Godt bidden sal dat hy u wil segenen. Alle uwe vrienden ontrent ons groeten u. Hier mede blijvendt.
3 From a son to his father asking his Counsell and consent in way of marriage.
BEing absent from you in person, and detayned by my many great and important affaires wherewith you and others have intrusted mee, that I can not come to speak with you face to face: I have made bold in [Page 198] pursuance of the honour and childlike duty which I owe to you, thus by writing to crane advise of you in a matter that doth highly concerne me. Sir, it is so, that being come by the blessing of God to mans estate by your & care & furtherance in a way to live of my selfe, and considering that God Almightie hath so ordained that it is not good for man to be allone, and therefore would seek an help meet for him, and that my occasions now are such as that it is not so good for me to continue in a single and unmarryed estate, I have had of late some thoughts and by the advise of friends that wish me well, great incouragements to look out for a wife, and by the good hand of God so guiding of me have begun to set my affections upon one whom I could willingly if it were the will of God enjoy in that way. The mayd whom I have minded is of myne own knowledge in part, and as I heare from others that know her, a very godly and vertuous woman, one that is comely of person, a good houswife, and very meek and affable of disposition. She is the only daughter of mr. [Page 199] D.R. a godly man & credible merchaunt in this city, one that is able to give a considerable estate with his daughter, and one who may be no small furtherance to me in way of my trading. But without you Sir I can doe nothing, for God hath required children to honour their parents, and I having bin hitherto sustained and prospered by Gods blessing upon your fatherly care, dare not be so unthankfull as to take in hand so great a busines without your counsill and approbation. Wherefore Sir I beseech you, to ask counsel of God for me, and your self seriously to take the matter to heart, and with what convenient speed you can to send me your mynd in writing: Vntil which time I shall forbeare any motion or further proceeding there in. I doubt not of your tender and fatherly care of me in this: and therefore need use no friends or arguments to perswade you there to God I hope who hath the hearts of al men in his hands, will perswade you to that which shall be for his glory: and if he seeth it good for me he wil in his good time accomplish it. At present I have nothing els but my humble service to your self, my mother, and the rest of my friends, Only that I desire to approve my self to be;
3 Van een soon aen sijnen Vader sijn raedt en bewilliginghe om te huwelycken, versoeckende.
ALsoo ick persoonlijck absent sijnde / en door de groote en veelderhande ghewichtighe saecken waermede ve en andere my vertrowt hebben achter ghehouden werde / soo dat ick by v e. niet komen kan / om aengesichte aen aenghesichte met v e. te spreken; heb ick my [Page 198] verstout / volghens de eere en kinderlijcke plicht die ick u eschuldich ben / aldus door schrijven uwen raet te versoeken in een saecke die mijn ten hooghsten aengaet Mijn Heer / het is alsoo / terwijl ick door Godes segen tot mannelijcken staet ghekomen ben / en door u e. sorghe en hulpe op den wech om van mijn selven te konnen leven / en aengemerckt hebbende dat Godt almachtich gheordineert heeft / dat het niet goet is dat de mensche alleen zy / sochte daeromme een hulpe die hem bequaem soude sijn; en dat mijn gelegen theden tegenwoordich sulcx sijn dattet voor my onbequaem is een eenich leven te leyden en onghetrout te blijven / so heb ick onlanghs eenighe gedachten gehadt / en door raedt en moet gevinghe van vrienden die mijn well aert wenschen / nae een wijf uyt te sien / en door de goede handt Godes my gheleydende / heb ick mijn liefde beginnen te stellen op eene / die ick so het de wille Godes waere geerne op die manniere soude ghenieten De Ionge dochter die ick besint hebbe is / ten deele door mijn eyghen wetenschap / en door de getuygenisse van andere die haer kennen / een Godt-salige en deuchtsame jonge dochter / een die schoon en cierlijck van persoon is / en een goede huyshouster / seer sachtmoedich / en van eenen vriendelijcken aert. Sy is de eenighe dochter van Mr. D. R. een Godtsa'ich man / en in dese stadt een eer [...]ijck coopman / eene die de macht heeft om een merckelijcke somme ghelt met [Page 199] sijn dochter te gheven / en eene die my in mijnen handel gheen kleyn voordeel soude connen doen. Maer sonder u e. Heer / kan ick niet doen / want Godt heeft begheert dat kinderen harre ouders souden eeren / en vermits Ick door Godes segen en u e. Vaderlijcke sorghe tot nu toe onderhouden en voorspoedich gheweest ben / en deef ick soo ondanckbaer niet wesen / om soo een swaeren saeck by der handt te nemen / sonder u e. raet en bewillinge. Daeromme versoeckick Heere / dat u e. mijnentweghen met Godt wil't te rade gaen / en selfs de saecke ernstelijck ter herte nemen / en my u e. schriftelijck antwoort met alle moghelijcke spoet toesenden: tot welcken tijt toe ick het selve niet voor sal stellen maer alle vordere voortganck staecken. Aen u e. teedere en vaderlijcke sorghe mijnenthalvenin defen twijff [...]l ick niet: daeromme behoef ick geene vrienden of beweegh redenen te ghebruycken om u e. daer toe te bewegen. Ic hoope dat Godt / die aller menschen harten in sijne handen heeft / ue. bewegen sal te doen dat tot sijner eere strecken mach: het welcke [...]hy in sijnen tijdt volbrenghen sal soo het tot mijnen voordeel is. Teghenwoordich heb ick anders niet als mijn ootmoedigen dienst aen u e. aen mijn Moeder / en de reste mijner vrienden / alleen ijck dat ick wensche te bewijsen dat ick ben /
The answer to the former letter.
I Have receaved your last, and taken into serious consideration the weightie matter by you therein propounded to mee. As for Mr D. R. whose daughter you desire to marry, I know him wel, and would be glad that hee and wee might bee so neare in affinity. As for his daughter I know her not, shee being but a child when her Father went out of England. Bu [...] if she bee such a mayd as you write me, surely I should not doe well I think, any way to discourage you therein. For my part, being so far distaunt from you, and so little able to helpe you, I can not take so much upon me [...] as otherwise I should think my self bound to doe. This therfore I give you for answer. So long as you were a child, and under myne hand, I took the best care I could of you to guide you; but now you are a man and for your selfe, I may I conceave leave matters more to you, only my advise and counsel I may give you as occasion serveth and you shall doe well to follow it; for you can no longer expect God's blessing to goe along with you, than you doe honour your parents in all good things. As for the mayd and her parts and [Page 201] qualifications, I leave that wholy to you to look to it, that shee bee such a one as you say, and such an one as you may live a godly peaceable and comfortable life with all: and herein I charge you to take what helpe you can of your friends in my absence, to advise you that you be not deceaved by youthfull lusts and conceits, for favour is deceitfull, and beauty is vaine, but a woman that feareth the Lord she shalbe praised. As for the matter of outward estate, you shall leave that to mee to manage it between her father and my self, which I shal doe by letters and friends, so soon as I understand that you are any way acceptable to the mayd, and that you have farther incouragements to goe forward in this busines. In the mean time and so alwaies I shall not cease commending you and al your lawful undertakings to Almightie God in my daylie prayers. And so I bid you hartily farewell, desiring you to remember my hearty salutations to all our friends.
Antwoordt op den voorighen brief.
VWen lesten brief heb ic ontfangen / en hebbe de ghewichtige saecke my door u daerin voorgestelt in ernstighe bedenckinge genomen. Wegens Mr. D. R. met wiens dochter ghy geerne huwelijcken sout / die ken ick heel wel / en soude my verheugen dat hy en wy so nac aen malkanderen vermaechschappen souden. Wegens sijne dochter / haer en ken ick niet / also sy maer een kint was doen haer Vader uyt Engelant trock Maer indien het sulcken Dochter is als ghy my schrijfte / dunckt my waerlijck, dat ick niet wel sou doen u dat af te raeden.
Mijnenthalven / also ick soo verre van u gelegen ben / en so we [...]nich macht hebbe om u te helpen / en kan ick soo veele over my niet nemen als ick my anders soude verplicht houden te doen Waeromme ick u dit tot antwoordt gheven. Terwijle ghy een kindtwaert / en onder mijn [...]ebiet stont / droegh ick de beste sorge die ick konde om u te regeren; maer un ghy een man geworden sij [...] / en voor u selven / vertrowe ick dat ick eeni [...]e saken aen u overlaten mach [...] evenwel mach ic mijnen raedt gheven alst pas geeft / en gh [...] sult wel doen het selve nac te komen; want lan [...]her als ghy u ouders in alle goede dinghen eeret / en kont ghy de [Page 201] seghen des Heeren niet verwachten. Weghens de jongh [...] dochter / hare deuchden / en bequaemheden / dat laet ick gheheelijck aen u om toe te sien / dat sy soo is als ghy van haer ghetuyght / en sulcken een met wien ghy een godtsalich vreedsaem / en troostelijck leven mooght le [...]den: en hier in beveele ick u / dat ghy soo veele hulpe alst moghelijck is van u vrienden in mijn absentie wilt nemen / om u also te raeden / dat ghy door de lusten en inbeeldinghen des jeuchts niet bedrogen en wor [...]; want de bevallickheyt is bedroch ende de schoonheyt ydelheyt maer eene Vrouwe die den Heere vreest die sal geprefen worden. Wegens de saecke van uyterlijck [...] middelen / daet sult ghy my en haer Vader mede laten begaen / het welcke ick door brieven en vrienden sal doen soo haest ick verstaen sal hebben dat ghy de maget eenighsi [...]ts aengenaem zijt / en dat ghy meerder moet sult hebben om in dese saecke voort te varen. Middelertijdt jae gheduerich sal ick niet af laeten u en alle uwe wettighe onder windinghen den Almachtigen Godt in mijne da gelijcxse gebeden te bevelen. Waer mede ick hertelijcke afscheyt van u neme versoeckende dat ghy mijne / hertelijcke groetenisse aen alle onse vrienden wilt doen.
4 A father sends his son to a Shoolemaster, and gives him charge to feed and instruct him, and promiseth to pay him for it.
LOving friend m [...] F. G. I was with you (you know) a while since, and had some communication about placeing my son with you but then we could not agree about the wages I should give you. Now so it is that since I have considered of it, and have thought it not best that I should stand upon a small matter for my childs good. I have therefore now sent my son over to you by this good friend the bearer, with all things which for the present I or my wife have thought necessary for him, and what you shall further find needfull either send to me and I will provide it or if you pleas to provide it I will pay it you againe. My earnest request therfore to you is, that you will please to take charge of him, and look well to him, that he want no thing needfull for him? and also that you will diligently instruct him in all necessary things wherein youth [Page 203] should be taught, as namely, reading, writing, ciphering, casting up of accompts, keeping of merchants books, understanding and speaking the latin, french, dutch, English, Italian, and Spanish tongues, and what els you see good: but espetially I pray neglect not to traine him up in the feare of God, and good manners and behaviour toward men, that by Gods blessing in time he may be fit to traffique and hold commerce in the world as other men doe, and maie behave himself worthily therein, so as God almightie may have prai [...], you credit, himself peace of conscience, and we his parents comfort: and for your paines and labour herein I shall pay you yearly, so long as he is with you, two hundred and sixtie guldens, as you demanded and you shall alwayes have your money before hand; in token whereof I have now sent you by him one quarters payment which is Sixtie and five guldens, and what extraordinary expences he puts you to besides his dyet and education in your house, that I will pay you over and above when I shall understand by you that you have disbursed any thing for him. Sir, what you doe for him I shall take it as don for me, and shall studie all wayes whereby I may any wise requite or deserve the love and care which [Page 204] you shall shew to him. Thus desireing your loving entertainement of him and usage according to his demerit, and as you in wisdome shall find most for his good, and praying the Lord to blesse your labours to him, I take my leave, and rest,
To my loving friend Mr. F. G. Schoolemaster dwelling at M.
4 Een Vader sendt synen soon aen een Schoolmeester, wien hy beveelt te voeden en te onderwysen, waer voor hy hem betalinghe belooft.
VVAerde vriendt. Mr. F. G. Ick ben onlanghs (als u l. bekent is) by u l. gheweest / eenige reden t'samen hebbendt wegens het besteden van mijn soon by u l. maer konden alsdoen over het loon dat ick u l. gheven soude niet accorderen. Het is nu so / dat icket t'sedert dien tijt overleyt hebbe / en ongeraden ghevonden terwijl het tot nut van mijn kindt soude strecken op een cleyntgen te staen. Ick hebbe daerom na met mijn goede vrient brenger deses mijn soon aen u l. over ghesonden / met alle dinghen dic ick of mijn Huys-vrouwe teghenwoordich konde bedencken hem noodich te wesen / ende het gheene u l bevindt hy noch van noode soude moghen hebben / gelieft dat te ontbieden en ick salt be sorgen / of so [...] ghy het besorght / sal icket u l. weder betalen. Daeromme is mijn erns [...]igh versoeck aen u l / dat ghy hem believe onder u gebiedt te nemen en wel toe te sien / dat hem niet en ontbreke / dat noodich is; alsmede dat [Page 203] ghy hem neerstelijck wilt onderwijsen in alle noodighe dinghen waerinne: de jeught behooren geleert te worden / als namentlijck / int te sen / schrijven cijferen / rekeninghe op te nemen / coopmans boeckhouden / het verstaen en spreken vande Latijnse / Franse / Duytse / Eugelse / Italiaense / en Spaense taelen / en wat ghy meer noodich acht: maer insonder heydt (bidde I [...]k u) en versuymt niet hem op te brengen in de vreese Godes / en in goede Zeeden en ghelaet teghens de menschen / op dat hy namaels door Godes seeghen bequaem mach worden om handel en coopmanschap inde werelt te drijven als andere menschen doen / en hem daer so vromelijck in draghen / dat Godt almachtich lof / u l. de eere / hy een geruste conscientie / ende wy sijne ouders troost / mogen hebben en voor uwen arbeyt in desen sal ick u l. jaerlijcx / soo langh hy by u l. is / twee hondert sestich guldens volgens u l. eysch / betalen / en u ghelt sult ghy altijdt van te vooren hebben; in teecken waer van / ick u l. nu nevens hem betalinghe sende voor een vierendeel Iaers / te weten vlijf en sestich guldens / ende alle onghewoone oncosten die hy u l. buyten sijne mondt-kosten ende opvoedinge in u huys aen doet / sal ic daerenboven betalen / soo haest ick van u l. verstaen sal hebben dat ghy iets voor hem verschoten hebt. Mijn Heer / het geene u l. aen hem doet / sal ic achten als voor my gedaen / en sal altijdt beneerstigen / waer mede ick de liefde en sorge die ghy aen hem bewijsen [Page 204] sult / verdienen en verghelden sal. Aldus versoeckende dat ghy hem vriendelijck wilt onthaelen / en na sijne verdiensten en als u l. nac uwe wijsheydt voor hem bequaem fult vinden / wel wilt doen / en de Heere biddende / uwen arbeydt aen hem te willen seghenen / neem ick mijnen afscheyt / en blijve.
Aen mijn beminde vrient. Mr. F. G. Schoolmeester woonende tot. M.
5 One friend counselleth another howe to proceed wel in merchandizing which hee hath newly begun.
The superscription. To my esteemed good friend Mr. F. P. merchaunt in Hamborough.
MY deare friend F. P. having heard that you have begun to trade for your selfe, and that you have taken upon you so great and weightie a calling as a mercaunt adventurer, I have thought [Page 205] my self bound as a professed friend of yours, and an old friend and familiar of your deare Father deceased, to congratulate you in your estate, and to give you the best advice I can for your better manageing of your affaires. It is that which I promised your father on his death bed, and therefore I hope that you will take it in good part from me. First the refore let me advise you, not to bee too hastie to be rich, for Solomon sayth he that hasteth to bee rich shall sudainly come to povertie. Be sure in the first place that you feare God, and serve him incessantly night and day, and let not your cares for this life hinder you of doeing any part of your duty to God. Be not too greedy of falling into much busines: for great merchandize soone makes a man either rich or poore. Acquaint your selfe much with the uncertainty and fading condition of outward things, and be strong in faith and hope of eternall life: for Merchaunts run many hazards feares, and adventures, and often undergoe great losses; and if you have not a foundation layd up for the life to come, you may possibly meet sometimes with such changes here, as may make your heart to quake. Whatsoever [Page 206] outake in hand or do, be sure to deal iustly w t al men: for il got [...]n goods seldome prosper long. Rob not the prince of his customes: for many times a pound that way gotten costs ten. Trade not in deceitful, unmerchantable, and false wares. Keep just waights, equal ballances, and law full measures. Take good notice of all that you receave in, and pay out, in the way of your trade. Keep your books and accompts exact & in good order: for therein stands much the credit of a merchant. Be often perusing your books, acquaint your self well with your estate: for many through neglect of that have not only bin undone, but greatly disgraced. Adventure no more at any one time than what if you lose you can by Gods blessing beare. Make your adventures in many parcels, that if one should faile the other perhaps may helpe the losse. Take heed with whom you trade, and whom you trust. Trust no man but try him first. And seek not without great necessity to be creditted of others: for the more you stand on your own feet the lesse care and more honour you have. Bee not lightly surety for any, for many thereby suffer great damage: neither lightly desire any to be surety [Page 207] for you: for one good turne will ask an other. What you have once promised be careful to perform: for merchants suffer much by not keeping their word. When therefore you have payments to make provide in time: have the some [...] and daies in continuall remembrance. Relye on no other man to the last for your owne payments: for so you may be deceaved and crack your own credit. Be as carefull as may be not to trade above the compasse of your stock. Leave not your busines to much to others but have a continual oversight of it your self. Live not in fashion either above your rank, or too much inferiour to it: but keep in a middle way, so as your conscience may not be wounded if you should faile. Love more your honour than riches. Seek not to be creditted for all that you can. When you have gained, praise God and remember the poore. Be not prodigal, for that is wasting: nor yet niggardly, for that is base. Keep stil a noble & generous mynd guided by a good understanding. Shun by all means evill company, and among other things take heed of horses, wine, and women: which have bin the overthrow of many young merchants. Have a certain time ordinarily of being at home, and misse no [Page 208] man if it be possible at times appointed. Frequent the exchange and meeting places of merchants: for absence makes a man sometimes suspected. If you deale for others, doe for them as for your selfe: you thereby gaine friends and reputation. Be sure your advise be good, or have it altered and when it is right follow it punctually. Reckon often with your masters or Chapmen, for short reckoning makes long friends. There are many other things doutles which are needfull to be taken care of, which are not possible for mee to think on: but time and experience will teach you them. And think it not strange if you learne something by shame and losse: for thinges so learned usually are best remembred. So hopeing that myne advise to you herein shall not be altogither cast off, I leave you to God and rest,
5 Eenen vrient geeft den anderen raet, hoe hy in sijnen handel dathy eerst begonnen heeft wel voort sal varen.
Het opschrift. Aen mijn hooch-gheachten en goeden vriendt Sen: F. P. coopman / Tot Hamburgh.
MYn geliefde vriendt. F. P. ghehoort hebbende / dat ghy voor u selfs begonnen hebt te handelen / en dat ghy so grooten en ghewichtighen beroep aenghenomen hebt een coopman aventutier te wesen / [Page 205] heb ick my als verbonden gh [...] acht / my als u. l. vriendt uygevende / oock een out bekenvriendt van u geliefde overleden Vader / my nevens u l. in uwen staet te verblijden / en u l. de beste raet te gheven dat my moghelijck is / tot beter uytvoeringhe van uwen handel. Dat is het gheene ick aen u l. Vader op sijn doodt bedde belooft hebbe / en daeromme hoope ick dat ghy sulcx van my int goede sult aennemen. Laet my u l. dan int eerste raden / dat ghy u niet al te seer en spoet om rijck te worden / want Salomon seght / die sich haestet om rijck te worden sal metter haest tot armoede vervallen. Siet ten eersten wel toe / dat gh [...]de vreefe Gods hebt / hem sonder ophouden dach en nacht dienende / en laet oock de sorgen van dit leven u van gheen ghedeelte der plicht die ghy Godt schuldich sijt / beletten. Weest niet al te gierich om alte vee [...] te doen te hebben: want grooten coophandel veroorsaeckt een mensche haest rijck of arm te worden. Van de onsekerheydt en verganckelicheyt van aertsche dinghen sult ghy u versekeren / en sterc inden geloove enhoope van het eeuwige leven wesen: want cooplieden loopen groote perijckelen / vreesen / en avontueren / en moeten dickwils groote verliesen draghen; en so ghy dan geen fondament voor het toecomende leven geleyt hebt / waert moghelijck dat ghy hier altemets sulcke veranderingen souden ontmoeten die u herte soude doen zitter en heben. Wat ghy by [Page 206] der handt neemt of doet / weest versekert dat ghy alle menschen recht doet: want het beurt selden dat goederen met onrecht verkregen langh voorspoedich zijn. Ontrooft den Prince van sijn tollen niet: want een pont op die maniere ghewonnen kost dickwils wel tien. Handelt niet met bedrieghelijcke / valsche / of datgheen koopmans waer en is. Houdt rechte gewichten / gelijcke wagen / en wettige maten. Neemt goede acht van al het gheene ghy in uwen handel ontfanght en uytgheeft. Hout uwe boecken en reeckeningen bequaem en in goede ordre: want daer bestaet d'eere van een coopman grootelijcx in. Oversiet uwe boecken dickwils / maect dat ghy uwen staet wel kent: want door het versuym vandien / sijnder veele niet alleenlijc bedorven / maer in groote schande vervallen. Waeght o [...] eenen tijt niet meer dan so ghy het quam te verliesen ghy door Godes seghen soudt konnen draegen Maeckt dat het geene ghy avontuert in veele gedeelten sy / op dat so d'eene quam te verongelucken / het andere de schaede mogelijck soude connen helpen draghen. Siet toe met wien ghy handelt / en wien ghy vertrouwt. Vertrowt niemant / of beproeft hem eerst. En tracht oock niet sonder groot ghebreck / van andere vertrouwt te worden: Want hoe vaster ghy in u eyghen schoenen staet hoe minder forgeen hoe meerder eere sult gy hebben weest voor niemandt lichtelijck borghe; want veele lijden daer groote schade door: [Page 207] versoeckt oock lichtelijck niemant borghe voor u te blijven; want d'eene vrientschap eyscht den andere. Weest sorghvuldich na te comen dat gy eens belooft hebt: want cooplieden lijden groote schade door dien sy haer woort niet en houden. Daeromme wanneer ghy eenige betalinge te doen hebt / versorght het in tijt: de sommen en vervaldaghen altijdt in u ghedachten hebbende. Verlaet u tot op het lest op niemant wegens u betalinge: want daer door sout ghy konnen bedrogen worden / en u eygen geloof breken. Weest so sorghvuldich alst moghelijck is / boven de streec van u vermogen niet te handelen. Laet uwe dingen niet te veel op andere staen: maer hebter selve een gestadighe ooghe op. Gaet in uwen dracht / noch boven uwen staet / noch alte veel onder uwe staet: maer hout u inde middelwegh / op dat uwe conscientie niet gequetst en worde / indien ghy quaemt te falgeren. Hevt u eere liever als rijkdom. Tracht niet voor so veele vertrouwt te worden als ghy kondt. Als ghy winste gedaen hebt / looft Godt / en gedenckt den armen. Weest niet overdadich; want dat is verteerende noch te gierich; want dat is verachtelijc. Hout altijt een edel en doorluchtich gemoet door een goet verstant geleyt sijnde. Schuwt quaet geselschap door alle middelen / en onder andere dingen wacht u voor paerden wijn / eii vrouwen: dewelke veele jonghe coplieden bedorven hebben. Stelt een sekeren tijt om gemeenlijck t' huyste wesen / en so het mogelijck is felt niemant [Page 208] te leur op gesette tijden. Verkeert op de beurse en andere plaetsen daer cooplieden by een komen: want afwesen veroorsaect somtijts dat een mensche in twijffel getrocken wordt. So ghy voor anderen handelt / doet voor haer als voor u selven: daerdoor verkrijght ghy vriendenen en goeden naem. Weest versekert dat uwen advijs goedt is / of dattet verandert worde: en wanneer het recht is / komt het sonder missen nae. Reeckent veeltijts met u meesters of cooplieden: want corte rekeninghen veroorsaeckt langhe vrientschap. Daer sijn ongetwijffelt veele andere dinghen / die noodich sijn waer genomen te worden / die my onmoghelijck sijn te bedencken: maer tijdt en ervaerentheydt sullen u die wel leeren. En dunckt het niet vreemt te wesen / dat ghy iets door schande en schade leert: want dinghen op die wijse gheleert / werden best onthouden. Dus hoopende dat mijnen raedt aen u l. in desen / int gheheel niet verworpen sal worden / bevele ick u l. den Heer / een blijve /
6 From one friend to another in way of advise about sale and returne of goods.
LOving friend mr. P. after salutations &c, I give you to know that I have sent you by IN master of the Elizabeth of London, who is now bound for Holland, and to set saile within tw [...] dayes if God permit, the severall goods mentioned in th [...] b [...]ll of lading here in closed, which I pray you receave for my use, and let this be your sufficient order and advise to sell and despose of them for me with all fidelity. And m [...]ke returnes to me in sugars or End [...]goe [...], or tobaccoe, or french wines, or beaver hats and books, as you shal best be able to accommodate your selfe for mine advantage, paying your self all charges and factorage concerning them. I have also charged you with a bill of exchange to pay to mr N at double usance three hundred pounds sterling. If you please to accept it and pay him, you shall doe me a favour, and if the former goods sent you be [Page 210] not yet sold, or amount not to so much, I shall make it good to you when and howsoever you please to charge me with it or any part that you come short. For news we have none at present. the king is still at New castle, but there is no signe or likelyhood of his subscribing to the propositions. The Lord send us an happy peace.
6 Van eenen vrient aen den anderen, raedt ghevende weghens het vercoop en enwederkeeringe van goederen.
WAerde vriendt. Mr. P. na groetenisse &c. Ick loet u l weren dat per. I N. schi [...]per handen Elizabeth van London die tegenwoordich nat Hollan [...] m [...]nt se se [...]en [...]n so he [...] Godt toel [...]et / bin [...]en twee o [...]d [...] da [...]en meent [...]e vertrec [...]n / Ick [...]en u [...] de verscheyden goederen in dese [...]ageslotene cognoffement verh [...]elt / ghes [...]den hebbe / ul. versoechende [...]ie mij [...]enth [...]lven ie wi len ontfangen / en ac desen [...]ne genoechsanie ordre ende [...]aedt sijn om die voor mijn te be [...]oopen en i [...] alle geirouwicheydt te bes [...]eden Er doet mijn wederkeeringhe in suyckeren / of Indigo / of soback / of France wijnen / of hever hoeden / en boecken / soo als ghy best tot mijnen [...]oo deel te rechte sult konnen komen / us [...]fs be [...]alende voor alle de onko en en factorre die angdende gedaen. Ick hebbe u l oock belast me [...] een wisse [...] brief van dry hondert ponden [...]ar mer te betalen aen Mr. N. op dubbel usance So het u [...] be [...]ieft aen te nem [...]n heschiedt m [...] brientschap / en indien de goederen [Page 210] voor desen ghesonden noch onverkocht sijn / of so veel niet en bedraghen / sal icket u l. wederom goedt doen wanneer en op wat wijse u l. my daer mede gelieft te belasten / of soo veel als u l. te kort sult komen. Niews hebben wy tegenwoordich geen. Den Koninc is noch tot Newcasteel / maer daer en is geen teecken of blijck dat hy ondertekenen sal t'geene hem voorgeste [...]t is. De Heere geeve ons een gheluckighe vreede.
An obligation for debt.
I C R. of Amsterdam Inkeeper acknowledge and confes by these presents to bee indebted to the worshipfull L. H of the same city merchaunt, or the bearer here of, the somme of five hundred guldens at 20 stuyvers a peece, and that for a parcell of Borduice wines bought of him and receaved to my content promiseing to pay the said somme at May next coming. And for the same I bind my person and goods present and to come. Renounceing all helps and benefits of lawe any wise contrary hereunto, and particulerly telling the law, that generall renuntiation it of no value, except that the spetiall goe before.
Een obligatie van schuldt.
ICk C. R herbergier in Amsterdam / bekenne ende belijde mits desen schaldich te wesen den eersamen L. H. koopman der selver stede / oft den brengher deses / de somme van vijf hondert guldens tot 20 stu [...]vers 't stuck / ende dat ter saecke van een partije Bordeusz wijnen van hem gecocht ende tot mijn ghenoeghen ontfanghen: belovende de selve somme te May eerst komende te betalen. Ende daer voor verbinde ick mijnen persoon / ende goederen tegenwoordigh ende toekomende / ontseggende alle behulpselen ende voordeelen van rechte desen eenichs [...]s teghenstrijdende / ende bysonder den rechte segghende / dat gemeyne ontsegginghe van geender weerden en is / ten zy dat de bisonderen voor gae.
Another, somewhat shorter, and with severall payments.
I A B. dwelling at Antwerp, acknowledge and confesse to be indebted to H. M. merchaunt dwelling at Vilain, or the bearer hereof, the somme of Thirty pounds ten shillings & sixe pence flemmish coine, and that for five English cloaths which I have bought and receaved of him: of which cloaths I hold my self to be well satisfied. Therfore I promise to pay him or the bearer hereof the said somme in three payments, to wit Ten pounds in the whitsun faire of Antwerp next coming, Ten pounds more at the Baumas faire, and the remainder in the cold faire of Berghen then nex ensueing without any fraud. In witnes of the truth I have &c.
Een ander, wat korrer, ende met verscheydene beralinghen.
ICk I. Bwoonende t'Antwerpen bekenne ende belijde schu [...]dich te zijn H. M coopman woonende te Velaine / ofte den brenger van desen, de somme van dertich ponden chien schellingen ende ses p [...]nningen Vlaemsche munte / ende dat voor vijf Enghelsche lakenen die ick van hem ghekocht ende ontfanghen hebbe: van welcke lakenen ick my wel vergenoecht houde. Daerom beloove ick hem ofte den brengerdeses de voorseyde somme in drije be talinghen te doen / te weten thien ponden in de Antwerpse Pinxter merci eers [...] komende / noch thien ponden te Bamismer [...]t ende de reste in de koude merct van Bergen daer aen volghende sonder eenigh bedroch. In kennisse der waerheyt hebick &c.
An obligation with surety.
We N. I and I B as surety, acknowledge by these presents to be indebted and each one of us for the whole and as principall unto A F accepting the same, the some of 600 Charles guldens of twenty styvers a peece, for a sort of linnen cloth bought by the said N I & receaved to his content. For which debt I the said I B stand surety, and make thereof my proper debt, promising as principall to pay the same unto the said A F or the bearer hereof, within the space of one yeare. Renounceing of the exception of the division, ordinis excussionis, and all others which might stand me in stead against it. Provided that the said N I. doe free and release me therefrom without cost and damage like as I the said N I promise to doe within the space of fifteen moneths. For which we equally bind our persons & goods moveable and immoveable, present and to come. Renounceing all helps and benefits of law any wise contrary hereto, and particulerly telling the law that generall renuntiation is nothing worth except speciall goe before.
Een obligatie met borge.
WY N. I. ende I. B als borghe / bekenne midts desen schuldich te zijn / ende elck van ons een voor al / ende als principael aen A F 't selve aen nemende de somme van 600 Carolus guldens van twintich stuyvers 't stuck / ter sake van een soorte linde laken by den selven N I ghekocht ende tot sijnen ghenoegen ontfanghen. Voor welcke schult ick I. B. voorss borge blijve ende maecke daer mijn erghen schult van belovende die als principael aen den selven A F. oft brenger deses binnen den tijdt van een jaer te betalen / ontseggende de uytneminghen vander divisien ordinis excussionis, ende alle andere die my daer teghen soude moghen te stade komen. Behoudelijcken / dat de selve N. I my daer van kosteloos ende schadeloos ontlaste ende ontstae gelijckerwijs ick N. I. voorsz binnen den tut van vijfthien maenden beloove te doen. Waer voor wy ghelijckelijcken onse persoonen ende goederen roerende ende onroerende / tegenwoordigh ende toekomende verbinden: verwerpende allen behulpselen / ende voordelen van rechte desen eenichsins tegenstrijdende / ende bysonder de rechte segghende dat gemeyne ontsegginghe van gheender waerden en is / ten sy dat bysondere voorgae.
An agreement for hire of an house.
I M. E. acknowledge and confesse to have demised (or let) to the worshipful W. O. an house with a garden scituate in Leyden in the cleare street, called the thousand seats, next door to [...]h [...] N; for the terme of eight years following, beginning at May now next coming 1647, and that for the yearly somme of F [...]fty and sixe guldens of twenty styvers a peece, to pay every half yeare eight and twenty goldens currant money, the first part wherof wilbe due & shal be payd at Alhallowes tyde or the first of November 1647 or within a moneth after that without fraud. Wherewith both partyes being contented, the foresaid demiser and tenant have promised one an other to keep the foresaid condit ons, under bond of their persons, and goods moveable and immoveable present and to come. Renounceing al helps of law any wise contrary hereunto, and particulerly the law saying, tha [...] general renuntiation is of no worth except that the spetial goe alo [...]e.
Voorwaerden van huys huere.
ICk M. E kenne ende belijde verhuert te hebben den eersamen W. O een huys met een hof staende te Leyden in de klare s [...]eegh ghenaemt de duysent vreesen / aldernaest den N voor den tijdt van acht na volghende jaren / ingaende te Mey eerst komende 1647 ende dat voor de somme van ses en vijftich guldens tot twintich s [...]uyvers 't stuck jaerlijcx te betalen alle half jaer acht en twintich guldensin gangbaren gelde / waer van d'eerste pay op alderheyligen dach of op d'eerste Novembr. 1647. verschijnen sal en̄ be taelt moet worden of binnen een maent daer na sonder bedroch. Waermede beyde partyen te vrede zijnde / de voorsz heurder en verhuerder malkanderen belooft hebben de voorschreven voorwaerden te onderhouden onder verbintenisse van haere persoonen / ende goederen / roerende ende enroere [...]de / teghenwoordige ende toekomende. Verwerpende alle be [...]ulpselen van rechte desen eenighsins tegens [...]rijdende / ende b [...] sonder den rechte seggende / dat gemeyne ontsegginghe van gheener waerden en is ten sy da [...]ter bysondere voorgae.
An acquittance for house rent.
I R P acknowledge by these presents to have receaved of the worshipfull O T. the somme of eightie and three guldens for an half years house rent due for the dwelling house of the said O T sciruat in Peter and Iames street in Amsterdam now at May 1646.
Quijtscheldinge van huys huere.
ICk R P bekenne mits defen ontfangen te hebben vanden eersamen O. T. de somme van dry en tachentich guldens voor een half jaer huys huere in Mey 1646 verschenen voor het huys daet de voorschreven O T inwoont staende in Pieter Iacobs straet tot Amsterdam.
An acquittance for debt.
I A B dwelling at Bridges, acknowledge & confes by these presents to have receaved of I G. dwelling at Antwerp, the [Page 215] somme of ten guldens of twenty styvers a peece, which I lent him (or which he was indebted to me) wherof I have lost the obligation which was dated the tenth day of April in the yeare 1644. Of which somme, and of all other debts which hee ha [...]h owed mee to this day, I hold my self well satisfyed, and acquit him of al.
Quijt-scheldinghe voor een schult.
ICk I B. woonende te Brugge bekenne ende belijde mits defen van I G. woonende tot Antwerpen ontfangen te hebben [Page 215] de somme van thien guldens van twintich siuybers 't stuck die ick hem geleent hadde (oft die hy my schuldich is gheweest) waer van ick de obligatie verloren hebbe dat op den tienden dach Aprilis in 't jaer 1644. gedateert was Door welcke somme ende voor alle andere die hy my tot nu toe schuldich is geweest ick my voldaen houde / ende hem van alles qu [...]tschelde.
A clearing of an accompt.
THis day the fift of September 1646 have we V F. and G. H. agreed together in friendship and have reckoned from the begining to the end for certaine disbursed moneys, dyet, chamber rent, and otherwise, which I V. F demaunded and he remained indebted to mee by the end of the accompt for the somme of 25 guldens, which I acknowledge to have receaved, and by this all our reckonings are dead and to nothing, and all that was standing out between us satisfied. Acted in Amsterdam in the [Page 216] [...]o [...]s of A. R in pr [...]s [...]pher of A. B and N. [...]. [...]. witness [...] the Fift of September 1646. V. F G. H.
Een af-rekeningh.
OP huyden den vijfden Septembris 1646. zijn w [...] D. F. ende G H. minnelijck over een ghekomen / ende van alles tot alles afgherekent voor verschoten penninghen / mondt kosten / kamer huer / ende andersins / die ick D. F. was e [...]sschende / ende hy my [...]ot slot van rekeninghe schuldich bleef voor de somme van 25 [...]uldens / welcke somme ick bekenne ontfanghen te hebben / ende hier mede fijn alle onse reckeninghen doodt ende te niet / ende alles wat wy met malkanderen hadden uytstaen voldaen Aldus ghedaen binnen Amsterdam ten [Page 216] huyse van A R in de teghenwoordicheydt van A B. ende N. L. als ghetuyghen / den vijfste Septembris 1646. D. F. G H.
A bill of lading after the Hollands manner.
I I P. of Amsterdam master under God of my ship called the Saint Peter, at this present lying ready in the river of Amsterdam to saile with the first good winde which God shal give toward London, where my right unlading shalbe, acknowledge and confes that I have receaved und r the ha [...]ches of my foresaid ship of you S. I. merchaunt, to wit foure pipes of oile, two chests of linnen, sixteen buts of Currents, one ball of carvase, five bals of pepper, thirteen rings of brasse wye [...], fiftie bar [...] of iron, al dry & wel conditioned marked with this marke standing before. All which I promise to deliver (if God give me a prosperous voyage with my foresaid ship) at London aforesaid to the worshipful Mr. A I. to his facts of or assignes, paying for the fraight of the aforesaid goods 20 ss by the run. And for the performance of this before written, I b [...]d my self and all myne estates and my foresaid ship with all its appurtenances.
Een (Connossement (of vracht brief) op d' Hollantsche maniere.
ICk I P van Amsterdam [...]chipper naest Godt van mijnen Schepe ghenaemt de Sinte Pieter als nu ter tijdt ghereet ligghende inde rivier van Amsterdam om metten eersten goeden wint die Godt verlenen sal te se [...]len na London a [...]waer mijn rechte ontladinge zijn sal / oorkonde ende kenne da [...] ick ontfanghen hebben onder den overloop van mijn voorsz schip van u S. I. coopman te w [...]ten vi [...]r pijpen Oly / twee cassen lijnwaet / ses [...]ien botten cordenten / een baal canifas / vijf baelen peper / derthien ringen cooper draedt / vijftich s [...]aven yser / al droogh ende wel gheconditione ert gemerckt met dit voors [...]aende merck. Alle de welcke ick beleve te leveren (indien mijn Godt met mijn voorschreven sch [...]y behouden reyse verleent) tot London voorszaen den eersamen St A I. fijnen factoor ofte ghedepe teerden / mits betalende voor vracht van dit voorsz goet 20 sꝪ per vat. Ende om 't geene voorsz is te voldoen / verbinde [...] my selven alle mijn goet e [...] mijn voorsz. Schip met alle sijn toe behooren.
A bill of lading after the English forme.
SHipped by the grace of God in good order and well conditioned by me F P. in and upon the good ship called the Elli [...] or of Pool, whereof is master under God for this present voyage I. C, and now riding a [...] anchor in the Mase, and by God's grace b [...]nd for Southampton, to say two fats contayning 550 l [...] of fl [...]xe, and two bags with r [...]li. of nutmegs, be ng marked and nombered as in the margent, and are to be delivered in the like good order and wel conditioned at the aforesaid port of Southampton (the danger of the seas only excepted) unto Mr. I C and Mr. W W or to their assignes hee or they paying straight for the sa d goods according to custome with primage and avarage accustomed.
Een Connossement (of vracht brief) op d'Enghelsche maniere.
ICk F P hebbe door de geande Godes in goede ordre en wel gecondi [...]ioneert gescheept in het goede Schip ghenaemt d'Ellino [...]r van Poel waer op is [...]oor dese tegenwoordige reyse mee [...]et of Schipper naest Godt I. C. en nu op de Mae [...]e te [...]ncker ligghende / en door God [...]s g [...]nade [...]ae Southampton meent te se [...]en te weten / twee vaten in achoudende 550 li blas en twee sac [...]kens met 50 [...] noten muscha [...]en ghemerckt en gerombreert a s op de kam [...]en moeten in ghe [...]cke [...]o [...]de ordre en conditie (u [...]tge [...]omen de perijculen der Zer) inde voorss haven van Southampton aen Mr. I C. en Mr. W W. of die sy ordonneren fullen ge [...]evert worden / hy ofte s [...] voor bracht der voorsz goederen volghens cos [...]u [...]m be talende me [...] priem gelden avarie nae behooren.
A Bill of exchaunge. London the 20 Februarij 1645. for li 100 starlinge at. 38 sꝪ. 2 d flemish.
AT double usance pay this my first of exchange to Mr. D. D. or assignes one hundred pounds starlinge at thirty eight sꝪ. two pence Flemish for th [...] valew of Mr. N. A. and place it to myne accompt as per advise.
Een wissel brief. London ady 20 February 1645. voor li 100. starlinex a. 38. ss 2 d vlaems.
OP dobbel uso betaelt desen mijnen eersten wissel brief aen Sr. D. D. of ordre hondert pond [...]n steerlinex tot acht en dertich schellinghen twee grooten vlaems. de waerde van Sr. N. A en stelt het op rekeninge als peradvijs
Another In Amsterdam the 5. Septemb. 1646. For li 100 starlinge.
AT usance not having my first pay this my second of exchange to Mr. P. L. o [...] assignes one hundred pounds sterling the valew received here of Mr. I. H. make [Page 219] good payment and place it to accompt as per advise.
Een ander.
voor li: 100. starlinxs.
OP uso mijn eersie niet hebbende / betaelt dese mijne tweede wissel brief aen Sr. P L of ordre hondert ponden steerlincx de waerde alhier ontfangen van Sr. I. H. Doet goede [Page 219] betalinge en stelt het op rekeninge als per advijs.
An assignation.
Mr. C. L. bee pleased to pay to Mr. H. G. or to the bearer hereof fower hundred and fifty guldens and it wilbee as satisfactory as payd to my self.
Een ghelt bewijs.
Sr. C. L. u l. gelieve aen Sr. H. G. of aen thoonder deses te betalen vierhondert vijfftich guldens en het sal u l. teghens my voor goede betalinghe verstrecken.